Leest u dit met een smartphone?
Met (enkele) smartphones moet u zelf uitmaken welke modus voor u geschikt is
Mag in ons land een koning een beroep doen op zijn geweten om een door de twee kamers aangenomen wetsontwerp of wetsvoorstel niet te ondertekenen? Feitelijk kan dat. Uit de besprekingen van het Nationaal Congres in 1830 blijkt dat men toen ervan uitging dat de vorst dit vetorecht bezit. Het is evenwel sinds 1884 in onbruik geraakt. Dinarso voerde op 4 april 1991 een opiniepeiling uit waaruit bleek dat 52 van de 100 ondervraagden van oordeel zijn dat de koning op grond van morele bezwaren mag weigeren een wet te ondertekenen. ‘Nee’ werd door 32% geantwoord, terwijl 17% het niet wist. Koning Boudewijn is er duidelijk van overtuigd dat hij over een vetorecht beschikt en heeft daarvan gebruik gemaakt. De democratische besluitvorming inzake abortus moet wijken voor zijn ethische overtuiging, vindt hij, en hij legt in zijn brief aan premier Martens uit waarom. Onze eerste burger is blijkbaar een zeer principieel man. Is hij bewerkt door kwaaie politici, die hun verlies niet konden aanvaarden of werd hij gedreven door een innerlijke stem? Laten we het laatste maar voor waar houden.
Het jaar 1830 ligt in een ver verleden. De tijden zijn veranderd. Onze grondwet is verouderd, want niet tot op het bot democratisch. Hoewel de koning volgens onze constitutie de ondertekening van een wetsontwerp of wetsvoorstel kan weigeren is dat om redenen, die verband houden met de essentie van een modern politiek bestel, onverantwoord. Als men het basisprincipe aanvaardt dat de volkswil in laatste instantie soeverein is, mag een vorst de totstandkoming van een door de meerderheid gesteund wetsontwerp of wetsvoorstel niet blokkeren. ‘Sinds 1789 is niet de prins, de koning of de keizer maar wel de souvereine volkswil de laatste maatstaf der dingen,’ schreef Paul Goossens terecht in De Morgen van 5 april 1991. Veel serieuze grondwetspecialisten beamen dat: Senelle, emeritus van de Gentse universiteit, Périn uit Luik, Rimanque uit Antwerpen.
De koning wordt zelfs niet gevolgd door André Molitor, die tot 1977 zijn kabinetschef was. Molitor schreef een boek, La fonction royale, dat voor ingewijden een standaardwerk is. Hij stelt dat, als de koning niet optreedt als privépersoon maar als vorst, dit is als vertegenwoordiger van een publieke instelling – wat onmiskenbaar het geval is bij het ondertekenen en afkondigen van nieuwe wetten – hij de parlementaire meerderheid, die de expressie is van de wil van de natie, moet volgen. Sterker nog, de koning mag zich niet publiek mengen in polemieken over wetten en moet, ik citeer: ‘Zijn ministers volgen als die het vertrouwen van het parlement hebben, ook al bevallen de voorgestelde maatregelen hem niet’ (p. 49).
De koning blijft dus ongetwijfeld het recht hebben om een wetsontwerp of wetsvoorstel niet te ondertekenen, maar in dat geval moet hij aftreden. Waarom deed Boudewijn dat niet? In zijn brief van 30 maart 1991 aan premier Martens vraagt hij zijn gewetensnood juridisch in te kleden. Geen sprake van ontslag. Eigenaardig. Er moest blijkbaar iets exceptioneels worden bedacht. ‘Ze zijn weer aan het knoeien,’ hoorde ik in de file voor de kassa van de GB. In De Morgen van 5 april 1991 stond zelfs dat onze vorst na de operatie weer als koning wilde fungeren zonder de kamers bijeen te roepen.
De man die premier Martens uit de nood hielp is, naar men zegt, André Alen, secretaris van de ministerraad en hoogleraar grondwettelijk recht in Gent en Leuven. Als de koning de abortuswet weigert te tekenen, stellen wij, de regering dus, dat zijne majesteit in de onmogelijkheid verkeert om te regeren en kunnen we artikel 82 van de grondwet over dit soort situaties toepassen. Onze vorst reed in de gracht maar wij ‘depanneren’ hem wel met de volgende truc: als hij niet wil tekenen en goed weet wat hij doet, zeggen wij dat hij in de onmogelijkheid is om te regeren. Iets heel anders, uiteraard, want hij was juist heel bewust tegen ons aan het regeren, ‘mais enfin, chers compatriotes, il faut bien se débrouiller’. Aardiger kon het niet.
Alen vond de nooduitgang en doceert rustig verder in Gent en Leuven over hoe het grondwettelijk moet. Als de koning weigert te tekenen, doen wij ministers dat voor hem, maar dan is hij eventjes geen koning. Zodra de wet zonder zijn handtekening in het Staatsblad is verschenen, laten we hem terugkomen en alles is zoals weleer. Een onweerachtige week en de schijn is gered.
Alen bedacht een goocheltruc en boekte succes. Hij werd gesteund door Martens, Spitaels en Tobback omdat de koning toch op een of andere manier gecounterd en tegelijkertijd geholpen moest worden. Iedereen weet dat in die operatie het begrip ‘onmogelijkheid om te regeren’ misbruikt werd.
De congresleden van 1830 dachten aan geestesziekte – het geval George III in Engeland -; tijdens de laatste wereldoorlog ging het in ons land over de zeer reële onmogelijkheid om te regeren door Leopold, die door de Duitsers gevangen was genomen.
Geen fysieke of psychische onbekwaamheid maar een daadwerkelijke politieke onmogelijkheid. Toen Boudewijn gewetensdruk aan het lijstje wou toevoegen, werd het begrip onmogelijkheid duidelijk verkracht.
Périn van de universiteit Luik heeft Alen op zijn nummer gezet: het gewetensprobleem van de vorst is geen geval van onmogelijkheid en heeft dus met artikel 82 van de grondwet niets te maken. Hij wordt in die opvatting gesteund door Senelle en Rimanque. Alen heeft een gevaarlijk precedent geschapen.
Het was me wel het weekje, van 1 tot 8 april 1990 in het Belgiekske. De mini-koningskwestie was een storm in een glas water. Natuurlijk moest en zou alles ‘gearrangeerd’ worden. Volgens De Morgen van 5 april werd de zondag voordien overwogen om kardinaal Danneels naar de koning te sturen om hem tot andere gedachten te brengen. Stel je voor, Danneels met als opdracht het verdedigen van een vrijere abortuswet. In de verenigde kamers was er geen enkele stem tegen het regeringsvoorstel. Het Vlaams Blok had de zaal verlaten en Agalev onthield zich ingetogen. Hoe zou een correcte behandeling van deze affaire er hebben uitgezien? Als de koning hardnekkig zou blijven weigeren de toekomstige wet te tekenen, had hij moeten aftreden. De kamers hadden dan een regent moeten aanstellen, die wel bereid was zijn handtekening te plaatsen. Achteraf kon dan eventueel een methode bedacht worden om Boudewijn te laten terugkeren.
Natuurlijk is een grondwetswijziging nodig om een herhaling van het gebeurde te vermijden. Marijke Van Hemeldonck stelde voor om van de koning een soort notaris van het parlement te maken. Van een constitutionele aanpassing zal er voorlopig wel niets terecht komen.
Ook in 1991, onder dezelfde premier, werd er duchtig door onze hoogste beleidslieden geknoeid. Ik denk aan de vorming van regionale ministercomités in de regering. Senelle was weer op post en protesteerde heftig tegen dat ongrondwettelijk gefoefel. Terecht. Martens zal er al lang spijt van hebben maar dat is zijn zaak.
Nette mensen houden niet van knoeien en ze hebben geen ongelijk.
Tekst voor de VPRO, programma De Vlaamse Connectie
Uitgezonden op 7 mei 1990
Herziene versie