Bron: Vlaams Marxistisch Tijdschrift, 1982, nr. 5, december, jg. 16
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Leest u dit met een smartphone?
Met (enkele) smartphones moet u zelf uitmaken welke modus voor u geschikt is
De KPE is een eenheidslijst die te Gent gevormd is n.a.v. de gemeenteraadsverkiezingen van 10 oktober 1982. Ze is samengesteld uit de KP, de RAL en een aantal onafhankelijken uit diverse sectoren.
De positie van die onafhankelijken blijkt vaak tot misverstanden te leiden. Daarom is het belangrijk deze positie enigszins te verduidelijken.
Wij hebben ons bij deze lijst aangesloten omdat wij grondig overtuigd zijn van de noodzaak te komen tot een brede eenheid tussen de progressieve en linkse partijen en groeperingen. Deze eenheid zien wij zeer breed, met name gaande van de zogenaamde ‘uiterst linkse’ partijen tot en met de progressieve christenen en de socialistische beweging.
Als eenheidslijst is de KPE de eerste en de enige lijst te Gent die verschillende arbeiderspartijen verenigt, en daarom hebben wij onze steun aan deze lijst toegekend.
We zien deze lijst echter alleen maar als een begin, als de allereerste daadwerkelijke aanzet tot voormeld eenheidsfront.
In verband met de poging die voordien te Gent is ondernomen om tot een breder front te komen, dienen we te bekennen dat de meesten van ons niet bij die poging en de daaropvolgende breuk betrokken waren. Wij wensen echter zeer expliciet te stellen dat wij de breuk betreuren maar er ons niet zullen bij neerleggen. Voormelde handicap kan echter tegelijkertijd een voordeel inhouden. Wij menen dat het op dit ogenblik belangrijker is te kijken naar wat in de toekomst nog mogelijk is, in plaats van te blijven bekvechten over de eigenlijke verantwoordelijken voor de vroegere breuk. Wij hebben ons, na de breuk, aangesloten bij de enige nog bestaande eenheidslijst verbonden met de arbeidersbeweging, met name de KPE.
Daarom ook hebben we reeds vóór de gemeenteraadsverkiezingen een oproep gedaan tot de andere progressieve lijsten om terug samen te werken en ook nu, na de verkiezingen, zullen wij elk initiatief om de eenheid opnieuw leven in te blazen, actief steunen. De overeenkomsten tussen de programma’s van de verschillende progressieve lijsten zijn volgens ons een voldoende verantwoording voor deze eenheidswil.
Ondanks het feit dat wij uit zeer verschillende sectoren komen, hebben wij, na onze eerste gesprekken, gemeenschappelijke punten gevonden.
Eerst en vooral moet duidelijk gesteld worden dat wij ons als onafhankelijken in een contradictorische situatie bevinden.
Wij zijn niet partijgebonden; de meesten onder ons hebben – om verschillende redenen – een zekere afstand gevoeld tegenover de machtsapparaten die partijen als zodanig zijn en moeten zijn. Wij wensen geen macht als onafhankelijken; wij wensen een raadgevende, bemiddelende rol te spelen. Wij geloven grondig in de basisdemocratie, dus niet in een democratie die erin bestaat zich om de 4 of 6 jaar te onderwerpen aan nieuwe (of andere) heren en dames die in de kortste tijd om tactische redenen hun verkiezingsbeloften vergeten. Wij willen een maatschappij in socialistisch zelfbeheer en menen dat alles wat vóór het volk gedaan wordt, vergiftigd wordt als het niet door het volk gedaan wordt. Daarom is het ook geen toeval dat ons optreden samenvalt met de gemeenteraadsverkiezingen. Macht van de basis impliceert nl. ook kleinschaligheid; beslissingscentra dicht bij degenen over wie besloten wordt; mogelijkheden voor iedereen om dicht bij huis informatie te vergaren en deel te nemen aan de beslissingen. De meesten onder ons hebben voorbeelden: sommigen denken bv. aan Rosa Luxemburg; anderen aan het radencommunisme van Anton Pannekoek en Herman Gorter, nog anderen aan een geradicaliseerde en dus een getransformeerde sociaaldemocratie; sommigen dan weer meer anarchiserend. Maar ieder van ons is grondig antiautoritair. Daarom precies zijn wij niet partijgebonden.
Maar – en dit is een novum – we hopen niet al te onrealistisch te zijn. We weten dat, in deze maatschappij, nu en hier, organisatie nodig is. Daarom hebben wij als ongeorganiseerde groep, bijna als parasieten, van de infrastructuur van KP-RAL gebruik gemaakt. Wij geloven dat deze partijen een innerlijke dialectische transformatie ondergaan (nog voor enige jaren was hun samenwerking ondenkbaar) en die evolutie maakt dat ze ons niet alleen gebruiken of dulden maar dat ze ons terzelfder tijd ook helpen.
En – als we erin slagen ook nu, na de verkiezingen, samen te blijven – hopen wij dat ook wij aan hen een bescheiden bijdrage kunnen leveren.
In een aangrijpend gedicht ‘Aan de later geborenen’, zegt Bertolt Brecht: ‘Het is ons, die de broederlijkheid voelden, niet gelukt broeders te zijn.’ Dit is lang waar geweest voor de KP en de RAL; het wordt steeds minder en minder waar. Wij zouden ons best willen doen om in die richting iets te ondernemen.
Naast het antiautoritair basissocialisme dat ons zo centraal lijkt, zijn wij, onafhankelijken van de KPE, er ook van overtuigd dat de arbeidersbeweging in een stadium gekomen is waarin het werk aan de bovenbouw (inzonderheid onderwijs en cultuur) uitermate belangrijk is. De revolutie staat immers niet voor de deur en de klassebewustwording van de arbeiders hangt, naast de dagelijkse strijd in het economisch leven, ook van pedagogisch en cultureel werk af. Mogelijke latere coalities met andere onderdrukte groepen, zoals de ‘kleine middenstanders’ zullen dan ook sterk bepaald worden door de vorm en de graad van deze bewustzijnsvorming.
Mede vanuit onze beroepsbezigheden willen we daarom, meer dan dit traditioneel in KP en RAL gebeurt, enkele stellingen naar voren brengen.
Het onderwijs dat wij nu kennen is, vanaf het stadium van het middelbaar onderwijs gekenmerkt door
+ fragmentatie, er is nl. geen band tussen de diverse vakken;
+ hiërarchie, bv. de strakke structuur bestuur -leerkracht – leerlingen;
+ isolatie, waarmee we doelen op de sterke scheiding tussen school en maatschappij;
+ bureaucratie.
Dit heeft een verlaging van het peil en van de inzet tot gevolg, zowel bij de docent als bij de leerlingen en maakt een werkelijke vorming, op basis van collectief gesloten afspraken tussen autonoom-kritische en sociaal ingezette mensen, onmogelijk.
Wij staan dus een geïntegreerd onderwijs voor, waarbij groepen leraars uit verschillende specialisaties samenwerken, een onderwijs dat niet uitsluitend gedomineerd wordt door de grillige economische noden, en anderzijds niet wereldvreemd staat tegenover de maatschappelijke behoeften, een niet-hiërarchisch onderwijs waarin de rol van inspectie en directie wordt geminimaliseerd en groepscontacten tussen klassen worden bevorderd, een experimenteel onderwijs dat niet zoals het VSO van bovenaf met een maximum aan participatie van leerlingen, leraars, niet-onderwijzend personeel, en ook van ouders in de besluitvorming.
In de kunstproductie, die thans beheerst wordt door commerciële managers, wordt een ‘elitaire’ kunst artificieel onderscheiden van een zogenaamde vulgaire kunst. Echter, het volkomen falend cultuuronderwijs, -opvoeding en -beleid, maakt dat het grote publiek de hedendaagse meer gesofisticeerde kunstuitingen ervaart als ‘moeilijk’, ‘intellectualistisch’, ‘marginaal’. In tegenstelling tot de massacultuur zijn zij evenwel geen toevallig decorum. maar eisen aandacht, inzicht en inlevingsvermogen.
Een progressief cultuurbeleid moet dan ook de eigentijdse kunstuitingen promoveren. De bijdrage van de kunstenaars aan de maatschappij moet door de socialisering van de kunstproductie opnieuw ten volle worden gewaardeerd en deze kunstenaars moeten kunnen rekenen op gemeenschapsmiddelen om te leven en te werken.
Anderzijds moet zo’n progressief cultuurbeleid afstappen van prestigeprojecten. De kunstenaar in eenieder moet gestimuleerd worden. Musea: ja. Maar niet de musea alleen. Wij willen een kunst in de stad, in het leven ingewerkt. De kunstenaar steunen: ja. Maar dan zoveel mogelijk de kunstenaar in alles stimuleren, waarbij geen nadruk wordt gelegd op topprestaties, maar wel op zinvolle levensverrijking bij zoveel mogelijk mensen.
Aldus moet de kunst bijdragen tot de creatie van een nieuwe authentieke volkscultuur, die de actieve deelname en beoefening van een maximaal aantal individuen moet beogen. Kunst moet een gemeenschapsgoed worden.
Op Gents vlak streven wij dan ook naar een gedecentraliseerde culturele infrastructuur, een vlottere terbeschikkingstelling van ruimtes voor allerlei culturele manifestaties, een gecoördineerd evenwichtig theaterbeleid, gekoppeld aan een niet-discriminerende subsidiepolitiek en, vooral, de aanmoediging van publieksparticiperende projecten.
Een dergelijk democratisch cultuurbeleid dient dan ook geïntegreerd te worden met een onderwijsbeleid zoals dat hierboven kort geschetst is.
Uiteraard gelden soortgelijke opmerkingen voor andere ‘bovenbouw’-voorzieningen, zoals de juridische en de medische sector.
In beide gevallen staan wij een hulpverlening voor waarbij de patiënt/rechtzoekende veel actiever bij de probleemoplossing wordt betrokken. De huidige bevoogdende aanpak in beide sectoren leidt ertoe dat de betrokkene gestigmatiseerd wordt. Hij moet zich als ‘onwetende’ wenden tot dure, geïsoleerde, zogenaamd geleerde specialisten die de gestelde problemen ‘oplossen’ zonder enige inspraak van de betrokkene zelf.
Een daadwerkelijke democratische en ontvoogdende juridische en medische hulpverlening houdt o.i. in dat de betrokkene zelf als probleemoplosser fungeert, waarbij hij hooguit door ‘meer-bevoegden’ wordt bijgestaan.
Uiteraard vergt dit grondige wijzigingen in de organisatie van beide beroepen, zoals o.m.:
- het op grote schaal uitbreiden en gratis maken van de eerstelijnshulp, waarbij die hulp wordt opengetrokken naar andere disciplines en multidisciplinair wordt aangepakt (een probleem is slechts zelden alleen juridisch of alleen medisch);
- het streven naar een minimaal beroep op de tweedelijnshulp, waarbij de betrokkene zelf actief kan optreden. Dit betekent o.m. dat het pleitmonopolie van de advocaat fel wordt afgezwakt, of zelfs opgeheven. Tevens dient de juridische en medische wetenschap begrijpelijk worden gemaakt voor elkeen die het begrijpen wil;
- het afbreken van de strikte hiërarchische corporatistische structuren (o.m. afschaffen van de Orde der Geneesheren en de Orde der Advocaten);
- het invoeren van een daadwerkelijke verantwoordingsplicht waarbij de ‘specialist’ werkelijk verantwoordelijk kan worden gesteld.
Een dimensie die de arbeidersbeweging tot nu toe bijna onaangeroerd liet is die van de wetenschapsbeoefening. Nochtans is de kennisverwerving en de eruit voortkomende techniek een van de dominerende oorzaken van de ontwikkeling van het kapitalisme. Wat, door wie en hoe het onderzocht wordt en hoe de praktische kennis van de gewone man tot zijn recht kan komen en tegelijkertijd verrijkt wordt door en verrijkend is voor de kennis van de specialist, deze vragen behoren tot de prioriteiten van de arbeidersstrijd.
Door de druk die de technologie en de wetenschap op de bevolking uitoefent en het elitair karakter van het aristocratisch geadministreerd en beoefende onderzoek, worden vele onderwerpen niet behandeld. Alles wat de mens- en maatschappijwetenschappen betreft wordt onderdanig gemaakt aan de meer industriegerichte natuurwetenschappen en in onverstaanbare taal verborgen.
Het formuleren van een werkelijke wetenschapspolitiek is geen luxe voor de arbeidersbeweging: ze bepaalt mede de toekomst van de arbeider. De vijandschap die men nu overal aantreft tegen de wetenschap en de techniek kan alleen overwonnen worden als de kennis van de niet-specialist gevaloriseerd wordt, als de kennis naar de niet-specialist gebracht wordt en als de prioriteiten in het onderzoek mede door maatschappelijke behoeften bepaald worden.
Wij zien in de in België nog zo weinig ontwikkelde wetenschapswinkels een eerste stap in deze richting en menen dat ook hier (het sturen van het technologische door de besturing van de wetenschappelijke ontwikkeling) essentiële bijdragen van de arbeidersbeweging moeten komen.
Nu de politiek van onze regeringen de wetenschappelijke arbeid grondig ondergraaft, moeten alternatieve vormen voor het voortzetten van kleinschalige maar sociaal nuttige wetenschappelijke arbeid worden gevonden.
Waar echter niet alleen over feiten of theorieën, maar over waarden en beslissingen wordt gedacht, moet het inzicht van de ‘leek’ ten volle worden erkend.
De arbeidersbeweging heeft in de 19e eeuw (men hoeve maar aan Marx en Engels te denken) de verbinding van arbeidersstrijd en wereldbeschouwing nooit over het hoofd gezien. Door een dogmatisering van de ideologie in de staten van het reële socialisme en door een opportunistische vervlakking in de sociaaldemocratie, is deze band echter in grote mate verloren gegaan en slechts bij een kleine elitaire groep intellectuelen blijven leven.
Wij menen, precies door het reeds eerder vermeld belang van de strijd aan de bovenbouw, dat ook hier nieuwe perspectieven moeten kunnen geopend worden, en wel op twee gebieden:
a. de sociale strijd is ook een psychische strijd, en psychische strijd is ook sociale strijd. In het politieke partijwerk moet de band tussen het private en het publieke worden onderstreept. Inderdaad, een andere maatschappij willen is ook anders leven, zowel innerlijk als uiterlijk, en inzien hoe sociale problemen psychische problemen worden en omgekeerd. Het gaat hier dus over een transformatie van het mens-zijn zelf;
b. Op het meer onpersoonlijke vlak ontmoeten we in onze omgeving zowel christenen als antiklerikalen, de zgn. vrijzinnigen.
Alhoewel de meesten van ons als marxisten ook atheïsten zijn (er nochtans de nadruk op leggend dat communisme en anarchisme niet onverenigbaar zijn met een sacraal levensgevoel), vinden we het uiterst belangrijk ons solidair te verklaren met:
- die christenen die ingezien hebben dat christendom socialisme insluit;
- die vrijzinnigen die zich niet uitsluitend als antiklerikalen opstellen, maar die inzien dat het vechten voor een vrije, kritische en zoekende mensheid eveneens het socialisme veronderstelt (wat dan meebrengt dat een samenwerking tussen religieuze socialisten en bewust vrijzinnige socialisten zelfs een onvermijdelijkheid wordt).
Hoe kunnen we ontdekken wat van al deze bekommernissen bij de basis leeft en hoe kunnen we overdragen wat ons zo essentieel lijkt?
Uiteraard geldt ook het feminisme voor ons als prioritair strijdpunt. De feministisch-socialistische groepen (fem-soc), als autonome vrouwenbeweging, stelt duidelijk dat de vrouwenonderdrukking niet in het kapitalisme kan opgelost worden en dat onze samenleving niet alleen kapitalistisch, maar ook patriarchaal is. Dit laatste wordt door de arbeidersbeweging vaak vergeten. Het opheffen van de arbeidersonderdrukking is nog niet de opheffing van het patriarchaat.
In de recente strijdbeweging tegen de volmachttreinen liet de vrouwenbeweging zich niet onbetuigd. De acties van ‘Vrouwen tegen de Crisis’ tonen aan hoe belangrijk de eenheid van ABVV, ACV en basisgroepen is om ook de vrouwenstrijd daadwerkelijk vooruit te halen.
Wat de politieke strijd betreft, betekent de steun aan een eenheidslijst als de KPE logischerwijze een alternatief politiek verlengstuk voor de verdere strijd van de vrouwen tegen de crisis.
Wij staan, als onafhankelijken van de KPE, principieel achter de autonome vrouwenbeweging, zoals de fem-soc, en ijveren er zodoende voor de band tussen socialisme en feminisme reëel te versterken. Zo worden vrouwenstrijd en het politiek alternatief verenigd, hetgeen een reële tegenzet betekent voor alle eenzijdige ‘stem-vrouw’-acties.
De huidige economische crisis treft o.m. de vrouwen zeer sterk. Zowel het recht op werk als het recht op dop worden op de helling gezet. Ook breidt de sociale crisis zich uit, en zijn vrouwen o.m. opnieuw het gevecht begonnen rond de abortuskwestie, zeker nu de processen hervat zijn en er zware straffen zijn gevallen.
Wij pleiten dan ook voor vrije abortus in gemeentelijke centra die zelfbestuur hebben en waar de nodige medische en psychologische begeleiding voorzien is. Dit dient gekoppeld aan een degelijke seksuele voorlichting en vrije verspreiding van voorbehoedsmiddelen, ook voor minderjarigen.
Verder eisen wij o.m.:
- een verhoging van het aantal vrouwelijke tewerkgestelden, waarbij de wetten op de gelijke behandeling van beide geslachten volledig gerespecteerd worden;
- de opheffing van elke discriminatie t.o.v. andere samenlevingsvormen buiten het huwelijk (homoseksualiteit, alleen leven, samen leven, in groep leven, enz.) Dergelijke discriminatie komt tot uiting o.m. in woongelegenheid, werkgelegenheid en wetgeving;
- de opheffing van de discriminatie van het natuurlijk kind;
- de uitbreiding en de evenwichtige spreiding van goedkope en pedagogisch verantwoorde centra voor kinderopvang en ruimtes voor speel- en ontspanningsmogelijkheden;
- een sociaal gemeentebeleid, met een dienst voor rechtshulp en gezinsplanning, en de mogelijkheid tot recreatie en permanente vorming voor vrouwen.
Naast deze belangstellingssfeer, lijkt ons echter dé grote gebeurtenis van de laatste twintig jaar, samen met het feminisme en de massale vredesbeweging, de opkomst van de ecologische beweging te zijn. Er mag geen rood zonder groen, geen groen zonder rood zijn.
Onze steden worden zó onmenselijk, ons land wordt zó bedreigd, en niet alleen door kernafval maar ook door meer alledaagse zaken, zoals meststoffen en autovervoer, dat het bijna te laat is.
Een van de hoofdprioriteiten van de arbeidersbeweging moet erin bestaan aan te tonen dat het kapitalisme milieubehoud onmogelijk maakt, en dat milieubehoud geen anti-industrialisme, maar wel het opbouwen van milieuvriendelijke industrieën inhoudt, die ook arbeidsintensief en kleinschalig kunnen zijn.
De arbeidersbeweging moet inzien dat haar strijd noodzakelijk solidair moet zijn en parallel moet gaan met de strijd van de consumentenbewegingen voor een verbetering van de levenskwaliteit, en omgekeerd.
De derde technologische revolutie – die van de volledig geautomatiseerde en computerbestuurde bedrijven – zal in de volgende jaren het aanzien van onze hooggeïndustrialiseerde maatschappij grondig veranderen. Deze razendsnelle evolutie is onomkeerbaar en niet negatief in zich, maar het is wel duidelijk dat het een sociale ramp wordt indien de arbeidersbeweging geen dwingende controle verwerft over deze ontwikkeling, indien ze haar alternatief in de zin van de socialisering van de productiemiddelen niet kan waarmaken. De keuze is die tussen een sociaal inferno of een nieuwe humane beschaving gesteund op een hoogwaardige technologie ten dienste van alle mensen.
Indien de arbeidersbeweging machteloos toeziet en het crisiskapitalisme verder laat wegrotten, dan krijgen we tegen de eeuwwisseling een leger van verpauperde, kansloze paria’s, de slachtoffers van een massale, permanente en geïnstitutionaliseerde gedwongen werkloosheid, in het gunstigste geval behoorlijk ‘onderhouden’ en onder de duim gehouden door een min of meer autoritair politieregime. Zij zullen met afgunst kijken naar de kaste der ‘geprivilegieerden’, die hun dagen zullen vullen met inhoudsloze, mentaal uitputtende arbeid als controlerend aanhangsel van automatische machines en systemen.
De geautomatiseerde arbeid zal steeds meer elke creativiteit in de beroepen tenietdoen en de werkelijke beroepsvaardigheden overbodig maken. Arbeidsvreugde zal een begeerd voorrecht zijn van hen die op hoog niveau researchwerk doen.
Is het alternatief van de arbeidersklasse duidelijk omschreven voor wat betreft de doelen die ze zich stelt, dan is er de grootste onzekerheid over de middelen, de strategie die ze moet aanwenden. De derde technologische revolutie maakt het productieproces voor de overgrote meerderheid van de arbeidersklasse totaal ondoorzichtig, waardoor de concrete mogelijkheden voor arbeiderscontrole en zelfbeheer beperkt worden. De massale werkloosheid maakt de arbeidersklasse machteloos.
De nieuwe strategie, steunend op de internationale solidariteit van de arbeidersklasse en in het bijzonder tussen eerste en derde wereld, is nog niet het embryonaal stadium ontgroeid. Wil ze kans op verwezenlijking hebben dan moet het alternatief van de arbeidersklasse zich echter op zéér korte termijn op wereldvlak ontwikkelen, teneinde een begin te maken met de oplossing van de meest dreigende problemen: honger, onderontwikkeling, bewapeningswedloop, energie- en grondstofschaarste, ecologische ontwrichting, etc.
Het alternatief van de arbeidersbeweging kan slechts internationale, geïntegreerde, offensieve klassenstrijd voor een zelfbeherend democratisch socialisme tot stand komen. De deshumaniseerde sociaal-noodzakelijke arbeid moet over alle individuen gelijk verdeeld worden, gekoppeld aan permanente en polyvalente opleidingskansen en cultuurvernieuwing voor iedereen.
De productie moet uiterst rationeel gepland worden, in functie van de belangen van de hele wereldgemeenschap. De productie van niet-essentiële, onduurzame en nutteloze consumptiegoederen moet ‘constructief’ worden afgebouwd, o.a. door het massaal ter beschikking stellen van collectieve voorzieningen. Dit alles moet de ontmenselijkte, sociaal-noodzakelijke arbeid voor allen tot een strikt minimum beperken en iedereen toelaten zich creatief met de problemen en het beheer van de maatschappij bezig te houden.
Vandaag is de strijd voor het behoud en de uitbreiding van de tewerkstelling, gekoppeld aan drastische werktijdverkorting met behoud van loon, een essentieel sluitstuk in deze strategie. Nochtans zijn wij ervan overtuigd dat de hele technologisch geavanceerde wereld moet overgaan tot een onvermijdelijke vermindering van de collectieve levensstandaard, evenwichtig gespreid en met nadruk op de meest kapitaalkrachtigen indien wij ooit tot billijker verhoudingen met de derde wereld willen komen. De realisering van een maatschappij waarin de mens werkelijk mens zal worden ligt in handen van de mensen die vandaag leven, werken en strijden.
Zeker bij de te verwachten kapitaalsintensieve ontwikkeling van de economie zal het probleem van de werkloosheid zich steeds scherper stellen. In het licht van deze, onvermijdelijke, evolutie dienen nieuwe formules te worden uitgewerkt om de arbeidersstrijd verder te voeren.
Wij menen dat de partijen, inclusief de KP en RAL, te weinig (geen?) aandacht besteden aan de passieve zijde van de werkloosheid, aan de psychologische effecten die gepaard gaan met het werkloos-zijn, de mogelijkheid tot zinvolle organisatie van de eigen tijd waarover werklozen dienen te beschikken.
Een dergelijke werklozenwerking is voor ons een absoluut prioritair werkterrein voor de vakverenigingen. Een eerste vereiste daarvoor is dat de werkloze arbeider stemrecht – en vertegenwoordiging – heeft in die vakvereniging.
Wij zijn er natuurlijk van overtuigd dat de klassieke strijd in de fabriek, in de vakverenigingen en in de partijen met vermeerderde kracht moet worden verder gezet.
Als onafhankelijken van de KPE vinden we echter dat onze bijdrage hoofdzakelijk het op alle manieren onderstrepen en versterken van de wederzijdse banden moet zijn tussen:
- socialisme en feminisme;
- socialisme en ecologie;
- socialisme en vredesbeweging;
- socialisme, christendom en vrijzinnigheid;
- socialisme, onderwijs en cultuurvernieuwing;
- socialisme en democratische basisbewegingen.
De overname van dit allegaartje (uitgaande van verschillende actiegroepen) omzetten tot een vast, samenhangend, interagerend, geïntegreerd eisensysteem, aansluitend bij de nieuwe vormen van actie in de onderbouw. Daarin zien we onze taak!
Wij kunnen dit alles niet alleen. Wij zijn zelfs zeer zwak en ongeorganiseerd. Wij hopen slechts dat de partijen (bij de actie waarvan we ons hebben aangesloten) hierover zullen willen nadenken, en dat onze vrienden, de onafhankelijken van andere progressieve organisaties later samen met ons, de eenheid van links (die nu nog zwak is maar zich toch reëel tegen de overmacht van rechts aftekent) verder gestalte zullen geven.
De onafhankelijken van de KPE, waarvan de principiële standpunten zojuist werden uiteengezet, hebben het volgende deel van deze korte bijdrage opgesteld nadat de resultaten van de gemeenteraadsverkiezingen bekend waren.
Verrast waren we niet, wel ontsteld door de ernst van het verlies. Het is vreemd te leven onder een bevolking die zo systematisch stemt in tegenstrijd met wat wij denken haar objectieve belangen te zijn. Ofwel zien 3/4 van onze medeburgers hun toekomst en hun belangen volstrekt niet, ofwel zijn wij – extreem linksen – volledig verkeerd. Geen van beide hypothesen kan ons verheugen. Maar eens we over die begrijpelijke emotionele reactie heen waren, kwamen we tot de volgende bedenkingen:
1. Het is niet verbazend dat een initiatief dat nog slechts enkele maanden ontstond (de KPE-eenheid) niet direct door buitenstaanders begrepen wordt. Deze vaststelling hoeft ons niet te ontmoedigen, doch slechts aan te zetten tot verder werken;
2. In de verkiezingsuitslagen zien we hoe over heel Vlaanderen, buiten de traditionele partijen waarvan geen hoop uit kan gaan, alleen het ecologisch blok vooruit gaat. Dit onderstreept nogmaals het belang dat wij eerder hebben vermeld van de bundeling tussen rood en groen. Concreet echter: wat zal de arbeidersbeweging doen als het ecologisch belang de sluiting van een fabriek nodig maakt en aldus nieuwe werklozen schept? De ecologische beweging ‘vervoegen’ zal nutteloos zijn en met hoongelach onthaald worden als we geen, vanuit socialistisch-marxistisch perspectief, eigen nieuwe richtlijnen in die sector te bieden hebben. Die bestaan echter niet. Wij zien hier de noodzaak tijdens de volgende jaren en maanden van grondig studiewerk en van principiële beslissingen;
3. Nu de druk van de verkiezingen verdwenen is en we weer eens zien hoe beslissingen die reeds lang voor die verkiezingen waren genomen toelaten dat twee verliezende partijen (CVP en PVV) tegen een winnende partij (SP) de gemeente regeren – wat nogmaals de efficiëntie van het zgn. democratisch spel, hoe noodzakelijk ook, bevestigt – moeten we, indien we door de nu al jaren durende continue achteruitgang van links niet willen van de kaart worden geveegd, radicale vragen stellen.
a. Als de crisis nog jaren duurt en rechts nog jaren heerst, dan moeten we buiten en tegen de officiële structuren alternatieve structuren stellen. De arbeidersstrijd wordt op dat ogenblik niet alleen meer gestreden in de fabrieken tegen de patroons, maar ook in de straten en de huizen van de werklozen (die gedeeltelijk hun werkende collega’s als een geprivilegieerde kaste ervaren en door de syndicale machten niet prioritair worden gesteund). Zij moeten geholpen worden basisinitiatieven te nemen, het zwart werk (dat misschien de helft van de reële arbeid inhoudt, familiale arbeid meegerekend) moet worden georganiseerd. Dit onderstelt nieuwe, nog niet gevonden, strijdstructuren en -strategieën;
b. Als de crisis een zo diepe en grondige verandering van het industriepark tot gevolg heeft, zodanig dat alleen niet-arbeidsintensieve bedrijven concurrentieel kunnen zijn, dan zal arbeidsverkorting met loonsverlaging doorgedrukt worden.
In een dergelijke maatschappij moet de arbeidsstrijd nieuwe vormen aannemen. Welke? We komen niet geloofwaardig over als we als enig alternatief tegenover de regeringspolitiek van rechts (aan de macht in Duitsland, Engeland, de Verenigde Staten, en zelfs stilzwijgend overgenomen door Frankrijk) – die erin bestaat de welvaartstaat af te bouwen, de binnenlandse koopkracht te verlagen en de arbeidersorganisaties door inlevering en werkloosheid uit te schakelen – slechts het keynesiaanse alternatief kunnen stellen, nl. ‘steun aan de koopkracht van de bevolking door een welvaartsstaat (die daartoe in ons kapitalisme toch de middelen niet meer heeft), steun aan ondernemingen in moeilijkheden, enz.
Keynes heeft lang geholpen, maar nu heeft die politiek zulke zware lasten op het staatsapparaat opgestapeld dat het volledig autoritair wordt overgeleverd aan het internationaal kapitaal.
De onafhankelijken van de KPE weten, evenmin als de meest befaamde economisten van onze tijd, een oplossing voor het crisisprobleem. Wij vinden echter dat men deze werkelijkheid niet langer met holle leuzen verborgen kan houden.
Wat nu te doen? Hoe de vakbonden – die zowel objectieve verdedigers als vijanden van de arbeidersklasse zijn geworden – democratiseren? Hoe de partijapparaten – die, in het beste geval, in dezelfde toestand als de vakbonden verkeren – democratiseren? Hoe terug de weg te vinden naar de ‘gewone mens’ om van hem te leren (eerder dan hem iets proberen aan te leren dat wij evenmin als hij mogen beweren te weten)?
c. Men ziet dat het kapitaal (internationaal georganiseerd) en de arbeidersklasse (nog altijd slechts nationaal georganiseerd) in een volledig ongelijke situatie vechten. Het kapitaal speelt niet alleen de arbeiders van een sector tegen die van een andere uit, maar ook de arbeiders van een land of continent tegen die van een ander land of continent.
Alleen de contradictie in het kapitalisme die de kapitalisten die gebruiksgoederen produceren (en daartoe de levensstandaard in de derde wereld willen verhogen teneinde een enorme markt te ontsluiten) stelling doet nemen tegen die kapitalisten die grondstoffen importeren (en, om de prijs laag te houden, daartoe door militaire druk de derdewereld levensstandaard willen blijven drukken), kan de arbeidersbeweging (die niet-electoralistisch en op lange termijn denkt en zichzelf als een opvoedend apparaat ziet) ertoe brengen in jarenlang campagnes het internationaal bewustzijn weer te doen heropleven (een bewustzijn dat voor Marx – zie de Internationale – doch ook voor ons een sine qua non was en is.)
d. De onafhankelijken van de KPE stellen als absolute prioriteiten: d wereldvrede – met een wereldoorlog kan er geen mensheid zijn; een leefbare arbeidsomgeving – zonder bewoonbare aarde kan er geen mensheid zijn. En zonder mensheid kan er geen sprake zijn van een arbeidersklasse die zichzelf wil opheffen door de macht in handen te nemen.
Maar, wereldvrede noch bewoonbare aarde zijn mogelijk zonder verandering van machtsverhoudingen in de burchten van het kapitaal. Hoe echter iets daadwerkelijks bijdragen tot die machtsveranderingen? Het is nu wel andermaal bewezen: parlementen veranderen geen regimes; de bevolking hoort ons niet.
e. Als onafhankelijken van de KPE vragen wij:
1. Op welke manier zullen KP en RAL hun samenwerking die mogelijk gebleken is (misschien het enige succes van de achter ons liggende kiesstrijd) verder zetten?
2. Op welke manier zullen wij, onafhankelijken, ons in die, naar we hopen verdergaande, werking inschakelen?
3. Op welke manier zullen KP en RAL hun militanten inzetten in de basisbewegingen en in welke?
4. Op welke manier zullen de onafhankelijken zich in die basisbewegingen inzetten en in welke?
5. Hoe en wanneer zullen de grondtegenstellingen binnen en tussen KP en RAL (die noch hun eenheid, noch hun samenwerking mogen bedreigen, maar waarvan het klaar naar voren brengen onze toekomstige geloofwaardigheid bepaalt) elkaar confronteren?
Meetingstijl stoot ons af – wij willen als antiautoritaire mensen niet zomaar overtuigd worden, maar ons als redelijke wezens behandeld weten, zelfs al zijn wij dat niet steeds.
Het openleggen van contradicties lijkt ons de beste manier om ze niet tot destructieve krachten te maken. Wij hebben de behoefte om, nu na deze nederlaag méér dan ooit, verder te doen, maar dan in volle klaarheid, wetend waar de spanningen liggen en tot waar men ons duldt.
Wij kennen onze grenzen: men hoeft niet bevreesd te zijn ons de waarheid te zeggen. Helderheid is echter voorwaarde voor een bewuste inzet. Een klaar inzicht in de diepte van de nederlaag, gekoppeld aan een duidelijk begrip van de toekomstige doelen zowel als alternatieve strategieën is dan ook een zeer belangrijke voorwaarde voor onze inzet.
Na de werkelijk ernstige mislukking van de eenheidslijsten in Vlaanderen – de afgang van de Leuvense SPE, die dichter bij ons ideaal kwam, is misschien nog meer dan onze eigen mislukking een diepe teleurstelling voor ons en ook een teken dat, om deze enige mogelijke weg verder te gaan, een herdenking van doelen en middelen nodig zijn – vragen wij onze meer ervaren partners van de KP en RAL duidelijk te zijn: wie geen macht te verliezen heeft (en dat is bij ons zeker het geval), kan zich de enige luxe getroosten eerlijk te zijn. Dit lijkt ons ook de enige weg om uit het slop te geraken. Wij zijn een kleine kern zonder economisten noch sociologen; wij zullen ons zeker een beeld willen vormen van de vermoedelijke verklaring en voorspelling van de crisis waarin wij nu leven en die het beeld van onze tijd en de overwinning van het kapitaal bepaalt. Maar wij alleen kunnen zo’n onderzoek niet tot een goed einde brengen. Daarom willen wij aan onze partners van KP en RAL vragen wat wij missen: wat weet men van de verschillende scenario’s die de toekomst van de volgende tien jaar voor ons zal leggen? Wat is deze crisis? Wat zal ze worden? Welke zij de voornaamste contradicties in wereldkapitaal en binnenlands kapitaal, en ook in de arbeidersbewegingen?
De KP en de RAL hebben economisten en sociologen en hebben zich zonder twijfel modellen gevormd over wat gebeuren zal als de steeds maar winnende rechtse coalities het beleid blijven beheersen en welke – uiteraard verschillende – alternatieve crisisbeleidsstrategieën wij daartegenover kunnen stellen, en met welke kans op succes.
Wat zijn onze kansen om vanuit een duidelijk bekennen wat we weten en niet weten, te bepalen wat de sociaaleconomische geschiedenis van onze tijd vermoedelijk zal zijn?
Wij willen meer klaarheid. Kan na deze nederlaag – die ten overvloede heeft aangetoond dat de klassieke retoriek van links het niet meer doet, en dat, door de cynische coalities die zich o.a. in onze eigen stad hebben gevormd, ons geloof in de democratische besluitvoering (dat al niet groot was) sterker wordt uitgehold – geen grondig onderzoeksproces in gang worden gezet?
De verkiezingen schijnen ons vervalste opiniepeilingen, waarvan de regerende klasse gebruik maakt als het haar past, en die ze naast zich neerlegt als het niet past.
Wat is de toekomst van de parlementaire weg?
We verlangen ernaar dat de economen van de partijen waarbij we ons hebben aangesloten, ons klaar en duidelijk, privaat of publiek, zeggen waarvoor we staan. We verlangen ernaar dat de politici van de partijen waarbij we ons hebben aangesloten ons alternatieve strategieën, die niet neerkomen op leuzen, nieuw en hier en nu haalbaar zijn, voorleggen. Wij vragen KP en RAL: geef ons een controversieel, open, van alle meetingstijl gespeend en zo realistisch mogelijk beeld van de stand van zaken.
Wij geloven dat de eigen militanten van die formaties dit misschien even goed kunnen gebruiken als wijzelf en dat de toekomstige samenwerking in verscheidenheid slechts baat kan hebben aan een illusieloze ‘stand van zaken’. Dit verzoek formuleren wij met klem.