Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, april 1976, nr. 13 (nr. 5), jg. 3
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Na de verkiezingen van 25 april is het ogenblik aangebroken om te trachten een idee te krijgen van wat er zich in het nieuwe, herenigde Vietnam aan het afspelen is.
De verkiezingen, die volgens de akkoorden van Genève al twintig jaar geleden in heel Vietnam moesten gehouden zijn, hebben nu eindelijk plaats gevonden, na de smadelijke nederlaag van het Amerikaanse imperialisme in dat deel van de wereld. In heel Vietnam zijn deze verkiezingen voorafgegaan door een intense campagne. De cijfers over de deelname aan die verkiezingen zijn voor heel het land 99,7 %. Er werden 492 afgevaardigden verkozen: 80 arbeiders, 100 boeren, 6 ambachtslieden, 54 militairen, 141 politieke kaders, 98 intellectuelen en “democratische personaliteiten”, en 13 vertegenwoordigers van de onderscheiden godsdiensten.
Na deze officiële hereniging van het land, kan de opbouw van een nieuw Vietnam op grotere schaal aangepakt worden. Over de problemen van die opbouw, en over de aard van het nieuwe Vietnam, gaat het volgende artikel van Pierre Rousset.
De Internationale
Eén jaar geleden: Phnom Penh werd bevrijd, en twee weken later kwam Saigon aan de beurt. De nederlaag van het imperialisme in Cambodja en Vietnam vond zeer vlug weerklank in Laos: de Neo Lao Haksat – en hierdoorheen de revolutionaire volkspartij – voltooide zijn machtsgreep in de herfst van 1975. De Indochinese revolutie zegevierde.
Het Vietnamese volk heeft 30 jaar nodig gehad om de onafhankelijkheid terug te veroveren die het in augustus 1945 had uitgeroepen. Een strijd van drie decennia die in meer dan een opzicht voorbeeldig is geworden. Voorbeeldig wat betreft de kracht en het buitengewone weerstandsvermogen dat werd ten toon gespreid door een volk in strijd dat zich zeer bewust was van zijn belangen. Voorbeeldig, omdat de strijd de ware aard heeft blootgelegd van de imperialistische politiek die zeer lang verborgen bleef achter het masker van de “liberale” Amerikaanse maatschappij. Voorbeeldig omdat de strijd nog eens de inzet van de huidige klassengevechten duidelijk heeft gesteld: socialisme of barbarij.
En de strijd van het Vietnamese volk blijft nog steeds voorbeeldig in haar successen en in haar moeilijkheden. Vandaag worden twee tijdperken met elkaar verbonden. Het afgelopen jaar bevestigt opnieuw de aard van het revolutionaire proces in Vietnam. Het einde van de lange strijd voor de nationale bevrijding betekent meteen de geboorte van een nieuwe arbeidersstaat. Het internationale karakter van de oorlog werd aangetoond door de wereldwijde draagwijdte van de imperialistische nederlaag in Indochina. Maar het afgelopen jaar onderstreept ook de ernst van de problemen en de scherpte van de politieke keuzen waarvoor de Vietnamese bevolking zal staan in de periode van wederopbouw: welk internationalisme, welke socialistische democratie?
De tweede Indochinese oorlog was geen “lokaal” conflict. Toen het Amerikaanse imperialisme van 1947 af de strijd van het Franse kolonialisme overnam, was dit niet om particuliere investeringen te verdedigen, of om zijn heerschappij in een deel van zijn imperium te behouden. De elkaar opvolgende Amerikaanse regeringen testten een globale contrarevolutionaire strategie uit. De hevige opgang van de Aziatische revolutie moest daar worden gebroken; de nationale bevrijdingsbeweging van na de Tweede Wereldoorlog moesten daar een betekenisvolle nederlaag lijden; de volkeren in de wereld moesten weten dat de “Amerikaanse vrede” door niets of niemand in vraag kon worden gesteld; de omsingeling van China moest in Indochina worden voltooid. Vietnam werd zo het knooppunt van internationale tegenstellingen. Washington breidde zijn militaire escalatie zonder voorgaande steeds verder uit en viel voor de eerste keer frontaal een arbeidersstaat aan: de DRNV. Voor de eerste keer is het Amerikaanse imperialisme ergens niet in geslaagd, zelfs na het inzetten van al zijn politieke autoriteit en van zijn militaire middelen, behalve kernwapens.
Dit vooral geeft aan de Vietnamese revolutie haar volle betekenis en haar wereldwijde draagwijdte. De imperialistische nederlaag is voor alles politiek. Niet in staat om het Vietnamese verzet militair te breken, niet in staat om daar een expeditiekorps te blijven houden van 550.000 moreel en fysiek uitgeputte mensen, niet in staat om het hoofd te blijven bieden aan de opgang van de anti-oorlogsbeweging in de USA, en gevoelig voor de internationale steun aan de Vietnamese revolutie, werd de leider van het wereldimperialisme ertoe gedwongen zijn zwakte en zijn mislukking te erkennen.
Dit bracht het Centraal Comité van de Vietnamese Arbeiderspartij (VAP) ertoe om te zeggen, dat “als de overwinning van Dien Bien Phu de ineenstorting van het Franse kolonialisme heeft opgeleverd, de overwinning van 30 april 75 van haar kant het totale en onvermijdelijke failliet van het neokolonialisme in de wereld heeft aangekondigd”; (Nouvelle de la RDV, nr. 67). De militaire macht van het imperialisme blijft natuurlijk bestaan, maar deze macht kan niet meer worden gebruikt – tenminste voor een hele tijd – zoals voorheen. Eén van de bolwerken van de globale contrarevolutionaire strategie van de USA is gevallen. Het Amerikaanse imperialisme is vandaag niet meer in staat de rol van wereldgendarme van het kapitaal te spelen door massaal Amerikaanse troepen in te zetten tegen een revolutionair proces.
Een “gunstig ogenblik” is aangebroken voor de wereldrevolutie. Het conflict in Angola is hiervoor een illustratie. De overwinning van de Angolese revolutionairen zal in een eerste fase niet uitlopen op de geboorte van een eerste Afrikaanse arbeidersstaat, door de zwakte van de nationale factoren van de revolutie. Maar de Amerikaanse verlamming tegenover hun verslagen beschermelingen, of de ongewone durf van de Sovjetpolitiek die toch afhankelijk is van de Amerikaanse graanleveringen, en de directe tussenkomst in Angola van Cuba, ondanks de geografische kwetsbaarheid van dat land, al deze zaken kunnen we niet begrijpen zonder rekening te houden met de nieuwe gegevens na de overwinning van de Vietnamese revolutie.
Natuurlijk is die verlamming van de USA slechts tijdelijk en relatief. Verscheidene nationale legers worden erop voorbereid om in hun eigen gebied tussenbeide te komen. Dit geldt bv. voor het Braziliaanse en Iraanse leger. Maar zo’n legers bestaan vandaag niet in Europa, en ook niet in het Verre Oosten, behalve in Indonesië. Het gevaar voor het gebruik van “tactische” kernwapens blijft bestaan. Maar fundamenteel weerspiegelt de overwinning van de Indochinese revolutie een gunstige verschuiving in de verhoudingen tussen de klassen op wereldvlak.
Het conflict in Indochina was rechtstreeks ingeschreven in deze internationale confrontatie tussen de klassen. Van het begin af combineerde het verzet van het Vietnamese volk de sociale strijd – meer bepaald de strijd van de boer tegen de grootgrondbezitter voor de grond – met de anti-imperialistische strijd. In Vietnam zelf, en op internationale schaal rond de Indochinese oorlog, heeft zich in de loop van de revolutie een dubbele klassenpolarisatie voorgedaan. Net zoals in het noorden in 1954, zal de overwinning van 1975 de revolutie een socialistisch perspectief geven.
Op het politieke vlak wordt van 30 april 75 af de volledige hegemonie van de communistische beweging bevestigd. De Vietnamese Arbeiderspartij dringt zich in heel het land op als de onbetwiste leiding. Ondanks de zgn. “politiek van nationale eenheid” komt er geen enkele regeringswijziging in de Voorlopige Revolutionaire Regering (VRR). De onderscheiden elementen van de oude “derde macht” erkennen de overwegende rol van het NBF en van de partij. Heel wat personaliteiten van de stedelijke oppositie in Saigon tegen het regime van Thieu worden bij de gang van zaken betrokken, en kunnen hun kandidatuur stellen voor de verkiezingen van 25 april. Maar er komt geen verdeling van de macht tussen de tegengestelde politieke en sociale krachten. De burgerlijke groeperingen zijn ontbonden.
Op economisch en sociaal vlak zijn de veranderingen diepgaand. De noodzaak om de economie terug op gang te brengen verhindert de volledige nationalisatie van de ondernemingen, die dikwijls semi-ambachtelijk zijn, en dwingt de VRR die ondernemers die niet naar het buitenland zijn gevlucht te vragen de nieuwe revolutionaire macht te helpen met hun technische kennis. Maar deze “gewillige” ondernemers zijn zeldzaam, en de grote ondernemingen worden genationaliseerd. Krachtige maatregelen blijken onontbeerlijk.
De VRR stimuleert een progressieve beweging van terugkeer naar het land. Het doel van deze beweging is ambitieus: de terugkeer van 3 miljoen mensen naar het platteland, die de stedelijke centra hebben overbevolkt. Die beweging gaat langzaam: ze moet vrijwillig zijn en wordt afgeremd door de omvang van de vernietigingen die het platteland heeft gekend. Eind januari hadden 300.000 mensen Saigon/Ho Chi Minhstad verlaten. Vanuit de provinciesteden schijnt de beweging iets vlugger te verlopen.
De terugkeer naar het land gaat samen met een versnelling van de landhervorming. Er worden “nieuwe economische zones” ingericht op coöperatieve basis. Om anticommunistische dorpen van katholieke vluchtelingen, die in ’54-’56 het Noorden hadden verlaten, te winnen voor de revolutie, begint de VRR de grond te verdelen onder de arme boeren, en productiegroepen op te richten: de grootgrondbezitter is al gevlucht. Dit is bv. het geval in het dorp Thai Lac (Courrier du Vietnam, januari 1976).
Na de overwinning is het sociale verzet van de compradore – burgerij in de steden tot uiting gekomen. Haar politiek is die van het imperialisme: de grondvesten van de nieuwe revolutionaire macht ondermijnen. Veeleer dan het gewapende verzet van kleine groepen waren de middelen van deze politiek: grondspeculatie, het opslaan van goederen, het ontwrichten van de markt, het versnellen van de inflatiespiraal om op die manier de bevolking op te zetten tegen de VRR. De buit die in de kerk van Vinh Son (een wijk van Saigon) werd teruggevonden, toen in januari een contrarevolutionaire groep werd opgerold, verduidelijkt die pogingen: een clandestiene drukkerij liet toe in tien uur valse muntbiljetten ter waarde van 300.000 Dong te drukken.
Tegenover deze toestand heeft de VRR een aantal maatregelen genomen. Om de speculatie tegen te gaan heeft zij door de nieuwe Nationale Bank een nieuwe munt laten uitgeven (piaster) die 500 maal meer waard is dan de oude. Door de verrassing bij het inwisselen van de biljetten liet deze maatregel toe het diegenen moeilijk te maken die clandestien geld opstapelden, het geld in omloop te bepalen, en het gebruik ervan te controleren. Daarbuiten werd er een campagne gelanceerd om de “klasse van de compradores ef te schaffen”, samen met een publicatie door de VRR van een verklaring over haar eigen economische, politiek.
Waar de “nationale” ondernemers werden uitgenodigd om samen te werken met het nieuwe regime aan de economische heropbouw van het land, moesten “de compradores streng worden gestraft”, diegenen die tijdens de oorlog gespeculeerd hebben, die zich hebben gesteund op de Amerikaanse imperialisten en zich hebben verbonden met de leiders van het regime en met het marionettenleger. De bezittingen van deze laatsten zullen door de nieuwe staat beheerd worden (Bulletin d’information du GRP, 21/9/75).
De campagne tegen de “compradores” gaat samen met massamanifestaties, brengt illegale stocks van goederen aan het licht (bv. 4 miljoen meter zijde en katoen bij de “textielkoning” La Nghia), en soms zeer aanzienlijke fortuinen (zoals de 400 miljoen dollar van “rijstkoning” Na Hi).
De sociale maatregelen volgen elkaar op: bijstand aan de misdeelden, gratis geneesmiddelen voor de armen, financiële hulp aan de boeren, verbetering van de toestand van de arbeiders. In de koelinstallaties “Hai Vuong” die door de VRR worden beheerd, is er een medische post ingericht, werd er een zwangerschapsverlof van twee maanden toegekend (90 % van het personeel bestaat uit vrouwen), werd een gratis kantine ingericht, aanvullende cursussen ingericht, en het uurloon afgeschaft ten voordele van een maandloon, dat de arbeiders in staat stelt het aantal gepresteerde uren te verminderen. Heel wat vakbonden en arbeiderscomités zijn ontstaan. De bezittingen van de Amerikaanse imperialisten werden in beslag genomen en de oliecontracten die door het regime Thieu waren afgesloten zijn opgezegd.
Aan de vooravond van de hereniging werd de economische structuur van het Zuiden, buiten enkele nog onduidelijke toestanden, grondig veranderd. Vijf economische sectoren (de coöperatieven, de staatsbedrijven, de gemengde bedrijven, de privé en de ambachtelijke sector) worden met elkaar verbonden. De ambachtelijke sector blijft essentieel, maar de privésector heeft zijn overheersende plaats verloren. Die sector omvat vooral kleine ondernemingen die over onvoldoende middelen beschikken en die voor hun grondstoffen en afzet zijn aangewezen op de economische opties van de staat. Die staatssector blijkt op dit ogenblik te overheersen.
Op het vlak van de Staat werd heel het neokoloniale apparaat van het regime Thieu neergehaald. Marionettenleger en administratie zijn vernietigd. Een nieuw staatsapparaat, dat eerst steunde op de militaire comités en later op de “volkscomités”, is ervoor in de plaats gekomen. Dit apparaat wordt geleid door de Vietnamese CP. De hereniging was reeds duidelijk een feit vlak na 30 april 75: de politieke leiding van heel het land, en het militaire gezag was één, er werd een gemeenschappelijk project uitgewerkt voor de economische ontwikkeling, er was reeds sprake van een grote eenmaking op het vlak van de kaders ten zuiden van de 17e breedtegraad. De verkiezingen van 25 april hebben de hereniging slechts een officieel karakter gegeven.
In de internationale linkerzijde is er lange tijd een groot debat aan de gang geweest over de aard van de nationale bevrijdingsstrijd in het algemeen en over de Vietnamese revolutie in het bijzonder. Dit debat wordt vandaag door de feiten beslecht. Tussen bevrijding en hereniging is er geen etappe van kapitalistische ontwikkeling, noch een verbond tussen “nationale” burgerij en proletariaat. De politiek van “nationale eenheid” van de VRR heeft zich opgelost in een politiek van vergeving. De VAP heeft zich niet laten gaan in een “jacht op collaborateurs”, om te vermijden dat “Zuid-Vietnam in tweeën werd gesneden”. Teveel mensen waren op een of andere manier verbonden met de Amerikaanse aanwezigheid. Een reële politiek van godsdienstvrijheid is uitgewerkt, ondanks de activiteiten van enkele katholieke groepen, en het verleden van de kerkelijke hiërarchie. “Wederopvoedingsstages” nemen de plaats in van de repressie. Maar dat heeft de leiders van het nieuwe Vietnam er niet van weerhouden om hard op te treden tegen de contrarevolutionaire activiteiten, om de productieverhoudingen grondig om te keren, om hun volledige politieke hegemonie te behouden en om zeer vlug de hereniging te verwezenlijken.
Wat zich vandaag in Vietnam afspeelt is overduidelijk een proces van permanente revolutie. De hereniging is slechts een bekrachtiging van een revolutie die zowel nationaal als sociaal is. De klasse-inhoud van de onafhankelijkheidsstrijd wordt overduidelijk.
Het doorgroeien van een nationale naar een socialistische revolutie is niet alleen het gevolg van een objectief proces. Alleen de actie van de Vietnamese CP maakt het ons mogelijk dit volledig te begrijpen. De hereniging van Vietnam door het oprichten van een eengemaakte arbeidersstaat, de verovering van de nationale onafhankelijkheid door de sociale revolutie, kwamen voort uit de vroegere oriëntering van de VAP.
Een getuigenis tussen vele andere is deze tekst van Le Duan, eerste secretaris van de VAP, die in 1970 de algemene lijnen van de koloniale revolutie beschreef in deze termen:
“De revolutie voor de nationale bevrijding, hoewel die ook nationaal en democratisch is qua inhoud, past niet meer in het kader van de burgerlijke revolutie, maar wordt een onafscheidelijk deel van de proletarische revolutie (...) Vandaag hebben heel wat vroegere kolonies in verschillende mate hun onafhankelijkheid veroverd. Voor deze landen staan slechts twee wegen open: ofwel de weg van de kapitalistische ontwikkeling, ofwel die van het socialisme door de etappe van het kapitalisme over te slaan. De algemene tendens van onze tijd, en de binnenlandse toestand in die landen, stelt hen niet in staat de historische weg af te leggen van een onafhankelijke kapitalistische ontwikkeling, om daarna het imperialistische stadium te bereiken zoals in de westerse landen. Als ze deze weg volgen zullen ze onvermijdelijk ten prooi vallen aan het neokolonialistische juk van de imperialistische landen.”
(Le Duan, Sous le glorieux drapeau de la révolution d’octobre, Hanoi, 1970, blz. 25-26)
De huidige Vietnamese leiding is het die de revolutie naar de overwinning heeft weten te leiden. De verdienste hiervan komt haar helemaal toe. En dit des te meer omdat zij hierbij de valstrikken heeft moeten vermijden die gelegd waren door de stalinistische Sovjetleiding, en later, in de jaren ’70, door de maoïstische leiding die bezig was haar betrekkingen met Washington te normaliseren. Maar op dit ogenblik worden de Vietnamezen voor nieuwe taken en problemen gesteld. In de nu volgende periode zullen de programmatische zwakheden, en de bureaucratische vervormingen van de Vietnamese CP sterker doorwegen dan in het verleden.
De huidige context van de Vietnamese revolutie is inderdaad sterk verschillend van die in het verleden.
De vergevingsgezinde politiek van de VRR is een krachtproef. Niettemin heeft ook de Vietnamese revolutie haar zwakheden, waarvan de sociale zwakheid wellicht de ergste is. Iedereen kent de ernst van de problemen waarvoor de economische onderontwikkeling zegevierende revoluties in de derde wereld stelt. Wat minder onderstreept wordt is gewoonlijk de gevolgen van de sociale samenstelling (een meerderheid van boeren) op het politieke regime van die landen. De revolutionaire strijd heeft het uitzicht gekregen van een langdurige boerenoorlog, onder leiding van de communistische partij. Van bij het begin bestond er een scheiding tussen de verzuchtingen van de sociale basis van het verzet (de landhervorming: de verdeling van de grond) en de uitkomst van de strijd (de oprichting van een socialistisch regime dat de collectivisering van de grond voorbereidt). De politiek van de VAP houdt in dat die collectivisering op vrijwillige basis gebeurt, en zijn inplanting in de massa’s moet niet meer bewezen worden. Maar toch leidt die scheiding tot een paternalistische, verticale verhouding tussen de partij en de massa van kleinburgerlijke boeren, een verticale verhouding die nog versterkt wordt door een lange traditie van militaire strijd. De bevrijding van Saigon/Ho Chi Minhstad heeft het niet mogelijk gemaakt die verhouding om te keren: het sociale gewicht van de arbeidersklasse was in de hoofdstad van Zuid Vietnam erg zwak geworden, en verdronk in de massa van vluchtelingen, parasitaire kleine winkeliers, soldaten en ambtenaren, bijstandstrekkers en boeren. Op de bijna vier miljoen inwoners van Saigon waren er ongeveer 300.000 fabrieksarbeiders.
- 43 % van de boomgaarden en aanplantingen, 44 % van de bossen van het land vernietigd;
- 50 % van de veestapel en van de waterbuffels, die onontbeerlijk zijn voor de rijstcultuur, gedood;
- een economie geschapen die totaal afhankelijk was van haar aanwezigheid voor de bevoorrading in energie en grondstoffen;
- van een rijstuitvoerend gebied een rijstimporteur gemaakt;
- 40 % van de bevolking verplaatst om zijn politiek van “gedwongen urbanisatie” voort te zetten;
- 3 miljoen werklozen achtergelaten op een bevolking van 18 miljoen;
- honderdduizenden inwoners de armoede ingedreven, die nu vluchtelingen zijn, of steuntrekkers, of boeren, of trafikanten.
... En dat alles ten koste van hoeveel doden, verminkten, mensen die voor het leven gehandicapt zijn?
Het nieuwe regime in Zuid-Vietnam wordt dus gekenmerkt door twee gedeeltelijk tegengestelde trekken: aan de ene kant een sterke inplanting in het volk en een sterk representatief karakter, aan de andere kant een diepe bureaucratische vervorming van de structuur van de instellingen, een erfenis van de paternalistische verhouding van partij tot massa’s, en van het “model” dat is overgeleverd door de Komintern van de jaren ’30. De deelname van de bevolking aan de volkscomités wordt meer en meer actief, de lokale kaders zijn over het algemeen in de streek zelf geboren en genieten van een grote zelfstandigheid als het erom gaat de lijn toe te passen. Maar die laatste wordt daarom niet minder uitsluitend uitgewerkt aan de top van partij en Staat, en wordt slechts aan het volk voorgesteld als ze goed en wel is goedgekeurd. Dit heeft zich opnieuw voorgedaan bij de keuze van het ritme van de hereniging. In rechte bestaat er een meerpartijenstelsel, maar in feite overheerst één partij, ondanks de aanwezigheid van “kleine partijen” in het Vaderlandsfront in het noorden, en in het NBF in het zuiden. De bevoorrechte rol van de Vietnamese Arbeiderspartij tegenover de andere partijen, en in de Staat, staat trouwens in de inleiding tot de grondwet van de DRV. Ernstiger is misschien de breuk die er bestaat tussen de volkscomités en de organen van zelfbeheer die over een werkelijke lokale macht beschikken, en de toppen van de Staat die worden aangewezen door de uitslag van klassieke verkiezingen aan de ene, en van de actie van de partij aan de andere kant – in plaats van een zo rechtstreeks mogelijke uitdrukking te zijn van de bestaande comités (zoals dat het geval was in de eerste jaren na de Russische Revolutie).
Dit probleem is uiteraard belangrijk. De Vietnamese revolutie werd zeer vroeg geconfronteerd met het bureaucratische gevaar. Er bestaan teksten van Ho Chi Minh waarin hij de bureaucratische gedragingen van de kaders aanklaagt, en dit van 1945 af, het jaar van de oprichting van de DRV. Vandaag heeft een gelijkaardige campagne een nieuwe omvang aangenomen in het noorden, en men heeft er de oprichting voorgesteld van volkscomités om de gevallen van machtsmisbruik te onderzoeken, comités waarvan de leden zouden moeten worden verkozen onder de actieve arbeiders.
Maar tezelfdertijd heeft de Vietnamese CP zgn. “functievoordelen” volgens een hiërarchisch schema gelegaliseerd, voordelen die nu nog bescheiden zijn (wagen, kok, enz.), maar die de voorafspiegeling kunnen zijn van duurzamere “bureaucratische privileges”, wanneer de afwezigheid van de massamobilisatie in Vietnam dit toelaat. Er is een dubbel proces aan de gang: Zuid-Vietnam dat op weg is naar een hereniging met het noorden, neigt ertoe de institutionele structuren van de DRV te reproduceren; het regime, met inbegrip van het noorden, kent gedeeltelijke wijzigingen om een jonge revolutie op te vangen en om de eisen van een zegevierende bevolking te beantwoorden.
Met de overwinning heeft de Vietnamese revolutie op het sociale vlak een zeer snelle uitdieping gekend, overeenkomstig met de vroegere oriëntatie van de VAP. Na het einde van de oorlog zal ze meer dan vroeger rechtstreeks geconfronteerd worden, met het bureaucratische gevaar.
Maar vooral de buitenlandse politiek van de Vietnamese CP is het meeste direct veranderd door de nieuwe omstandigheden die het gevolg zijn van de overwinning van 30 april 75.
Hij staat nu tegenover een moeilijkheid die nieuw is voor hem: de verbinding, buiten de militaire bevrijdingsstrijd om, van een staats- en een partijpolitiek, de normalisering van zijn betrekkingen met de onderscheidene regeringen in de wereld, en de steun aan de revolutionaire strijd elders in de wereld. Bij deze moeilijkheid komt er nog een andere: de verdeeldheid in het “socialistische kamp”.
Waarschijnlijk hadden de Vietnamezen er de voorkeur aan gegeven een brede eenheidspolitiek te blijven voeren in het “socialistische kamp”, omwille van de opportuniteit en van de principes. Officieel blijven de betrekkingen hartelijk, ook met Peking, ondanks duidelijke kritieken tegenover de Chinese en de Sovjetleiding, die allebei verscheidene malen van “opportunisme” werden beschuldigd. Maar de huidige Chinese oriëntering maakt het de Vietnamezen niet mogelijk de weegschaal tussen de twee groten van het “socialistische kamp” in evenwicht te houden. Elk reëel akkoord veronderstelt voor Peking de strijd tegen de “hegemonie”, tegen de “twee supermachten”, en in feite een prioriteit die moet worden verleend aan de strijd tegen de USSR, “vijand nr. 1” van de volkeren in de wereld. De Vietnamese politiek over BV Angola, India, Portugal, is tegengesteld aan de Chinese. De reis van Le Duan naar Peking is besloten zonder dat er een gemeenschappelijk communiqué is uitgegeven. Tussen beide landen is er een reële spanning gerezen over het bezit van sommige eilanden.
De USSR komt naar voren in de politiek van de VAP als de geprivilegieerde bondgenoot – de reis van Le Duan naar het 25e Congres van de CPSU bevestigt dit. In een gemeenschappelijk communiqué USSR-Vietnam dat vorige herfst werd uitgegeven, wordt de USSR vermeld als “de eerste proletarische Staat ter wereld”. Vietnam heeft de Sovjetdiplomatie gevolgd, met inbegrip van een discrete maar meer dan twijfelachtige steun aan de regering van Indira Gandhi in India.
Een geprivilegieerd bondgenootschap dus, maar niet onvoorwaardelijk. Als tegenprestatie heeft de VAP de erkenning gekregen door de USSR van haar eigen verantwoordelijkheid op, regionaal vlak. In het Sovjet-Vietnamese communiqué staat hierover dat “de DRV een stevige basis is geworden voor de revolutionaire strijd van heel het Vietnamese volk, een echte voorbode van het socialisme in Indochina en in Zuidoost-Azië.”
In feite is het referentiekader van het huidige Vietnamese communiqué op internationaal gebied bepaald origineel, zowel in vergelijking met dat van Peking (over het bestaan van het “socialistische kamp”) als tegenover dat van Moskou (over de rol die wordt toegekend aan de “ontspanning”). De VAP wil zeker een integrerend deel uitmaken van de officiële communistische beweging, en stelt geen socialistisch “model” voor dat een alternatief is voor dat van de twee grote centra. Hij heeft geen ambities om een rechtstreekse rol te spelen (buiten zijn objectieve rol) in de herstructurering van de internationale arbeidersbeweging. Maar hij bevestigt daarom niet minder het originele van zijn oriëntering, en de onafhankelijkheid van zijn keuzes.
“Na de verovering van de onafhankelijkheid kan ons land een van de twee te volgen wegen kiezen: ofwel de overgangsetappe die leidt naar het socialisme, ofwel de weg van de kapitalistische ontwikkeling (...) Wij hebben voor de weg van het socialisme gekozen (...) enkel dit systeem zal ons de volledige eenheid brengen (...) Dat heeft ons niet belet ons met de vraag bezig te houden: moet het Zuiden al dan niet gedurende een zekere tijd de democratische nationale volksrevolutie voortzetten, vooraleer over te gaan naar de socialistische revolutie? (...) Wij hebben gemeend dat dit uitstel niet noodzakelijk was. En inderdaad, na de ineenstorting van het Amerikaanse neokoloniale regime kan de bevolking niet stilstaan zonder zichzelf te verraden, maar heeft zij er behoefte aan over te gaan tot de socialistische revolutie (...) En tegelijkertijd moet ze een aantal fasen doormaken om de taken van de nationale, democratische en volksrevolutie af te maken (...) Dat is de geest van de ononderbroken revolutie” van het leninisme, die de VAP heeft voorgesteld aan het Vietnamese volk om de twee revoluties te maken (de nationale, democratische en volkse, en de socialistische), met die bijzonderheid dat er rechtstreeks wordt overgegaan van de eerste naar de tweede, zonder halt te houden bij de etappe van de kapitalistische ontwikkeling.”
Truong Chinh,
lid van het Politiek Bureau van de VAP,
redevoering voor de adviserende conferentie.
14/11/75
Maar de belangrijkste test zal de regionale politiek van Vietnam blijven. Het is inderdaad daar dat de voorbeeldige rol van de anti-imperialistische strijd het meest direct is, en ook de rol van de huidige socialistische opbouw van een verwoeste economie. Er is meer: de overwinning van de Indochinese revolutie heeft het geïntegreerde contrarevolutionaire systeem dat tijdens de jaren ’50 en ’60 door het Amerikaanse imperialisme in het Verre Oosten was opgezet om China te isoleren en de Aziatische revolutie in te dijken, grondig vernietigd. Washington had zijn politiek opgebouwd rond de kracht van de Amerikaanse interventietroepen, rond een netwerk van basissen in het gebied, rond de economische ontwikkeling van het Japanse imperialisme, rond het opzetten van een ware cirkelboog (van Thailand tot Zuid-Korea) van militaire neokoloniale regimes. Maar sindsdien heeft Washington de Chinese Volksrepubliek moeten erkennen, en zijn expeditiekorps is verjaagd uit Indochina, nadat het een nederlaag was toegediend en gedeeltelijk ontwricht was door het verzet van het volk. Tegenover deze directe nederlaag van de USA is er in de landen van Zuidoost Azië een driedubbel proces aan de gang: de vroegere neokoloniale regeringen zijn aan het wankelen gebracht; de klassenstrijd vanwege de boeren en/of de arbeiders kent een nieuwe opgang; de revolutionaire beweging, meestal onder maoïstische invloed, organiseert zich op een nieuwe basis.
Op het Indochinese schiereiland, dat de Amerikaanse imperialisten hadden omgevormd tot een uitgestrekt proefnemingsveld voor hun globale contrarevolutionaire strategie, hebben de overwinningen van de broedervolkeren van Vietnam, Laos en Cambodja het neokolonialisme in stukken doen vliegen, en hebben daardoor een bijzonder bemoedigende nieuwe conjunctuur aangekondigd. De volkeren van Zuidoost Azië, sterk beïnvloed door deze overwinningen, beschikken nu over gunstige omstandigheden om hun strijd voor vrede, nationale onafhankelijkheid, democratie en sociale vooruitgang met meer kracht te voeren. Het front van het socialisme heeft zich aanzienlijk verbreed. De Amerikaanse imperialisten daarentegen, waarvan de globale strategie is vernietigd, zien hun front inkrimpen, worden in een steeds onoplosbaarder situatie gedrongen, die de doodsklok luidt voor het imperialisme in de wereld.
Deze overwinningen dragen dus bij tot de versterking van de offensieve positie van de drie revolutionaire stromingen in de wereld, doen de balans van de krachten doorwegen in het voordeel van de revolutionaire strijd op alle continenten, geeft vertrouwen aan en verhoogt het enthousiasme van honderden miljoenen mensen.”
Gemeenschappelijke verklaring Vietnam – Laos
februari 1976
In deze context is de grens tussen Thailand en Indochina een “gevoelige zone” geworden. De DRV heeft zijn diplomatieke betrekkingen met enkele regeringen van de ASEAN (Verbond van Zuidoost-Aziatische Naties , opgezet onder leiding van de Amerikaanse en Britse imperialisten) genormaliseerd, of heeft geprobeerd die te normaliseren. Maar na de overwinning van 30 april roept hij ook de volkeren van Zuidoost-Azië op om gebruik te maken van de bres die geslagen werd in het regionale overheersingssysteem van het imperialisme. Niet zo lang geleden heeft de DRV nog de conferentie van de ASEAN in Bali veroordeeld, en de rol van agent van de USA die deze organisatie speelt. In een gemeenschappelijk Laotiaans-Vietnamees communiqué werd opnieuw gesteld dat “de twee partijen eensgezind vaststellen dat de revolutionaire beweging in Zuidoost-Azië zich nog nooit in zo’n gunstige toestand had bevonden, en dat ze nogmaals hun steun onderstrepen aan de rechtvaardige en ongetwijfeld zegevierende strijd van de volkeren van deze streek.” De VAP heeft banden gesmeed met de Thailandse CP, die een guerrilla leidt in het noorden en het noordoosten van het land, langs de Mekong. De VAP is trouwens de enige partij die standvastig haar steun aan het Thailandse Patriottische Front en aan de Thailandse CP heeft bevestigd, terwijl de USSR ijvert voor een “collectief veiligheidsverdrag” in het gebied, en Peking op tijd zweeg over de activiteiten van de Thailandse CP toen er contacten werden aangeknoopt tussen beide landen. Het Vietnamese voorbeeld is zeer zeker een van de referentiepunten en denkmodellen geworden binnen de communistische beweging van het gebied. Als gevolg hiervan treden diepe breuken op (zoals in Thailand) in verband met de houding die aangenomen moet worden tegenover Peking en Moskou, of zelfs scheuringen (de Maleise CP onder leiding van Ching Peng heeft achtereenvolgens twee scheuringen gekend, een in 1970 en de andere in 1974). De verantwoordelijkheid van de VAP in de revolutionaire strijd van het gebied is groot.
Maar de partij komt nu werkelijk in een nieuwe periode van zijn geschiedenis.
De toekomstige evolutie van het Vietnamese communisme, en des te meer van de VAP, blijft de inzet van de komende sociale strijd in Vietnam zelf, en dan de internationale maar vooral regionale klasseconflicten. Zijn leiding geniet een onbetwistbaar en onbetwist prestige. Zijn vermogen tot actie moet niet meer worden aangetoond. Zijn oriëntering en organisatie zullen geen brutale breuken kennen. Het vertrouwen van het volk in diegenen die het naar de overwinning hebben geleid verhindert een snel opduiken van alternatieve lijnen. De bureaucratische tendensen die op dit ogenblik de kop opsteken kunnen zich niet volledig doorzetten, zonder dat eerst de massa’s een ernstige nederlaag zouden oplopen.
Maar ondanks dit alles zullen noch het probleem van de radendemocratie, noch de problemen in verband met de tussenkomst van de VAP op het wereldtoneel voor altijd kunnen worden ontweken.
De verkiezingen van 25 april 1976 hebben een periode afgesloten die beheerst werd door de strijd voor de onafhankelijkheid en voor de hereniging. Een andere periode wordt nu geopend, beheerst door de taken van de overgang naar het socialisme en het terug in evenwicht brengen van de dialectiek van de wereldrevolutie. En dit laatste proces is dan weer ingezet met de ontwikkeling van de klassenstrijd in West-Europa.
Pierre Rousset
Enkele veelgebruikte afkortingen:
DRV: Democratische Republiek Vietnam (Noord-Vietnam)
VAP: Vietnamese Arbeiderspartij (CP)
VRR: Voorlopige Revolutionaire Regering (Zuid-Vietnam)
NBF: Nationaal Bevrijdingsfront (Zuid-Vietnam)