Emma Goldman
De nieuwe vrouw


III. De handel in vrouwen

Onze hervormers hebben plotseling een grote ontdekking gedaan: de handel in blanke slavinnen. De kranten staan vol over deze ‘ongehoorde toestanden’ en wettenmakers bereiden al nieuwe wetten voor om deze gruwel te bestrijden.

Het is opvallend dat steeds als de aandacht van het publiek moet worden afgeleid van een ernstige sociale misstand er een kruistocht wordt ingezet tegen onzedigheid, gokken, cafés, enz. Met het gevolg dat het gokken toeneemt, de cafés via de achterdeur goede zaken doen, de prostitutie hoogtij viert en bordeelkoninginnen en souteneurs wel varen.

Hoe komt het dat iets waar zelfs de meeste kinderen van wisten, zo plotseling ontdekt werd? Hoe komt het dat dit kwaad, waarvan iedere socioloog op de hoogte is, nu tot zo een belangrijke zaak wordt gemaakt?

Het is op zijn minst uiterst dwaas om te geloven dat het onlangs gehouden (overigens zeer oppervlakkige) onderzoek naar de handel in blanke slavinnen iets nieuws aan het licht heeft gebracht. De prostitutie was en is een wijdverspreid euvel maar de mensheid gaat haar gang zonder zich ook maar iets van het leed en de nood van de slachtoffers aan te trekken. Zoals zij zich ook niet druk maakt over het industriële stelsel of de economische prostitutie.

Alleen als menselijk leed een stuk speelgoed wordt in schreeuwende kleuren krijgt het kind publiek belangstelling, even tenminste. Het publiek is een uiterst wispelturig kind dat iedere dag nieuw speelgoed wil. De ‘terechte’ verontwaardiging over de handel in blanke slavinnen is zo een speelgoed. Het houdt het publiek een ogenblik bezig en levert weer een paar dikbetaalde politieke baantjes op voor parasieten die de wereld rondreizen als inspecteur, rechercheur, detective, enz.

Wat is in feite de oorzaak van de handel in vrouwen, niet alleen in blanke vrouwen maar ook in gele en zwarte vrouwen? De uitbuiting natuurlijk, de genadeloze Moloch van het kapitalisme die wel vaart bij onderbetaald werk, waardoor duizenden vrouwen en meisjes de prostitutie in gedreven worden. Zij redeneren zoals mevrouw Warren: ‘Waarom je leven verknoeien met achttien uur werken per dag in een bijkeuken voor een paar shilling per week?’

Daarover hoor je onze hervormers natuurlijk niets zeggen. Zij weten dat natuurlijk ook wel, maar zij worden er niets beter van om deze oorzaken te noemen. Het is veel voordeliger om heel farizeïsch te doen of je zedelijk gekwetst bent.

Er is echter een loffelijke uitzondering onder de jonge schrijvers: Reginald Wright Kauffman, die in zijn boek The House of Bondage (Het slavenhuis) de eerste serieuze poging doet om dit sociale euvel te beschrijven zonder sentimenteel filistijns gejammer. De breed georiënteerde journalist Kauffman laat zien dat de prostitutie voor de meeste vrouwen in het heersende industriële stelsel de enige keuze is. De vrouwen in The House of Bondage behoren tot de arbeidersklasse. Als de schrijver het leven van vrouwen in een andere omgeving had geschilderd, zou hij dezelfde toestand hebben aangetroffen.

Een vrouw wordt niet behandeld naar wat zij presteert maar naar haar sekswaarde. Ze ontkomt er daarom praktisch niet aan om voor haar bestaansrecht of haar recht op een positie te betalen met seksuele gunsten. Of ze zich binnen of buiten het huwelijk aan een of aan veel mannen verkoopt, is zo alleen maar een gradueel verschil. Of onze hervormers het daarmee eens zijn of niet, de prostitutie is het gevolg van de zwakke economische en sociale positie van de vrouwen.

Op het ogenblik worden onze brave medeburgers geschokt door de onthulling dat alleen al in New York City één op de tien vrouwen in een fabriek werkt, dat een vrouw gemiddeld per week voor 48 tot 60 uur werk 6 dollar ontvangt en dat de meeste vrouwelijke loonarbeiders vaak maandenlang zonder werk zitten, zodat ze gemiddeld per jaar ca. 280 dollar verdienen. Bij zulke afschuwelijke economische toestanden is het toch niet te verwonderen dat de prostitutie en de handel in blanke slavinnen zo’n grote rol spelen?

Voor wie mocht denken dat deze cijfers overdreven zijn, is het goed om kennis te nemen van wat enkele gezaghebbende personen over prostitutie te zeggen hebben:

‘Een belangrijke oorzaak van het zedelijke verval van vrouwen vinden we in de verschillende tabellen met soorten werk en ontvangen loon van deze vrouwen in de tijd voor hun val. Ik laat het aan de politieke economen over om uit te maken of werkgevers het recht hebben uit puur zakelijke overwegingen de lonen te verlagen en of de besparing van een paar procent op de lonen niet meer dan te niet wordt gedaan door de enorme bedragen aan belastinggelden die het publiek als geheel moet opbrengen voor de bestrijding van een kwaad DAT IN VEEL GEVALLEN HET RECHTSTREEKSE GEVOLG IS VAN EEN TE LAGE BELONING VOOR FATSOENLIJK WERK.’

(Dr. Sanger, The History of Prostitution)[1]

Onze hedendaagse hervormers zouden er goed aan doen het boek van Dr. Sanger eens door te lezen. Zij kunnen daar lezen dat van de tweeduizend gevallen die hij onderzocht er maar een paar uit de middenklassen afkomstig waren, uit een ordelijk huishouden of uit een prettig thuis. De overgrote meerderheid waren werkende meisjes en werkende vrouwen; sommigen waren door pure nood tot prostitutie gedreven, anderen door een wreed, ellendig leven tuis, weer anderen door lichamelijke gebreken en afwijkingen. Het zal de handhavers van de zuiverheid en de goede zeden ook goed doen om te vernemen dat 490 van de 2.000 vrouwen getrouwd waren en met hun man samenleefden. De heiligheid van het huwelijk was dus kennelijk niet zo’n bijster goede waarborg voor hun ‘veiligheid en zuiverheid’.

In zijn boek Prostitution in the Nineteenth Century (Prostitutie in de 19e eeuw) legt Dr. Alfred Blaschko er nog meer de nadruk op dat de economische omstandigheden een van de belangrijkste oorzaken van de prostitutie zijn.

‘Prostitutie is er altijd geweest, maar het is pas in de negentiende eeuw een gigantisch sociaal verschijnsel geworden. De ontwikkeling van de industrie met grote massa’s mensen op zoek naar werk, het ontstaan van de grote overvolle steden en de moeilijkheid om werk te vinden en te houden, hebben de prostitutie doen toenemen op een wijze waarvan niemand ooit heeft gedroomd.’

Een Havelock Ellis, die de economische omstandigheden niet zo absoluut als de enige oorzaak aanwijst, moet toch toegeven dat zij indirect en direct wel de voornaamste oorzaak zijn. Hij stelt bijvoorbeeld vast dat een groot deel van de prostituees afkomstig is uit de dienstbodenklasse, ofschoon deze niet zoveel zorgen hebben en zekerder zijn van hun werk. Aan de andere kant ontkent Ellis niet dat de dagelijkse sleur, het zware werk en de eentonigheid en vooral het feit dat een dienstbode geen deel heeft aan de huiselijke omgang en gezelligheid zeker geen onbelangrijke oorzaak van het zoeken van afleiding en vergetelheid in de vrolijkheid en schittering van de prostitutie zijn. Met andere woorden, voor de als een sloof behandelde dienstbode zonder recht op een eigen leven en doodop van de grillen van haar mevrouw is evenals voor het fabrieks- of winkelmeisje de prostitutie de enige uitweg.

Het vermakelijkste aan deze nu zo in de belangstelling staande zaak is de verontwaardiging van de ‘eerzame, fatsoenlijke lieden’, vooral van de verschillende christelijke heren die bij iedere kruistocht altijd voorop lopen. Weten ze soms helemaal niets van de geschiedenis van de godsdiensten, met name van de christelijke? Of hopen ze voor de huidige generatie de rol te verbergen die de kerk in het verleden op het gebied van de prostitutie heeft gespeeld? Hoe dan ook, zij moeten toch wel de laatsten zijn om zo te keer te gaan tegen de ongelukkige slachtoffers van deze tijd, omdat iedereen die een beetje op de hoogte is weet dat de prostitutie van godsdienstige oorsprong is en eeuwenlang in stand is gehouden en gestimuleerd, niet als iets schandelijks maar als iets goeds dat ook de goden hogelijk prezen.

‘Zover wij kunnen nagaan is de oorsprong van de prostitutie in de eerste plaats te zoeken in een godsdienstig gebruik, in die zin dat de godsdienst als grote beschermer van maatschappelijke gebruiken, in veranderde vorm een oorspronkelijke vrijheid in stand hield die in het gewone maatschappelijke leven aan het verdwijnen was. Het typische voorbeeld hiervan is het gebruik in de tempel van Mylitta, de Babylonische Venus, beschreven door Herodotus in de vijfde eeuw voor Christus, waarbij iedere vrouw zich als eerbewijs aan de godin, eens in haar leven aan de eerste vreemdeling moest geven die een geldstuk in haar schoot wierp. Veel daarop lijkende gebruiken kwamen ook elders in West-Azië, Noord-Afrika, op Cyprus en op andere eilanden in het oostelijk deel van de Middellandse Zee voor, evenals in Griekenland, waar de tempel van Afrodite op het fort van Korinthe meer dan duizend hierodulen bezat, die toegewijd waren aan de dienst van de godin.

‘Alle gezaghebbende schrijvers op dit gebied hangen de theorie aan dat de godsdienstige prostitutie in het algemeen ontstond uit het geloof dat de levenwekkende activiteiten van de mensen een mysterieuze, heilige invloed hadden die de vruchtbaarheid van de Natuur bevorderde. Naargelang de prostitutie echter georganiseerde vormen aannam onder priesterlijke invloed werd de godsdienstige prostitutie ook van economisch belang doordat zij hielp de openbare inkomsten te vergroten.

‘De opkomst van het christendom als politieke macht bracht hier nauwelijks verandering in. De voornaamste leiders van de kerk legden de prostitutie niets in de weg. In de dertiende eeuw komen bordelen voor die van gemeentewege bescherming genieten. Zij vormden een soort openbare dienst en de hoofden werden bijna als ambtenaren beschouwd.’

(Havelock Ellis, Sex and Society)

Het volgende citaat uit het boek van Dr. Sanger mag hier niet ontbreken:

‘Paus Clemens II vaardigde een bul uit die bepaalde dat prostituees ongemoeid zouden worden gelaten als zij een bepaald deel van hun inkomsten aan de Kerk betaalden.

‘Paus Sixtus IV was praktischer ingesteld: uit een bordeel dat hij zelf had laten bouwen, trok hij een inkomen van 20.000 dukaten.’

Op het ogenblik is de Kerk in dat opzicht een beetje zorgvuldiger. Ze heft althans niet openlijk schatting van prostituees. Ze vindt het veel voordeliger om in onroerend goed te doen, zoals Trinity Church die ruimtes die niet meer dan hokken zijn, tegen woekerprijzen verhuurt aan mensen die van de prostitutie leven.

Ofschoon ik het graag zou willen, laat de ruimte niet toe dat ik ook iets zeg over de prostitutie in Egypte, Griekenland, Rome en in de Middeleeuwen. De Middeleeuwen waren bijzonder interessant omdat de prostitutie toen in gilden georganiseerd was met een bordeelkoningin aan het hoofd. Deze gilden hanteerden het stakingswapen om betere voorwaarden te krijgen en om een standaardprijs te handhaven. Dat was beslist een efficiëntere methode dan degene die moderne loonslaven hanteren.

Het zou eenzijdig en erg oppervlakkig zijn om te beweren dat de prostitutie alleen economische oorzaken heeft. Er zijn ook nog andere, minstens zo belangrijke en wezenlijke oorzaken. Ook dat weten onze hervormers, maar zij durven die andere oorzaken nog minder te noemen dan het probleem dat het leven van mannen en vrouwen vernielt. Ik bedoel het seksuele vraagstuk, dat je maar hoeft te noemen om de meeste mensen de morele stuipen op het lijf te jagen.

Het is een erkend feit dat de vrouw tot sekswaar wordt opgevoed, maar toch wordt ze tegelijkertijd in volkomen onwetendheid gelaten over de betekenis en het belang van het seksuele leven. Alles wat daarop slaat wordt doodgezwegen en wie probeert wat licht in deze afschuwelijke duisternis te brengen, wordt vervolgd en gevangen gezet. Niettemin, zolang een meisje niet mag weten waar zij op moet letten en wat de functie is van het belangrijkste in haar leven, moeten we niet verbaasd zijn als zij een gemakkelijke prooi wordt van de prostitutie of van een andere relatie die haar tot een louter seksobject verlaagt.

Deze onwetendheid misvormt en verknoeit het hele leven en de hele persoonlijkheid van een meisje. Het wordt sedert lang als vanzelfsprekend beschouwd dat een jongen de drang van de natuur mag volgen, dat wil zeggen dat zodra zijn seksuele behoeften zich openbaren hij deze mag bevredigen; maar onze moralisten zijn hevig verontwaardigd bij de gedachte alleen al dat de seksuele behoeften van een meisje zich zouden kunnen openbaren. Voor deze mensen bestaat de prostitutie er niet zozeer in dat vrouwen hun lichaam verkopen, maar dat dit buiten het huwelijk gebeurt. Dit is niet zomaar een bewering maar blijkt uit het feit dat een huwelijk om het geld volkomen wettig is en door de wetten en de publieke opinie wordt goedgekeurd terwijl alle andere verhoudingen worden veroordeeld en afgekeurd. Niettemin betekent het woord ‘prostituee’, mits juist gedefinieerd, niets anders dan ‘iemand voor wie seksuele relaties in dienst staan van materieel gewin.’ (Guyot, La prostitution)

‘Prostituees zijn vrouwen die hun lichaam verkopen voor het plegen van de geslachtsdaad en daar een beroep van maken.’ (Banger, Criminalité et condition economique)

In feite gaat Banger verder; hij stelt dat prostitutie ‘in wezen gelijk staat met wat een man of vrouw doen die om economische redenen een huwelijk sluiten’.

Ieder meisje wil natuurlijk trouwen, maar aangezien duizenden meisjes niet kunnen trouwen, veroordelen onze domme maatschappelijke gebruiken haar tot de ongehuwde staat of de prostitutie. De menselijke behoeften trekken zich niets van wetten aan en bovendien is er geen enkele zinnige reden waarom de natuur zich zou moeten aanpassen aan onnatuurlijke moraalopvattingen.

De maatschappij beschouwt de seksuele ervaringen van een man als behorend tot zijn algemene ontwikkeling, terwijl soortgelijke ervaringen in het geval van een vrouw worden beschouwd als een verschrikkelijke ramp en een verlies van haar eer en van alles wat een menselijk wezen goed en edel maakt. Deze dubbele moraal heeft een niet geringe rol gespeeld in het ontstaan en blijven voortbestaan van de prostitutie. Om deze dubbele moraal in stand te houden worden de jongeren op seksueel gebied in een volkomen onwetendheid gehouden, die gelijkgesteld wordt met ‘onschuld’, met als gevolg een verwrongen en verstard seksueel leven, waardoor toestanden ontstaan die onze puriteinen juist zo graag willen voorkomen of tegengaan.

Niet dat de bevrediging van de seksuele behoeften noodzakelijk tot prostitutie leidt; deze wordt veroorzaakt door de wrede, harteloze, misdadige vervolging van degenen die het wagen de platgetreden paden te verlaten.

Meisjes, in feite kinderen, werken tien à twaalf uur per dag in overvolle, oververhitte ruimten aan machines die hen in een voortdurende staat van seksuele overopwinding houden. Veel van deze meisjes hebben geen thuis of soortgelijk toevluchtsoord, zodat de straat of een goedkoop vermaakscentrum de enige plaats zijn waar ze de dagelijkse sleur kunnen vergeten. Hierdoor komen zij natuurlijk in aanraking met het andere geslacht. Het is moeilijk te zeggen welke van deze twee factoren hun seksuele opwinding tot uitbarsting brengen, maar dat er een uitbarsting komt is zeker wel het natuurlijkste wat er bestaat. Dat is de eerste stap naar de prostitutie. Het meisje kun je daar niet verantwoordelijk voor stellen. Het is juist helemaal de schuld van de maatschappij, van ons gebrek aan begrip en gevoel voor jong leven; de grootste schuld ligt bij het misdadige gedrag van de moralisten die een meisje voor alle eeuwigheid veroordelen omdat zij het ‘pad van de deugd’ heeft verlaten, dat wil zeggen omdat zij haar eerste seksuele ervaringen opdeed zonder de goedkeuring van de Kerk.

Met de deuren van thuis en van de maatschappij voor haar neus dichtgesmeten voelt het meisje zich een totale verschoppeling. Door haar opvoeding en de traditie ziet zij zichzelf als een ontaarde, gevallen vrouw, waardoor zij ieder houvast kwijt is en niets meer heeft dat haar opheft. Dat is de manier waarop de maatschappij de slachtoffers schept waar zij naderhand vergeefs probeert vanaf te komen. De meest middelmatige, waardeloze, afgetakelde man voelt zich nog te goed om te trouwen met een vrouw wier gunsten hij eerst graag bereid was te kopen, ook al zou hij haar daardoor een afschuwelijk leven besparen. Bij haar zusters hoeft ze ook niet om hulp te komen. Die vinden zich daar in hun domheid te zuiver en te kuis voor, niet beseffend dat hun eigen positie in veel opzichten nog bedroevender is dan die van hun zusters van de straat.

‘De vrouw die om het geld trouwt’, zegt Havelock Ellis, ‘is in vergelijking met de prostituee de werkelijke onderkruiper. Zij krijgt minder betaald, levert daarvoor veel meer arbeid en verzorging en is met handen en voeten aan haar meester gebonden. De prostituee doet nooit afstand van haar recht op haar eigen persoon, zij behoudt haar vrijheid en persoonlijke rechten en hoeft zich ook niet altijd door een man te laten nemen.’

Ook voelt de zich beter dan een ander voelende vrouw de verdediging van Lecky niet aan dat de prostituee ‘misschien het opperste voorbeeld van ondeugd is maar ook de beste hoedster van de deugd. Zonder prostituees zouden veel gelukkige huisgezinnen bezoedeld worden en zouden onnatuurlijke en schadelijke praktijken schering en inslag zijn.’

De moralisten staan altijd klaar om de halve mensheid op te offeren aan een of andere miserabele traditie waar zij niet overheen komen. In feite is de prostitutie evenmin een bescherming voor de zuiverheid van het huisgezin als strenge wetten een bescherming tegen de prostitutie vormen. Vijftig procent van de getrouwde mannen gaan wel eens naar een bordeel. Deze brave borsten maken dat getrouwde vrouwen — en zelfs kinderen — geslachtsziekten krijgen. Niettemin zal de maatschappij de man niet veroordelen, maar is geen wet te gemeen om toegepast te worden op het hulpeloze slachtoffer. Ze is niet alleen een prooi van degenen die haar gebruiken maar ook volledig overgeleverd aan de genade of ongenade van de eerste de beste politieagent of miezerige rechercheur op ronde, van het personeel op het politiebureau en van de gevangenisautoriteiten.

In een onlangs verschenen boek van een vrouw die twaalf jaar lang een bordeel had, staan de volgende cijfers: ‘De autoriteiten lieten me maandelijks $14, 70 tot $29, 70 boete betalen, de meisjes betaalden $5, 70 tot $9, 70 aan de politie’. Als je ervan uit gaat dat de schrijfster in een kleine stad werkte en dat in de bedragen die zij noemt de extra steekpenningen en boetes niet begrepen zijn, kun je wel uitrekenen wat voor enorme inkomsten de politie verkrijgt uit het bloedgeld van haar slachtoffers, die zij niet eens beschermt. En wee degenen die weigeren hun tol te betalen, zij zouden bij elkaar gedreven worden als vee, ‘al was het maar om een goede indruk te maken op de brave burgers van de stad of om de overheid aan extra geld te helpen. De verknipte geesten die menen dat gevallen vrouwen geen menselijke gevoelens kennen, zijn niet in staat ons verdriet, onze ellende, tranen en gekwetste trots te begrijpen als wij weer eens werden opgepakt’.

Vreemd, nietwaar, dat een vrouw die een bordeel gedreven heeft, zulke gevoelens kan hebben! Maar nog vreemder is het dat een goedchristelijke wereld zulke vrouwen uitperst en uitkleedt en daarvoor niets anders teruggeeft dan kwaadsprekerij en gerechtelijke vervolging. Wat is die christelijke wereld toch liefderijk!

Er wordt met grote stelligheid beweerd dat er blanke slavinnen in Amerika geïmporteerd worden. Hoe kan Amerika netjes blijven als Europa het niet helpt? Ik zal niet zeggen dat het helemaal niet gebeurt, evenmin als ik zal ontkennen dat er Duitse en andere handlangers zijn die economische slaven naar Amerika lokken; maar ik houd bij hoog en bij laag vol dat de prostitutie niet in grote omvang uit Europa geïmporteerd wordt. Misschien zijn de meeste prostituees in New York inderdaad buitenlanders, maar dat is dan omdat de meerderheid van de bevolking daar buitenlands is. Als je in andere Amerikaanse steden ging kijken, in Chicago of in het Midden-Westen, zou je zien dat de buitenlandse prostituees ver in de minderheid zijn.

Het is ook overdreven om aan te nemen dat de meeste straatmeisjes hier dat ook al waren voordat ze naar Amerika kwamen. De meeste van die meisjes spreken uitstekend Engels, zien er Amerikaans uit en gedragen zich Amerikaans, iets wat totaal onmogelijk zou zijn als ze hier niet al jarenlang woonden. Dat betekent dus dat zij tot de prostitutie zijn gebracht door Amerikaanse toestanden en door de door en door Amerikaanse gewoonte om overdreven te koop te lopen met sieraden en kleding, waarvoor je natuurlijk geld nodig hebt — en dat geld verdien je niet in een winkel of in een fabriek.

Er is met andere woorden geen enkele reden om te denken dat bepaalde lieden het risico en de kosten van de import van buitenlandse producten op zich gaan nemen als de Amerikaanse toestanden de markt met meisjes overstromen. Aan de andere kant zijn er bewijzen genoeg om aan te tonen dat de export van Amerikaanse meisjes als prostituee zeker niet te verwaarlozen is.

Clifford G. Roe, vroeger substituut-officier van justitie in Cook-County, Ill., uit bijvoorbeeld openlijk de beschuldiging dat er speciaal ten behoeve van de mannen in dienst van Uncle Sam meisjes uit New England naar Panama gebracht worden. Roe voegt daaraan toe dat ‘hij aanwijzingen heeft dat er een ondergrondse spoorlijn loopt van Boston naar Washington waar veel meisjes gebruik van maken’. Zegt het niets dat die spoorlijn nota bene naar de zetel van de federale regering leidt? Dat Roe meer zei dan bepaalde kringen lief was, blijkt wel uit het feit dat hij zijn baan kwijt raakte. Als je een officiële positie bekleedt kun je maar beter niet uit de school klappen.

Het excuus dat aangevoerd wordt voor de toestanden in Panama is dat er in de Kanaalzone geen bordelen zijn. Dat is de gebruikelijke smoes van een schijnheilige wereld die de waarheid niet onder ogen durft te zien. Niet in de Kanaalzone, niet binnen de steden — dus er is geen prostitutie.

Verder is er James Bronson Reynolds, die een grondige studie heeft gemaakt van de handel in blanke slavinnen in Azië. Reynolds was een solide Amerikaanse burger en vriend van de toekomstige Napoleon van Amerika, Theodore Roosevelt, zodat hij dus wel de laatste zou zijn om de goede eigenschappen van zijn land in opspraak te brengen. Niettemin vernemen we van hem dat je in Hong Kong, Sjanghai en Jokohama de Augiasstallen van de Amerikaanse ondeugd vindt. De Amerikaanse prostituees hebben zich daar zo gedragen dat de uitdrukking ‘American girl’ in het Verre Oosten synoniem is met ‘prostituee’. Reynolds herinnert zijn landgenoten eraan dat de Amerikanen in China de bescherming genieten van Amerikaanse consulaire vertegenwoordigers, maar dat de Chinezen in Amerika volledig onbeschermd zijn. Iedereen die de brute, barbaarse vervolgingen kent waaraan Chinezen en Japanners aan de Amerikaanse westkust blootstaan, zal dit beamen.

Gezien het bovenstaande is het nogal dwaas om Europa aan te wijzen als het moeras waar al Amerika’s maatschappelijke kwalen vandaan komen. Even dwaas is het om het sprookje te verkondigen dat die gewillige prooi voor het grootste deel uit joodse meisjes bestaat. Er zal wel niemand zijn die mij van nationalisme beschuldigt. Daar heb ik mij gelukkig van bevrijd, evenals van zoveel andere vooroordelen. Als ik dus bezwaar heb tegen de bewering dat er hier joodse prostituees geïmporteerd worden, dan is dat niet vanwege sympathie voor de joden maar vanwege de feiten die het joodse leven bepalen. Niemand die deze meer dan oppervlakkig kent, zal beweren dat een joods meisje naar een vreemd land gaat als ze daar geen bloedverwant of andere relatie heeft. Joodse meisjes zijn geen avonturiersters. Tot voor kort kwam het helemaal niet voor dat een joods meisje thuis wegging, zelfs niet naar een nabijgelegen stad of dorp, als het niet was om er familie te bezoeken. Lijkt het dan geloofwaardig dat joodse meisjes hun ouders of familie verlaten en naar vreemde landen vertrekken op duizenden mijlen afstand omdat vreemde elementen dat zo graag willen en haar met fraaie beloften trachten te paaien? Ga maar kijken als er weer een zeeschip aankomt en zie dan zelf of deze meisjes niet in gezelschap zijn van hun ouders, broers, tantes of andere familie. Er kunnen natuurlijk best uitzonderingen zijn, maar wie beweert dat er grote aantallen joodse meisjes hiernaartoe gehaald worden als prostituee of om andere redenen kent gewoon de joodse psyche niet.

Wie in een glazen huis woont moet niet met stenen gaan gooien; het Amerikaanse glazen huis is bovendien nogal dun, het breekt en het inwendige ziet er allesbehalve fris uit.

Wie de toename van de prostitutie toeschrijft aan beweerde import, aan het toenemende pooierdom en dergelijke, blijft wel erg aan de oppervlakte. Over de import heb ik het al gehad. Wat het pooierdom betreft, hoe een onfrisse zaak dat ook is, we mogen toch niet vergeten dat dat in wezen een aspect is van de moderne prostitutie dat zich ontwikkelde als reactie op de maatregelen tegen de prostitutie en het politieke gekonkel bij de af en toe ondernomen kruistochten tegen het sociale kwaad.

Een souteneur is inderdaad geen stralend voorbeeld voor zijn medemensen, maar waarom zou hij verachtelijker zijn dan de politieman die een tippelaarster haar laatste cent afneemt en dan in het politiebureau opsluit? Waarom is een pooier misdadiger of een grotere bedreiging voor de samenleving dan de eigenaar van een warenhuis of een fabriek die goede zaken doet van het zweet van zijn slachtoffers en ze dan de straat op schopt? Ik pleit niet voor de souteneurs, maar ik zie niet in waarom die meedogenloos vervolgd moeten worden terwijl de eigenlijke veroorzakers van al het onrecht ongestraft blijven en zelfs prestige genieten. Verder mogen we wel bedenken dat de prostituees niet door de souteneurs gemaakt worden. Zij zijn allebei kinderen van onze onoprechtheid en schijnheiligheid.

Tot 1894 was het verschijnsel souteneur in Amerika praktisch onbekend. Toen werden wij opeens geteisterd door een deugdzaamheidsepidemie. Het moest afgelopen zijn met de smeerlapperij, het land moest tot iedere prijs gezuiverd worden. Hierdoor werd het sociale gezwel uit het gezicht maar dieper in het lichaam gedreven. De bordeelhoudsters en hun ongelukkige slachtoffers werden overgeleverd aan de tedere zorgen van de politie. Met als onvermijdelijk gevolg buitensporige steekpenningen en de gevangenis.

Terwijl de meisjes in de bordelen nog betrekkelijk beschermd leefden omdat zij een zekere geldswaarde vertegenwoordigden, stonden zij nu op straat, volledig overgeleverd aan de grillen van de op geld beluste politie. In hun wanhoop en hun behoefte aan bescherming en genegenheid waren deze meisjes natuurlijk een gemakkelijke prooi voor de souteneurs, die ook het product waren van de geldbezetenheid van deze tijd. Het pooierdom was dus het directe gevolg van de vervolgingen en afpersingen door de politie en van de pogingen om een einde te maken aan de prostitutie. Het zou pure dwaasheid zijn om de moderne fase van het sociale kwaad te verwarren met de oorzaken ervan.

Onderdrukking en barbaarse maatregelen zijn alleen maar goed om de ongelukkige slachtoffers van onwetendheid en domheid te verbitteren en nog verder omlaag te halen. Het toppunt van domheid beleven we overigens wel in het wetsvoorstel om humane behandeling van prostituees tot een misdaad te maken en het verlenen van onderdak aan een prostituee te bestraffen met vijf jaar gevangenis en 10.000 dollar boete. Dergelijke ideeën verraden alleen maar het afschuwelijke gebrek aan begrip voor de werkelijke oorzaken van de prostitutie als sociaal verschijnsel en een puritanisme als in de dagen van de Scarlet Letter.

Geen enkele moderne schrijver over dit onderwerp laat na te wijzen op de volkomen zinloosheid van wettelijke maatregelen ter bestrijding van het kwaad. Dr. Blaschko stelt bijvoorbeeld vast dat onderdrukking van overheidswege en morele kruistochten alleen maar tot gevolg hebben dat het kwaad geheime wegen gaat zoeken en daardoor gevaarlijker wordt voor de samenleving. Havelock Ellis, de meest serieuze en humane onderzoeker op het gebied van de prostitutie, laat aan de hand van een overvloed aan feitelijke gegevens zien dat hoe straffer het vervolgingsbeleid, hoe erger de toestand. Zo kunnen wij o.a. lezen dat de Franse koning ‘Karel IX in 1560 per edict de bordelen afschafte maar dat het aantal prostituees niettemin toenam, terwijl er ook veel nieuwe bordelen ontstonden die alleen helemaal niet aan een bordeel deden denken en daardoor alleen maar gevaarlijker waren. Ondanks, of juist door al die wetten is er geen land waar de prostitutie zo’n opvallende plaats heeft ingenomen.’ (Sex and Society)

Alleen een goed geïnformeerde publieke opinie niet gehinderd door gerechtelijke en morele jacht op prostituees kan verbetering brengen in de bestaande toestand. Willens en wetens de ogen sluiten en weigeren dit kwaad te erkennen als een maatschappelijk element in het moderne leven, kan de zaak alleen maar verergeren. Wij moeten ons bevrijden van het dwaze idee dat we beter zijn dan anderen en in de prostituees een product van de maatschappelijke omstandigheden leren zien. Dan komt er een eind aan de schijnheiligheid en ontstaat er plaats voor meer begrip en een menselijker optreden. Een grondige uitroeiing van de prostitutie is alleen mogelijk als alle aanvaarde normen — vooral de zedelijke — volledig herzien worden en tegelijk de industriële slavernij wordt afgeschaft.

_______________
[1] Het is veelzeggend dat de Amerikaanse posterijen weigeren het boek van Dr. Sanger voor verzending aan te nemen. De overheid is er kennelijk niet zo op gebrand dat het publiek de werkelijke oorzaken van de prostitutie te weten komt. — Noot van Goldman