Peter Hadden

Verdelen om te heersen – een geschiedenis van verdeeldheid


Bron: Brochure Divide and Rule
Vertaling: LSP, 2010
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Laatst bijgewerkt:


Verwant:
Over de relaties tussen de Ierse secties en de Britse Federale Raad
Over het recht der naties op zelfbeschikking
Nationalisme, een blijvende kracht?

De opdeling van Ierland was een bewuste daad van het Britse imperialisme en in eerste instantie er op gericht om de arbeidersklasse langs sectaire lijnen te verdelen. De troubles hebben de publicatie van boeken over de Ierse geschiedenis meer winstgevend gemaakt, waardoor een hele reeks academici steeds nieuwe versies van de opdeling van het land hebben gebracht. Doorheen de vele bomen van deze publicaties, werd het bos vaak uit het oog verloren. De essentie is en blijft dat de opdeling van Ierland een bewuste daad van het Britse imperialisme. Sommigen zochten naar excuses om de opdeling goed te praten en gebruikten dit als excuus om zich zelf niet te verzetten tegen de opdeling. Sommigen stellen dat de opdeling gerechtvaardigd is door het volledig verkeerde idee dat de opdeling van het land het resultaat is van het bestaan van twee afzonderlijke naties in Ierland.

De geschiedenis van de opdeling zelf, en van de volledige geschiedenis van Ierland, weerlegt die visie. De opdeling was een wanhoopsdaad die er kwam om klassenbelangen te verdedigen. De afgelopen eeuwen werden tal van wanhopige maatregelen genomen door de Britse heersende klasse, steeds opnieuw om de eigen economische belangen te verdedigen.

Sinds de eerste invasie van de Noormannen was de volledige geschiedenis van Ierland er één van strijd tegen onderwerping, verovering en uitbuiting. Deze strijd was steeds meer dan een strijd voor enkel maar onafhankelijkheid. Verovering betekende meer dan het onderwerpen van het land. Het betekende de omverwerping van een sociaal systeem. Op ieder ogenblik werd de strijd om “vrijheid” te bekomen versterkt door de wil van delen van de Ierse bevolking om een vorm van klassenheerschappij of onderdrukking omver te werpen. De motor van de Ierse geschiedenis wordt gevormd door de sociale uitbuiting van haar bevolking.

De vroege stammensamenleving ging ten onder als gevolg van de verovering door de Noormannen. Er werd een totaal vreemd sociaal systeem op basis van privaat bezit van rijkdom opgelegd waarbij er iets bestond als erfrecht en eigendom heilig werd.

Het grootgrondbezit werd opgelegd met zwaarden. De oorspronkelijke Ierse bevolking werd van grote delen van het land verdreven om dit land te geven aan boeren die vanuit Engeland en Schotland werden aangevoerd. Zij moesten de hoeksteen worden waarop het Britse regime zich zou baseren en de schijnbaar aanhoudende rebellie van de Ieren zou wel verdwijnen. Spijtig genoeg voor deze heersers begonnen deze boeren generatie na generatie meer wortel te schieten in Ierland en pasten ze zich aan de gewoonten en gebruiken van hun buren aan, ze werden Iers.

De rebellie bleef niet beperkt tot de oorspronkelijke bewoners van het land, maar verspreidde zich ook onder de kolonisten. Ze lagen beiden, op een verschillende wijze en in een verschillende mate, onder vuur door het systeem van buitenlandse uitbuiting. Om het hoofd te bieden aan deze revoltes kozen de Britten ervoor om verdeeldheid te stimuleren. Religie was het uitgesproken instrument daartoe. Religieuze intolerantie, het opwekken van wederzijds wantrouwen, haat en geweld tussen katholieken en protestanten. Dat was het wapen van de heersers tegen de beweging van onderuit.

Deze methoden maakten een einde aan het bestaande sociale systeem. Maar dezelfde methoden maakten ook dat de Ierse samenleving geen sociale ontwikkelingen kenden zoals in andere landen. Het grootgrondbezit betekende meer dan het opleggen van verschrikkelijke voorwaarden aan de Ierse plattelandsbevolking. Het zorgde ervoor dat een overschot aan rijkdom werd geproduceerd door diegenen die het land bewerkten en deze overschotten werden naar Engeland gestuurd ten voordele van de parasiterende buitenlandse eigenaars. Als resultaat hiervan werd een lokale industriële ontwikkeling tegen gehouden.

De buitenlandse dominantie was een dominantie voor de klassenbelangen in de overheersende natie. De industriële revolutie in Groot-Brittannië in de achttiende en negentiende eeuw had de ontwikkeling van nieuwe industrie en technologie versneld. De opkomende kapitalistische klasse kreeg de controle over een voorheen nooit geziene rijkdom. Deze kapitalisten zouden geen enkele concurrentie vanuit Ierland toelaten. Omwille van de buitenlandse dominantie en de beperkingen die gepaard gingen met het systeem van grootgrondbezit was de Ierse industrie onvermijdelijk veel zwakker dan zijn rivaal. Het Britse kapitalisme was sterk ontwikkeld, maar het Ierse kapitalisme stond amper in haar beginfase. Het was een zwak kapitalisme dat niet opwoog tegen de semi-feodale sociale verhoudingen.

De Britse kapitalisten besloten om met handelsbeperkingen en importtarieven een ontwikkeling van de Ierse industrie onmogelijk te maken. Het land moest een landbouwkolonie blijven dat voedsel moest leveren aan de groeiende en hongerige steden van het industriële Engeland. Veel Ierse jongeren emigreerden door de miserie en honger op het platteland naar de Engelse steden, daar vormden ze aanvullende goedkope arbeidskrachten voor de nieuwe bazen.

Het was tegen de achtergrond van deze overheersing dat verschillende klassenbelangen in Ierland in conflict kwamen. De strijd gebeurde op diverse manieren en met grote verschillen op het vlak van vastberadenheid. Tegen het einde van de 18de eeuw was de situatie rijp voor een revolte. De boeren, de ambachtslieden, het embryonale proletariaat, de winkeliers en kleine handelaars, zelfs delen van de “Ierse” aristocratie waren aangestoken door de vlam van de rebellie.

In 1798 was er een opstand van de United Irishmen, een gewapende en geheime beweging die doorheen de jaren was opgebouwd. Het was een van de belangrijkste bewegingen van de Ieren tegen de overheersing. Het bracht de protestantse kleinburgerij van Belfast en protestantse huurders in Antrim en Down samen met de katholieke boeren van Connaught, Wexford en andere regio’s. Het was een van de belangrijkste gebeurtenissen uit de Ierse geschiedenis en het droeg ook op scherpe wijze een aantal bittere lessen in zich.

Van bij het begin van de opstand werd deze gekenmerkt door verraad en verwarring. Verschillende regio’s kwamen op verschillende ogenblikken in opstand in een ongecoördineerde revolte. Spionnen en verraders zorgden ervoor dat de plannen bekend waren vooraleer ze werden uitgevoerd. Arrestaties en inbeslagnames van wapens verzwakten de kracht van de opstand nog voor deze was begonnen.

Deze chaos was geen toeval. Het was een uitdrukking van de houding van de verschillende klassenbelangen in het conflict. Het sporadische karakter van de strijd toonde aan dat er geen sterk ontwikkelde burgerlijke klasse was en dat deze niet bang was maar tegelijk ook niet bereid was om te vechten voor onafhankelijkheid. Enkel in het noorden was de opkomende burgerij, omwille van een sterkere ontwikkeling van de manufactuur, in staat om een rol van belang te spelen. In de rest van het land steunden de aristocraten het establishment en de kleine embryonale kapitalistische klasse was te zwak en te beperkt om de leiding van de beweging op zich te nemen. De gevechten buiten het noordoosten werden zo goed als enkel door de boeren gevoerd.

Diegenen die eerder welgesteld waren en die de doelstellingen van de United Irishmen steunden, baseerden zich op andere methoden dan hun “kameraden” op het platteland of de armste lagen in de steden. Uit vrees voor een volksbeweging met “communistische” doelstellingen, werd ingegaan tegen het idee om alleen met de Ieren in actie te komen. Ze keken eerder uit naar Franse hulp om het land voor hen te “bevrijden”. Leiders van de United Irishmen zoals Henry Joy McCracken en Jemmy Hope zagen snel in wat de beperkingen waren van dergelijke buitenlandse hulp. Hope stelde in zijn memoires die 40 jaar na de opstand werden geschreven:

“De komst van de Franse vloot in Bantry Bay bracht de rijke boeren en winkeliers binnen in de verenigingen. Ze brachten alle corruptie met zich mee die door de aanhangers van de Britten kon worden gebruikt om de rebellie gewoon uit te zitten en de eenheid met Groot-Brittannië te behouden. De nieuwe aanhangers beweerden eerder, als reden om niet mee te doen, dat de verenigingen slechts bestonden uit armen die de eigendom van de rijken wilden inpikken.”

De natiestaten kwamen voort uit de ontwikkeling van het kapitalisme. De opkomende kapitalistische klasse in landen als Engeland en Frankrijk zette de feodale structuren aan de kant en bracht het nationale gebied bij elkaar om erkend te worden als afzonderlijke natie. Om de macht van de feodale heersers aan de kant te schuiven en plaats te laten ruimen voor de heersers van de kapitalistische staat, deed de burgerij beroep op alle onderdrukte sociale lagen. De lagere lagen van de samenleving werden gebruikt als stormram waarmee een einde werd gemaakt aan de laatste vestingen van feodale macht. De burgerij bevestigde haar eigen macht en ging over tot het beperken en bestrijden van de activiteiten en eisen van deze lagen van de bevolking, dit gebeurde vaak door het opnieuw opleggen van de bovenstructuur van het oude systeem.

De Ierse burgerij kwam pas laat op het toneel van de geschiedenis. Toen deze burgerij begon op te komen, stelde ze vast dat ze met haar armen op de rug was gebonden door de machten van hun heersers en rivalen in Engeland. 1798 toonde aan dat ze noch de macht noch de capaciteiten hadden om de strijd voor onafhankelijkheid te leiden. De historische missie van de burgerij – om de leiding te nemen van de achtergestelde lagen van de samenleving en de natie een plaats in de wereld bezorgen op basis van kapitalistische sociale verhoudingen – werd niet vervuld. De enige betrouwbare leden van de United Irishmen waren niet de bezittende, maar diegenen die united Irishmen aanvoerder Wolfe Tone omschreef als de “mannen zonder bezit”. Zij zouden de enige consistente revolutionaire kracht in de Ierse samenleving blijven. De Ierse burgerij, de middenklassen en het Ierse “establishment” waren na de nederlaag van 1798 steeds meer bereid om te buigen voor de heersers en om openlijk deel te nemen aan de repressie van sociale bewegingen van de Ierse massa’s in de steden en op het platteland.

De nederlaag van 1798 werd in 1801 gevolgd met het goedkeuren van de Act of Union waardoor Ierland onder de directe heerschappij van Westminster kwam te staan. De strijd voor onafhankelijkheid was erg verschillend naargelang de klassenbelangen. Met onafhankelijkheid bedoelden de bezittende klassen gewoon het intrekken van de Unie zodat de economische uitbuiting zou verder gaan, maar dan wel met een Iers gezicht. Op geen enkel ogenblik waren deze krachten bereid om een strijd te voeren voor zo’n onafhankelijkheid. Om dat te doen zouden ze de bezitsloze klasse moeten hebben gemobiliseerd net als de boeren en de ontwikkellende arbeidersklasse. De bezittende klasse had meer angst van deze klassen dan dat het irritatie ondervond door buitenlandse overheersing. Als de middenklassen zichzelf aan de kop van gelijk welke beweging tegen de buitenlandse overheersing van hun land hadden geplaatst, dan zou dit er enkel op gericht zijn om de “nationale” eisen voor onafhankelijkheid te scheiden van de sociale voorwaarden en sociale doelstellingen waaruit deze eisen voortkwamen. Uiteindelijk zou hun rol bestaan uit het verraden van de beweging.

Voor de boeren en de opkomende arbeidersklasse betekende onafhankelijkheid meer dan het doorbreken van de ketenen van buitenlandse overheersing. Het werd gezien als een manier om een einde te maken aan sociale uitbuiting. De enige echte dynamiek en revolutionaire kracht om voor nationale onafhankelijkheid te vechten, kwam van de lagere lagen van de samenleving. Tijdens de negentiende eeuw was de kwestie van grond centraal in de Ierse strijd. Maar omwille van hun sociale voorwaarden, waren de bewegingen van boeren eerder sporadisch en moeilijk te organiseren. De boeren leven op kleine stukken grond en ze leven daarbij sterk afgezonderd van elkaar. Hun levenswijze zet eerder aan tot individueel terrorisme dan tot collectieve actie. Zonder enige externe steun en leiding, hebben boerenbewegingen een tendens om spontane uitbarstingen van individuele acties te worden. Arbeiders uit de fabrieken daarentegen staan acht uur per dag tussen hun collega’s en ondergaan dezelfde voorwaarden in de fabrieken aan grotendeels dezelfde lonen en ze leven in gelijkaardige omstandigheden. Hun bestaansvoorwaarden zetten hen aan tot collectieve en gezamenlijke actie. Gezamenlijke miserie is een leerschool voor solidariteit.

Arbeiders kunnen op hun eigen klasse beroep doen als ze een kracht zoeken die verandering kan veroorzaken, de boeren zoeken de leiding bij andere klassen. Het platteland volgt steeds de steden. Voor de Ierse massa’s op het platteland was de echte taak van de negentiende eeuw om een sociale groep onder de stedelijke bevolking te vinden om de leiding op te nemen. Er was geen gebrek aan middenklasse politici die bereid waren om hun persoonlijke carrière een duwtje in de rug te geven door deel te nemen aan een vorm van populaire agitatie. Zo zagen we “leiders” als “de bevrijder” Daniel O’Connell. In de legendes die soms doorgaan voor officiële geschiedenis was O’Connell de held van de bevolking die tot de katholieke emancipatie kwam en op een haarbreed van de onafhankelijkheid stond. Onderzoekers moeten niet diep graven om de ware aard van deze man van het establishment te begrijpen, zeker met betrekking tot de sociale aspiraties van de bevolking.

O’Connell’s afschuw voor de echte revolutionaire strijd werd in 1803 aangetoond. Het was in dat jaar dat Robert Emmett een opstand leidde die amper enige steun kreeg, behalve in arbeidersbuurten van Dublin. De “bevrijder” vond vrijheid op dat ogenblik niet zo belangrijk en stuurde er Britse troepen op af. Dit was niet de eerste en ook niet de laatste keer dat O’Connell zijn ware kleuren toonde. Na zijn grote succes bij een tussentijdse verkiezing in Clare in 1829 maakte hij op belangrijke kwesties geen enkel verschil in Westminster. In 1832 verzette hij zich tegen de invoering van een armenwet in Ierland. In 1836 stemde hij voor een wet inzake “fabrieksreguleringen” waarbij kinderen van 12-13 jaar niet langer onder de beperking van een achturendag vielen. Er wordt gezegd dat O’Connell zijn stem verkocht voor 700 pond.

Maar O’Connell stond wel vooraan in de agitatie voor de terugtrekking van de Act of Union in de jaren 1830 en 1840. Hij nam de leiding tot aan dit punt en geen stap verder. Na een reeks massameetings riep hij op tot een grootschalig protest aan Clontarf in 1843. De bijeenkomst werd verboden en toen stond O’Connell voor de keuze: met het protest doorgaan zou leiden tot een fysieke confrontatie met het establishment. O’Connell zegde het protest af en daarmee werd afbreuk gedaan zijn volledige campagne. Joy McCracken, een leider van de United Irishmen, stelde net voor zijn dood in 1798 op profetische wijze: “De rijken verraden de armen altijd”.

Op dit ogenblik kon een intrekking van de Act of Union enkel worden bereikt door middel van een revolutionaire en een fysieke strijd. De Britse heersende klasse zou het niet zomaar op vreedzame wijze toelaten. De reden waarom O’Connell en andere gelijkaardige figuren op een bepaald ogenblik stopten, was hun eigen klassenpositie. De boeren kwamen bewust of onbewust op tegen het grootgrondbezit en wilden de grond zelf bezitten. De middenklasse en de vertegenwoordigers van de Ierse burgerij waren vol afschuw van die mogelijkheid. Ze liepen uiteindelijk steevast recht in de armen van het Britse kapitaal.

Omdat er geen leiding kwam van de middenklassen, begon de plattelandsagitatie zich steeds meer naar de arbeiders te richten. De afwezigheid van een ontwikkelde arbeidersklasse in Ierland zette hen ertoe aan banden te smeden met de Britse arbeiders. De beweging werd via de Young Irelanders, de Fenians en de Land League in de jaren 1870 steeds volkser in benadering. Toen Marx de Eerste Internationale Arbeidersassociatie opzette, koos hij ervoor om banden met de Fenians aan te gaan terwijl hij wel kritiek gaf op de terroristische methoden van deze groep. Later zocht Michael Davitt, leider van de Land League, bewust toenadering tot de groeiende arbeidersbeweging.

De afwezigheid van een ontwikkeld proletariaat in de Ierse steden zorgde ervoor dat het zwaartepunt van de arbeidersbeweging in Groot-Brittannië lag. De laatste decennia van de negentiende en de eerste van de twintigste eeuw veranderden dit. De arbeidersklasse begon eigen organisaties te ontwikkelen in Belfast, Cork, Dublin en elders. Een nieuwe klasse die in staat was om de leiding van de nationale strijd op te nemen en die alle onderdrukten kon verenigen, begon zich te vormen. Niets zou nog hetzelfde blijven. De enige echte strijd voor bevrijding werd voortaan de strijd van de arbeiders gesteund door de armen. James Connolly, een pionier van de arbeidersbeweging (zowel op vlak van organisatie als van ideeën) kwam tot de juiste conclusies.

Connolly begreep dat enkel de arbeidersklasse “overblijft als niet omkoopbare erfgenamen van de strijd voor vrijheid in Ierland.” Hij bracht een echo van de theorie van de permanente revolutie zoals deze door Trotski naar voor werd gebracht. In de eerste jaren van de twintigste eeuw legde Trotski uit dat de taken van de burgerlijke revolutie in een minder ontwikkeld land omwille van de weinige doeltreffendheid van de zwakke lokale burgerij moeten worden doorgevoerd door de arbeidersklasse. De arbeiders kunnen zaken als de verdeling van het land onder de boeren bereiken indien ze de macht in eigen handen nemen. De burgerij is daar niet toe in staat. Maar de arbeidersklasse zal daar niet stoppen. Ze zal voort gaan met haar historische rol: de controle over de economie overnemen en een socialistische revolutie voeren.

De theorie van Trotski was een briljante voorspelling van het verloop van de Russische Revolutie van 1917. Connolly kwam tot dezelfde conclusies als Trotski en bracht een duidelijke waarschuwing voor de gevolgen indien de onafhankelijkheidstrijd in de handen van de middenklasse zou vallen. Connolly’s lange betrokkenheid bij arbeidersstrijd was er vooral op gericht om de arbeidersbeweging lessen te laten trekken van de Ierse geschiedenis en om de arbeidersklasse het voortouw en de leiding te laten nemen over de nationale strijd. Connolly zag net als Trotski geen formele scheiding tussen de nationale en de sociale eisen, de doelstellingen van socialistische revolutie en die van de nationale bevrijding waren volkomen met elkaar verbonden. Slechts enkele weken voor zijn dood in 1916 stelde Connolly klaar en duidelijk: “We zijn er voor Ierland en de Ieren. Maar wie zijn de Ieren? Niet de grootgrondbezitters, niet de winsthongerige kapitalisten, niet de sluwe advocaten, niet de mediamensen die zich prostitueren – de ingehuurde leugenaars van de vijand. Dat zijn niet de Ieren waar onze toekomst van afhangt. Niet zij, maar de Ierse arbeidersklasse is het enige stevige fundament waarop de natie kan worden opgetrokken.” (Workers’ Republic, 8 april 1916)

De bezittende klassen waren niet in staat om te strijden tegen de nationale onderdrukking in Ierland. Sinds de nederlaag van de rebellie van 1798 was dit een onmiskenbaar gegeven van de Ierse geschiedenis. De betrokkenheid van deze klassen in gelijk welk aspect van de nationale strijd was steeds gericht op de doelstelling om de sociale eisen van deze strijd te ondermijnen en weg te nemen.

Telkens het sociale aspect van de nationale kwestie op de achtergrond kwam te staan, leidde dit tot een verzwakking van de strijd en een versterking van het Britse imperialisme. De tactiek van verdeel-en-heers, het opzetten van de katholieken tegen protestanten, werd steeds opnieuw gebruikt in Ierland. De geschiedenis toont echter steeds opnieuw dat de onderdrukte massa’s in staat zijn om religieuze tegenstellingen te overbruggen en de pogingen van de uitbuiters om de arbeiders uit elkaar te trekken kan afslaan. Eenheid van onderdrukten is steeds mogelijk op basis van een verzet tegen onderdrukking. De United Irishmen haalden hun steun bij alle lagen van de onderdrukte massa’s. Zowel katholieken als protestanten namen deel aan deze beweging omdat deze werd gezien als een beweging voor sociale verandering. Tijdens de negentiende eeuw zorgde een sterkere sociale oproep bij diegenen die agitatie voerden op het platteland steeds voor een grotere eenheid tussen katholieken en protestanten. De landoorlog van Davitt en de Land League was er steun van katholieken in het zuiden, maar ook van armere lagen van protestanten in het noorden. De ontwikkeling van de arbeid als verzet tegen de industriële slavernij maakte het voor de arbeiders van Belfast en Dublin noodzakelijk om de grootst mogelijke vorm van arbeiderseenheid tegen onderdrukking te vormen.

Als de nationale strijd in Ierland werd gevoerd door diegenen die de sociale thema’s centraal stelden, kreeg deze strijd steeds een brede steun over de religieuze grenzen heen. Zoals in 1798 konden de pogingen van de heersers om op religieuze verdeeldheid uit te spelen, worden beantwoord. Maar het omgekeerde was ook mogelijk. Bij iedere gelegenheid toen de druk van de hogere kringen van de Ierse samenleving de sociale thema’s naar de achtergrond verdreef, kreeg de strijd een meer verdelend en uiteindelijk zelfs een sectair karakter. De weg werd hiermee voorbereid voor de Britten opdat ze het wapen van het sektarisme zouden kunnen gebruiken.

Dit waren de essentiële lessen die de Ierse arbeidersbeweging moest leren naarmate het ontwikkelde in de eerste decennia van deze eeuw. De middenklassen en hogere klassen hadden de nationale strijd wezenloos achtergelaten vooraleer ze deserteerden naar het kamp van de vijand. De economische belangen gingen altijd voor op “historische” en “patriottische” gevoelens. Het was aan de arbeiders om een nederlaag en een verdeelde strijd voor nationale onafhankelijkheid te vermijden. Daartoe moesten lessen worden getrokken uit de ervaring van het verleden en moest de bevolking worden verenigd: noord en zuid, katholiek en protestant, zij konden verenigd worden door de arbeidersklasse.

Dat is de achtergrond van de stormachtige gebeurtenissen van de twee decennia die de opdeling van het land in 1920-21 voorafgingen. Met de opdeling voerde het imperialisme de tactiek van verdeel-en-heers nog verder door. Ze deden dit omdat ze in de jaren 1918-21 te maken kregen met de grootste gevaren die ze ooit hadden gekend in Ierland. Dit waren jaren van revolutionaire beweging op een nooit geziene schaal. Er waren stakingen en zelfs algemene stakingen, landbezettingen en in bepaalde regio’s werden zelfs vormen van sovjets opgezet. Het ging niet enkel om de vraag of het kapitalistisch systeem zou overleven. Het doel van de opdeling was om de arbeidersbeweging te desoriënteren en onder controle te krijgen. Zoals we verder zullen uitleggen, slaagde het imperialisme daar effectief in.

In deze brochure willen we de echte redenen voor de opdeling uitleggen. De conclusie is dat dit kon worden vermeden, maar enkel op basis van een beweging van de arbeidersklasse om de samenleving te veranderen. De leiders van de Ierse arbeidersbeweging slaagden er niet in om de lessen uit de Ierse geschiedenis te trekken, lessen die Connolly nochtans erg duidelijk naar voor had gebracht. In de jaren na 1916, toen Connolly dood was, werd de strijd tegen de nationale onderdrukking overgedragen aan een groep van middenklasse nationalisten. Deze nationalisten stelden dat de sociale kwestie nadien op de agenda zou komen, daarmee namen ze afstand van hun voorgangers en werd de sociale motivatie van de revolte in de kiem gesmoord. Het resultaat was een beweging voor onafhankelijkheid waarbij het patronaat in staat was om dit binnen de sectaire grenzen te controleren. De Ierse arbeidersbeweging, de machtigste factor in de Ierse samenleving indien het over een strijdbaar programma en een leiding zou beschikken, zag zich beperkt tot een plaats op de achterbank.

De Ierse arbeidersklasse kon de opdeling hebben vermeden. Meer nog, enkel de Ierse arbeidersklasse kon dit hebben gedaan. Als de eisen voor een socialistisch Ierland en internationale arbeiderssolidariteit centraal hadden gestaan, dan zouden de pogingen van het Britse imperialisme om verdeeldheid te zaaien minder impact hebben gehad. Dat is de fundamentele conclusie die naar voor komt.

Indien enkel de arbeidersbeweging in staat was om de opdeling te vermijden, dan betekent dit ook dat enkel de arbeidersbeweging de sectaire verdeeldheid vandaag kan overstijgen. Toen de arbeidersklasse op het begin van de twintigste eeuw een sociale kracht begon te vormen, was enkel deze kracht in staat om een succesvol verzet tegen het imperialisme te voeren. Vandaag is dat nog meer het geval: de arbeiders zijn met meer en hebben een groter sociaal gewicht, ze vormen de belangrijkste kracht in de Ierse samenleving.

De opdeling leidde tot het ontstaan van een sectair staatje in het noorden. Deze staat overleefde grotendeels door enorme subsidies vanuit Groot-Brittannië en ze was gebaseerd op sectaire verdeeldheid. In het zuiden was er een formeel onafhankelijk land, maar de dominantie door Brits en buitenlands kapitaal ging gewoon verder. Er is vandaag op basis van het kapitalisme geen weg vooruit voor gelijk welk deel van het land.

Toch leeft soms het idee, zelfs bij “links”, dat het doel van de strijd moet zijn om het land te verenigen op kapitalistische basis om nadien pas de kwestie van socialisme naar voor te brengen. Wie de lessen uit het verleden niet leert, is gedoemd om ze te herhalen. Tussen 1918 en 1921 stelden de nationalisten van Sinn Fein dat er eerst onafhankelijkheid moest komen en dat de strijd voor socialisme dan pas zou worden gevoerd, “indien nodig”. Diegenen die vandaag zeggen dat eerst hereniging moet komen en nadien pas socialisme, staan voor een hedendaagse versie van hetzelfde beleid dat toen zo rampzalig was.

Diegenen die dit vandaag nog stellen, hebben niets geleerd uit de Ierse geschiedenis of de geschiedenis van de internationale arbeidersklasse. Ze hebben meer dan zestig jaar na zijn dood de belangrijkste lessen van Connolly niet geleerd. Ze hebben het belang van de marxistische theorie van de permanente revolutie niet begrepen en hebben niet gezien hoe dit in de praktijk werd gezet door Lenin, Trotski en de bolsjewieken in 1917.

Indien klassenthema’s gescheiden worden van de onopgeloste nationale kwestie in Ierland (de hereniging van het land), dan heeft dit vandaag nog een erger effect dan in het verleden. Diegenen die voor zo’n standpunt staan, doen afbreuk aan de traditie van Tone, Emmet, Davitt en Connolly. Zij staan eerder in de schaduw van Grattan, Flood, diegenen die in 1798 beroep deden op buitenlandse hulp, O’Connell, Griffith en De Valera.

Zoals in het verleden hebben de bezittende klassen geen belang bij de nationale strijd en de hereniging van het land. Geen enkele kapitalistische partij in het zuiden is in werkelijkheid voor eenheid met het noorden. Sommige politici brengen van tijd tot tijd een bombastische preek over deze kwestie, maar dan dient dit enkel om de aandacht van de arbeiders in het zuiden af te leiden van de economische problemen.

De rechtse nationalistische partijen in het noorden hebben evenmin een strategie of intentie om echt in te gaan tegen de opdelingen. Zelfs de schijnbaar meer “radicale” nationalisten van Sinn Fein bieden geen weg vooruit aan. De basis voor de positie van Sinn Fein is dat de opdeling moet worden beëindigd opdat de arbeidersklasse kan worden verenigd en bijgevolg de sociale en klassenkwesties kan aanpakken. Eens de camouflage van socialistisch klinkende frasen wordt weg genomen, blijkt dat de argumenten van Sinn Fein in feite een herhaling zijn van de rampzalige boodschap van De Valera in 1918. Uiteindelijk is ook een partij als de SDLP niet anders, ook de andere nationalistische formaties staan voor de utopische visie van kapitalistische hereniging.

Voor de arbeidersklasse is hereniging niet aantrekkelijk op kapitalistische basis. Eenheid van het kapitalistische noorden met het kapitalistische zuiden is eenheid van de werklozenrijen in Belfast met die in Dublin met in totaal meer dan 300.000 werklozen in het land. Voor de protestanten in het noorden is een kapitalistisch verenigd Ierland afschrikwekkend. Ze vrezen opgenomen te worden in een arme republiek waar ze bovendien nog eens als minderheid zouden worden gediscrimineerd. Die vrees blijft ook vandaag stand houden. De protestanten zouden zich desnoods met geweld tegen zo’n optie verzetten.

In de jaren 1960 brachten de Britse imperialisten (als gevolg van hun veranderde belangen en vooral hun groter belang in de economie in het zuiden) de mogelijkheid naar voor van een geleidelijke hereniging van het land. Ze stelden echter al gauw vast dat het sektarisme dat ze zelf hadden gecreëerd in het verleden niet zomaar opzij kon worden geschoven. Het imperialisme wou dan wel de Ierse kwestie oplossen, maar slaagde daar niet in. Het beëindigen van de opdeling van het land is vandaag omwille van de realiteit naar de achtergrond verdreven in de hoofden van de heersende klasse. De heersers van het kapitalistische systeem realiseren zich dat een kapitalistische hereniging niet mogelijk is.

Dat geldt ook voor andere krachten die deze droom nastreven. Tijdens de onafhankelijkheidsoorlog paste het IRA guerrilla-tactieken toe, maar dit leidde niet tot een nederlaag voor de imperialisten. Het IRA leerde hier geen lessen uit en bleef dezelfde tactieken toepassen, ook toen de situatie daar minder gunstig voor was. De verkeerde strijdmethoden gingen samen met de verkeerde opvatting dat hereniging van het land op een andere basis dan een socialistische mogelijk was.

Uiteindelijk staat het IRA net als anderen met een gelijkaardige strategie voor het vooruitzicht van een sectaire burgeroorlog. Dat zal niet leiden tot een hereniging van het land, hoogstens tot een herverdeling van het land met de creatie van een volledig protestantse enclave op een beperkter gebied dan wat vandaag Noord-Ierland vormt. Als Connolly in 1914 de arbeidersbeweging waarschuwde voor de rampzalige gevolgen van de opdeling, dan doen marxisten dat vandaag nog steeds. Een burgeroorlog zal niet leiden tot hereniging maar eerder tot een soort Israëlische situatie met een klein protestants staatje die wordt omgeven door vluchtelingenkampen en vluchtelingen die geen plaats vinden in de reeds rampzalige economie van het zuiden. Dit zou een catastrofe betekenen. Maar dit lijkt een weinig waarschijnlijke ontwikkeling te zijn.

In het noorden werd het potentieel van een sterke klassenbeweging van protestantse en katholieke arbeiders meermaals aangetoond. Dat was onder meer het geval met de staking van de arbeiders uit de gezondheidszorg en de solidariteitscampagnes met deze staking. Dit soort bewegingen gaat in tegen de houding van de rechtse vakbondsleiders. De eis om een politieke partij op te zetten die zich baseert op vakbondsstrijd en die de arbeiders zou vertegenwoordigen, wint opnieuw terrein.

In het zuiden heeft de arbeidersklasse haar vastberadenheid de afgelopen jaren meermaals getoond, zo was er de poststaking van 1979 en de massale betogingen voor meer loon. Net zoals in het noorden kregen de syndicale bewegingen en acties geen politiek verlengstuk.

De hereniging van Ierland betekent de ontwikkeling van dergelijke strijdbewegingen en het samenbrengen van de arbeidersklasse in gemeenschappelijke acties en organisaties in het noorden en het zuiden. Het betekent de eenheid van arbeiders in het noorden, de eenheid van arbeiders uit noord en zuid op basis van een gezamenlijke strijd voor socialisme. Als onderdeel van de socialistische omvorming van de samenleving kan de grens worden weg genomen. De teksten van Connolly en zijn actieve deelname aan de arbeidersbeweging als marxist, maken duidelijk dat ook Connolly tot deze conclusie zou zijn gekomen indien hij de ontwikkelingen van de jaren 1920 had meegemaakt.

De Ierse Labour Party is verzwakt door haar deelname aan een reeks rampzalige coalities met rechtse kapitalistische partijen. De basis van Labour samen met de basis in de vakbonden verzet zich tegen dergelijke coalities. De arbeiders moeten Labour bevrijden van dit soort coalities en de partij oriënteren op een onafhankelijke socialistische koers, enkel dan zal deze partij een groei kennen.

De marxisten in Ierland baseren zich op de ideeën van Connolly en het programma en de ervaring van marxisten als Marx, Engels, Lenin en Trotski. Connolly verzette zich reeds tegen coalities van de arbeiders met hun vijanden. Connolly stelde dat de Ierse vakbonden een eigen partij moesten opzetten. Vakbondsmilitanten die in het noorden deze optie verdedigen, staan in de traditie van Connolly. Connolly stelde ook dat de arbeiders de economie in handen moeten nemen. De marxisten van Militant komen vandaag op voor een 35-urenweek, een minimumloon dat verbonden is aan de levensduurte, werk voor iedereen, de nationalisatie van de banken, financiële instellingen en grote monopolies. Dat is een actuele versie van het programma dat ook Connolly verdedigde. Verder stond Connolly voor de mobilisatie van de arbeidersklasse tegen alle aspecten van imperialisme, zowel militair als economisch. Hij verzette zich tegen sektarisme en pleitte voor arbeidersactie als antwoord op verdeeldheid. Connolly speelde een actieve rol in het organiseren van de arbeiders in organisaties. Zijn ideeën blijven actueel en worden vandaag verder ontwikkeld met de eis van een terugtrekking van de Britse troepen uit het noorden en hun vervanging door verdedigingscomités van de arbeiders die iedere sectaire aanval kunnen afslaan. Wij zetten de traditie van Connolly verder door een socialistische benadering van de kwestie van de opdeling naar voor te brengen met het idee van eenheid in de strijd van de arbeidersklasse doorheen Ierland en de vestiging van een socialistisch verenigd Ierland.



een rode leeszetel Lezen
Marxistisch Internet Archief
Algemeen Archief
Selectie marxisten
Documenten
Filosofie
Thema’s
Arbeidersbeweging
Woordenboek
Wat ?
Wat is marxisme
Over ons
Andere talen
Auteurswet
Citeren
Disclaimer
Doen
Zoeken
Nieuwe teksten
Werk mee
Contact
Reclame

RSS