Leon Trotski
De verraden revolutie


1.WAT ER IS BEREIKT

1. DE BASISINDICATOREN VAN INDUSTRIËLE GROEI

Het is door de onbelangrijkheid van de Russische bourgeoisie dat de democratische taken van het achterlijke Rusland – zoals de afschaffing van de monarchie en de semi-feodale slavernij van de boeren – alleen volbracht konden worden door de dictatuur van het proletariaat. Het proletariaat kon echter, na aan het hoofd van de boerenmassa’s de macht te hebben overgenomen, niet stoppen bij het bereiken van deze democratische taken. De burgerlijke revolutie was direct gekoppeld aan de eerste fases van een socialistische revolutie. Dat feit is niet toevallig. De geschiedenis van de afgelopen decennia toont duidelijk aan dat, onder omstandigheden van kapitalistische neergang, achterliggende landen niet in staat zijn het niveau te bereiken dat in de oude centra van het kapitalisme werd gehaald. Omdat ze zelf in een doodlopende steeg zijn beland, blokkeren de hoog geciviliseerde landen de weg aan diegenen in het proces van ontwikkeling. Rusland sloeg de weg van proletarische revolutie in, niet omdat haar economie als eerste rijp was geworden voor socialistische omvorming, maar omdat ze zich op kapitalistische basis niet verder kon ontwikkelen. De socialisatie van de productiemiddelen was een noodzakelijke voorwaarde geworden om het land uit de barbarij te tillen. Dat is de Wet van Gecombineerde Ontwikkeling voor onderontwikkelde landen. De socialistische revolutie binnenstappend als “de zwakste schakel in de kapitalistische keten” (Lenin), staat het voormalige tsaristische rijk nog steeds voor de taak om Europa en Amerika “ïn te halen en voorbij te streven”, waarbij op dit moment ‘inhalen’ nog steeds van toepassing is. De Sovjetstaat zal de problemen van techniek en productiviteit, die lang geleden al opgelost zijn door het kapitalisme in de ontwikkelde landen, nog op moeten lossen.

Kon het feitelijk wel anders zijn? De omverwerping van de oude heersende klasse loste het probleem niet op, maar maakte de taak alleen maar volledig duidelijk: om zich uit de barbarij cultureel te ontwikkelen. Tegelijkertijd maakte de revolutie het mogelijk om nieuwe en onvergelijkelijk meer effectieve industriële methodes toe te passen, door de productiemiddelen in de handen van de staat te concentreren. Alleen door de planmatige aanpak was het mogelijk om in zo’n korte tijd te herstellen wat was vernietigd door de imperialistische en burgeroorlogen, nieuwe reusachtige ondernemingen te creëren, nieuwe vormen van productie te introduceren en nieuwe takken van industrie te vestigen.

De buitengewone traagheid in de ontwikkeling van de internationale revolutie, op wiens onmiddellijke steun de leiders van de Bolsjewistische Partij hadden gerekend, creëerde enorme problemen voor de Sovjet-Unie, maar legde ook haar innerlijke kracht en bronnen bloot. Een correcte beoordeling van haar resultaten –haar successen zowel als haar falen – is alleen mogelijk met behulp van een internationale maatverdeling. Dit boek zal een geschiedkundige en sociologische interpretatie van het proces zijn, geen opsomming van alleen statistische gegevens. In het belang van onze verdere discussie is het echter belangrijk om een aantal belangrijke rekenkundige data als uitgangspunt te nemen.

De totale reikwijdte van de industrialisatie in de Sovjet-Unie, afgezet tegen de achtergrond van stagnatie en teruggang in bijna de gehele kapitalistische wereld, is niet te verklaren uit de volgende grove indicatoren. De industriële productie in Duitsland begint nu weer terug te keren tot het niveau van 1929, puur en alleen vanwege de koortsachtige oorlogsvoorbereidingen. De productie van Groot-Brittannië, aan de leiband van het protectionisme, is drie tot vier procent gegroeid gedurende deze zes jaar. De industriële productie in de Verenigde Staten is ongeveer gedaald met 25%. In Frankrijk met meer dan 30%. De eerste plaats onder de kapitalistische landen wordt ingenomen door Japan. Zij is zich furieus aan het bewapenen en haar buurlanden aan het leegroven. Haar productie is met bijna 40% gestegen! Maar zelfs deze buitengewone cijfers vallen in het niet bij de dynamische ontwikkelingen in de Sovjet-Unie. Haar industriële productie is in die periode ongeveer drieëneenhalf keer toegenomen, oftewel 250%. De zware industrie heeft haar productie in het laatste decennium, van 1925 tot 1935 meer dan vertienvoudigd. In het eerste jaar van het eerste 5 jarenplan, van 1928 op 1929, bedroegen de kapitaal-investeringen zo’n 5,4 miljard roebel. Voor 1936 wordt 32 miljard geprognosticeerd.

Als we vanuit het oogpunt van de instabiliteit van de roebel, geld als vergelijkingseenheid achterwege laten, is er wel een andere eenheid die als onweerlegbare indicator is te gebruiken. In december 1913 produceerde het Don-bekken 2.275.000 ton steenkool; in december 1935, 7.125.000 ton. In de laatste drie jaar is de ijzerproductie verdubbeld. De productie van gewalst staal is bijna tweeëneenhalf keer gestegen. De productie van olie, kolen en ijzer zijn 3 tot drieëneenhalf keer gestegen vergeleken met voor de oorlog. Toen in 1920 het eerste plan van elektrificatie werd ontwikkeld hadden we tien districtskrachtcentrales in het hele land met een totaal vermogen van 253.000 kilowatts. In 1935 waren er al 95 van deze krachtcentrales met een vermogen van 4.345.000 kW. In 1925 stond de Sovjet-Unie op de elfde plaats in de wereld wat betreft de productie van elektrische energie, in 1935 produceerden alleen Duitsland en de Verenigde Staten meer. Ten aanzien van de steenkolenproductie is de Sovjet-Unie gestegen van de tiende naar de vierde plaats. In de staalproductie van de zesde naar de derde plaats. Als tractorproducent staat ze inmiddels op de eerste plaats, net als in de productie van suiker.

Gigantische resultaten in de industrie, een buitengewoon veelbelovend begin in de agricultuur, een buitengewone groei van de oude industriële steden en het bouwen van nieuwe een snelle toename in het aantal arbeiders, een stijging van het culturele niveau en culturele behoeftes –dat zijn de onbetwistbare resultaten van de oktoberrevolutie, waarin de profeten van de oude wereld de ondergang van de mensheid wilden zien. Met de burgerlijke economen hebben we niets meer om over te redetwisten. Het socialisme heeft haar recht op de overwinning bewezen, niet in de bladzijdes van Das Kapital, maar in een industriële arena die meer dan een zesde van het aardoppervlak omvat –niet in de taal van de dialectiek, maar in de taal van staal, cement en elektriciteit. Zelfs als de Sovjet-Unie, als gevolg van interne problemen, externe klappen en de fouten van de leiding, ineen zou storten – waarvan we hevig hopen dat het niet gebeurt – dan nog ligt er als voorproefje voor de toekomst dit onweerlegbare feit dat alleen dankzij een proletarische revolutie een onderontwikkeld land in minder dan tien jaar successen heeft geboekt, die ongeëvenaard zijn in de geschiedenis.

Dit maakt ook een eind aan alle twisten met de reformisten in de arbeidersbeweging. Kunnen we ook maar een moment hun gerommel in de marge vergelijken met het titanenwerk dat is volbracht door die mensen, wiens leven werd hernieuwd door de revolutie? Als in 1918 de sociaaldemocraten in Duitsland de macht, die ze in de schoot werd geworpen door de arbeiders, hadden gebruikt voor een socialistische revolutie in plaats van het redden van het kapitalisme, is het op basis van de Russische ervaringen gemakkelijk voor te stellen wat een onoverwinnelijke economisch macht een socialistisch blok van Centraal en Oost Europa met een groot deel van Azië zou zijn.

2. DE RELATIEVE WAARDERING VAN DEZE RESULTATEN

De dynamische coëfficiënten van de Sovjet industrie zijn onvergelijkbaar. Maar ze zijn verre van doorslaggevend. De Sovjet-Unie is zich van een verschrikkelijk laag niveau aan het verheffen, terwijl de kapitalistische landen van een zeer hoog niveau afdalen. Op dit moment worden de krachtsverhoudingen niet bepaald door het groeitempo, maar door de volledige macht van de twee kampen tegen elkaar af te zetten in de vorm van materiële accumulatie, techniek, cultuur en, boven alles, de arbeidsproductiviteit. Als we de kwestie vanuit deze invalshoek bekijken, krijgen we ineens een heel ander beeld, dat buitengewoon nadelig uitpakt voor de Sovjet Únie.

De kwestie zoals die door Lenin werd geformuleerd –Wie zal zegevieren?- is een vraagstuk van de krachtverhoudingen van de Sovjet-Unie en het wereldwijde revolutionaire proletariaat aan de ene kant en het internationale kapitaal en de vijandige krachten binnen de Unie aan de andere kant. De economische successen van de Sovjet-Unie stellen haar in staat zichzelf te versterken, stappen vooruit te zetten, te bewapenen en, wanneer nodig, terug te trekken en af te wachten – in een woord, vol te houden. Maar in essentie confronteert het vraagstuk wie zal zegevieren, niet alleen in militair opzicht, maar meer nog als economische kwestie, de Sovjet-Unie op wereldschaal. Militaire interventie is een dreiging. Maar de interventie van goedkope goederen in de bagagewagons van een kapitalistisch leger is een veel grotere bedreiging. De overwinning van het proletariaat in een van de westerse landen zou natuurlijk onmiddellijk en radicaal de krachtsverhoudingen veranderen. Maar zolang de Sovjet-Unie geïsoleerd blijft en, erger nog, zolang het Europese proletariaat te lijden heeft onder terugslagen en achteruitgang, wordt in de laatste analyse de kracht van de Sovjet-Unie afgemeten aan de arbeidsproductiviteit. Die zich in een markteconomie vertaalt in productiekosten en prijzen. Het verschil tussen de binnenlandse prijzen en die op de wereldmarkt is de belangrijkste manier om deze verhouding af te meten. De sovjetstatistici mogen de kwestie zelfs niet vanuit dat oogpunt bekijken! De reden hiervan is natuurlijk, ondanks de omstandigheden van stagnatie en verrotting, het kapitalisme nog steeds een grote voorsprong heeft op het gebied van techniek, organisatie en vakbekwaamheid.

De traditionele achterlijkheid van de Sovjet-Unie op het gebied van de agricultuur is algemeen bekend. Geen enkele tak hiervan heeft een vooruitgang geboekt die maar enigszins is te vergelijken met die in de industrie. “Wij lopen nog mijlenver achter op de kapitalistische landen in de bietenbouw”, klaagde Molotov bijvoorbeeld eind 1935. “In 1934 was de opbrengst 8200 kilo per hectare, in de Oekraïne in 1935 met een uitzonderlijke oogst, 13100 kilo. In Tsjecho-Slowakije en Duitsland oogsten ze zo’n 25000 kilo per hectare, in Frankrijk meer dan 30000”. Molotov’s klachten kunnen uitgebreid worden naar alle takken van de agricultuur; in de katoen en de graanbouw en met name in de veehouderij. De juiste rotatie van gewassen, zaadveredeling, bemesting, de tractoren, oogstmachines, boerderijen met levende have; al deze factoren bereiden een gigantische omwenteling in de vermaatschappelijkte agricultuur voor. Maar het is juist in deze meest conservatieve gebieden dat de revolutie tijd nodig heeft. Ondertussen is het probleem nog steeds de hogere modellen van het kapitalistische Westen te benaderen, ondanks hun handicap van kleinschaligheid ten opzichte van onze collectivisatie.

Het gevecht om de arbeidsproductiviteit in de industrie te doen stijgen rust op twee pijlers; het aannemen van de nieuwst ontwikkelde technieken en een beter gebruik van de arbeidskrachten. Wat het voor ons mogelijk maakte om binnen enkele jaren tijd snel gigantische moderne fabrieken te ontwikkelen, was enerzijds het bestaan in het Westen van hoogontwikkelde techniek en aan de andere kant het binnenlandse regime van geplande economie. In dat opzicht worden buitenlandse resultaten in ons systeem geassimileerd. Het feit dat de Sovjet industrie, evenals de bevoorrading van het Rode Leger, zich heeft ontwikkeld in een geforceerd tempo, brengt enorme potentiële voordelen met zich mee. De industrie is niet gedwongen geweest de ballast van ouderwetse ontwikkelingen met zich mee te slepen, zoals in Engeland en Frankrijk. Het leger hoefde niet met ouderwetse uitrusting rond te zeulen. Maar diezelfde koortsachtige groei heeft ook zijn negatieve kanten gehad. Er is weinig samenhang tussen de verschillende takken van de industrie; mensen lopen achter op de techniek; de leiding is niet opgewassen tegen haar taken. Alles bij elkaar uitten de gevolgen hiervan zich in hoge productiekosten en een slechte kwaliteit van de producten.

“Ons bedrijf”, zo schrijft het hoofd van de olie-industrie, “heeft dezelfde uitrusting als de Amerikanen. Maar de organisatie van het boren loopt achter, de werknemers zijn onvoldoende geschoold”. De talloze storingen wijt hij aan “onzorgvuldigheid, gebrek aan vakmanschap en een gebrek aan technische supervisie”. Molotov klaagt: “We zijn buitengewoon onderontwikkeld in de organisatie van de Bouwsector. Het werk wordt uitgevoerd, grotendeels op de ouderwetse manier met een abominabel gebruik van de gereedschappen en hulpmiddelen”. Zulke bekentenissen zijn wijd verspreid in de Sovjetmedia. De nieuwe technieken leveren bij lange na nog niet de resultaten op als in haar kapitalistische vaderlanden.

Het overweldigende succes van de zware industrie is een gigantische overwinning. Alleen op die basis is het mogelijk verder te bouwen. Maar de test van de moderne industrie ligt echter in de productie van verfijnde mechanismen, die zowel een zeker technisch als algemeen cultureel niveau vereist. Op dat gebied is de achterstand van de Sovjet-Unie nog zeer groot.

Ongetwijfeld zijn er grote successen, zowel kwalitatief als kwantitatief, geboekt in de oorlogsindustrie. Het leger en de vloot zijn haar meest invloedrijke klanten en de meest kieskeurige. Maar in een reeks van publieke toespraken werd door de hoofden van de oorlogsdepartementen, waaronder Voroshilov, onophoudelijk geklaagd; “We zijn niet altijd helemaal tevreden met de kwaliteit van de producten die aan het leger worden geleverd”. Het is niet moeilijk de bezorgdheid achter deze voorzichtige woorden te bespeuren.

De producten van de lichte industrie, zo zegt het hoofd van de zware industrie in een officieel rapport, “dienen van goede kwaliteit te zijn, maar zijn dat helaas niet”. En verder; “machines zijn bij ons te duur”. Zoals altijd ziet de spreker er vanaf accurate vergelijkbare data in relatie tot de wereldproductie te leveren.

De tractor is de trots van de Sovjet industrie. Maar de coëfficiënt van effectief gebruik van die tractoren is erg laag. In het afgelopen industriële jaar was het noodzakelijk om aan 81% van de tractoren grote reparaties te verrichten. Een aanzienlijk deel hiervan was zelfs buiten dienst tijdens de piek van het oogstseizoen. Volgens sommige berekeningen zullen de machine,- en tractorenstations alleen kostendekkend zijn bij een oogst van 2000 tot 2200 kilo graan per hectare. Op dit moment, nu de gemiddelde opbrengst maar ongeveer de helft is, is de staat gedwongen er miljoenen in te pompen om de tekorten aan te vullen.

In de transportsector staat de zaak er nog slechter voor. In Amerika rijdt een truck zo’n zestig tot tachtigduizend kilometer per jaar, soms honderdduizend. In de Sovjet-Unie maar twintigduizend, dat is maar eenderde of een vierde hiervan. Van elke honderd machines bij ons werken er maar 55, de rest wordt gerepareerd of staat op herstel te wachten. De reparatiekosten bedragen het dubbele van de kosten van alle nieuw geproduceerde machines. Het is niet verwonderlijk dat de rekenkamer van de staat verklaart: “het vervoer per vrachtwagen is niets anders dan een zware last op onze productiekosten”.

De stijging van de vervoerscapaciteit bij de spoorwegen gaat volgens de voorzitter van de Raad van Volkscommissarissen gepaard met; “ontelbare wrakken en storingen”. De fundamentele oorzaak is dezelfde; een zeer laag vakmanschap, geërfd uit het verleden. De strijd om de wissels in redelijke conditie te houden heeft een heldenstatus gekregen. Wisselmeisjes als prijswinnaar mogen hierover tot in de hoogste kringen van het Kremlin komen rapporteren. Het transport over water, ondanks de vooruitgang die in de laatste jaren is geboekt, loopt nog ver achter bij die over het spoor. Zo nu en dan lopen de kranten over met verslagen over “de abominabele uitvoering van het vervoer over water”, “de buitengewoon lage kwaliteit van de scheepsreparatie”, enzovoort.

In de lichte industrie zijn de omstandigheden veel slechter dan in de zware. Een unieke wet van de Sovjet industrie kan als volgt worden geformuleerd; hoe dichter de goederen in de buurt van de consument komen, des te slechter het is gesteld met de kwaliteit. Volgens de Pravda is er in de textielindustrie “een schandalig hoog percentage van ondeugdelijke goederen, armoedige keus, een overschot aan B-keus”. De klachten over de slechte kwaliteit van de massaconsumptieartikelen verschijnen regelmatig in de pers: “onhandige ijzerwaren”, “lelijke meubels, slecht in elkaar gezet en afgewerkt”, “je kan geen fatsoenlijke knopen vinden”, “het systeem van de sociale voedselvoorziening is ronduit ontoereikend”. En zo gaat het eindeloos verder.

Om de industriële vooruitgang alleen te karakteriseren met kwantitatieve indicatoren, zonder met de kwalitatieve rekening te houden is hetzelfde als iemands fysieke toestand af te lezen aan zijn lengte, zonder rekening te houden met zijn borstomvang. Bovendien moet, om de dynamiek van de Sovjet industrie juist in te schatten, ook nog rekening geworden houden met het feit, samen met de kwalitatieve correcties, dat snelle vooruitgang in sommige bedrijfstakken gepaard gaat met enorme achterstand in andere. Het creëren van enorme automobielfabrieken is betaald uit de schaarste en slecht onderhoud van de snelwegen. “Het verval van onze wegen is verschrikkelijk. Op onze belangrijkste snelweg, die van Moskou naar Yaroslavl, kunnen automobilisten gemiddeld maar 10 kilometer per uur rijden”, volgens Izvestia. De president van de Stadsplanningcommissie bevestigde dat het land nog steeds vasthoudt aan; “de tradities van ongerepte natuur zonder infrastructuur”.

De stedelijke economieën zitten in een vergelijkbare situatie. Aan de ene kant ontstaan er in korte periode nieuwe industriële steden, aan de andere kant lopen tientallen oude dorpen en steden leeg en raken in verval. De hoofdsteden en industriële centra’s groeien en tuigen zichzelf op; dure theaters en clubs springen her en der in het land op, maar de troep en smerigheid in de woonblokken is ondragelijk. Huurhuizen en pensions worden niet onderhouden. “We bouwen slecht en tegen hoge kosten. Onze huizen worden uitgewoond, maar niet opgeknapt. We repareren slecht en weinig”, stelt Izvestia.

De gehele Sovjet economie bestaat uit dit soort wanverhoudingen. Binnen bepaalde grenzen zijn ze onvermijdelijk, omdat het binnen het opbouwproces noodzakelijk was en is om met de belangrijkste industrietakken te beginnen. Niettemin maakt dat achterstand van bepaalde takken de goede benutting van andere vermindert. Vanuit het gezichtspunt van een ideale planningsrichtlijn, die niet uitgaat van maximale groei in sommige takken, maar een optimaal resultaat voor de economie als geheel, zal de statistische coëfficiënt van groei in de eerste periode wat lager zijn, maar de economie als geheel en met name de consument, zal hiervan voordeel hebben. Op de lange termijn zal ook de algemene industriële dynamiek er voordeel van hebben.

In de officiële statistieken wordt de productie en reparatie van automobielen opgeteld in de totalen van industriële productie. Vanuit het standpunt van economische efficiëntie zou het juist zijn om deze er juist af te trekken in plaats van erbij op te tellen. Deze constatering geldt voor veel andere takken van industrie. En daarom hebben al deze berekeningen in Roebels maar een zeer relatieve waarde. Het is niet zeker wat een Roebel is. Het is niet altijd duidelijk wat er achter zit, het vervaardigen van een machine of juist het vroegtijdig overlijden. Als, volgens een berekening in “stabiele” Roebels, de totale productie van de Zware industrie zes keer is gegroeid in vergelijking met het vooroorlogse niveau, dan zou de feitelijke productie van olie, kolen en ijzererts minstens drie tot drieëneenhalf keer moeten zijn gestegen. De fundamentele oorzaken achter deze verschillen in indicatoren liggen in het feit dat de Sovjet industrie een serie van nieuwe bedrijfstakken heeft geschapen die in het tsaristische Rusland onbekend waren. Maar een aanvullende factor kan gevonden worden in de tendentieuze manipulatie van de statistiek. Het is algemeen bekend dat elke bureaucratie een organische behoefte heeft de feiten en cijfers op te poetsen.

3. PRODUCTIE PER HOOFD VAN DE BEVOLKING

De gemiddelde individuele arbeidsproductiviteit in de Sovjet-Unie is nog steeds erg laag. In de beste metaalgieterij, volgens het verslag van de directeur, is de productie van ijzer en staal slechts eenderde van de gemiddelde productie in Amerikaanse gieterijen. Een vergelijking van de gemiddelde cijfers van beide landen zou waarschijnlijk een verhouding van 1 op 5 of nog slechter opleveren. De mededeling dat in de Sovjet-Unie de smeltovens ‘beter’ worden gebruikt dan in de kapitalistische landen is in deze omstandigheden dan ook betekenisloos. Het is de functie van de techniek om de menselijke arbeid economischer te maken en niets anders. In de houtverwerking en in de bouw staan de zaken er nog slechter voor dan in de industrie. Houtvesters in de Verenigde Staten vellen 5000 ton per jaar, in de Sovjet-Unie maar 500 ton, dat is maar een tiende. Zulke enorme verschillen kunnen niet alleen worden verklaard uit het gebrek aan geschoolde arbeiders, naar meer nog uit de slechte organisatie van het werk. De bureaucratie probeert met alle macht de arbeiders aan te sporen, maar is niet in staat om goed gebruik van de arbeidskracht te maken. In de agricultuur staan de zaken er, natuurlijk, nog veel slechter voor dan in de industrie. Het lage nationale inkomen is in overeenstemming met de lage arbeidsproductiviteit en met als gevolg een lage levensstandaard voor de meerderheid van de bevolking.

Als ons wordt bezworen dat het volume van industriële productie in de Sovjet-Unie in 1936 de eerste plaats in Europa zal innemen, hetgeen op zichzelf een gigantische prestatie is (!), laten ze een aantal overwegingen buiten beschouwing; niet alleen de kwaliteit en de productiekosten van de goederen, maar ook de omvang van de bevolking. Het algemene niveau van ontwikkeling van een land, en met name de algemene levensstandaard, kan ruwweg alleen berekend worden als de hoeveelheid producten wordt afgezet tegen de grootte van de bevolking. Laten we deze eenvoudige rekenkundige bewerking proberen.

Het belang van spoorwegtransport op economisch, cultureel en militair gebied behoeft geen uitleg. De Sovjet-Unie heeft 83.000 km spoor, tegen 58.000 in Duitsland, 63.000 in Frankrijk en 417.000 in de verenigde Staten. Dit betekent dat er in Duitsland per hoofd van de bevolking 8,9 km spoorwegen zijn; in Frankrijk 15,2; de Verenigde Staten 33,1 en in de Sovjet-Unie 5,0. Oftewel volgens de cijfers over de spoorwegen, neemt de Sovjet-Unie nog steeds de laatste plaats in onder de ontwikkelde landen. De handelsvloot, die in de afgelopen jaren is verdrievoudigd, staat nu ongeveer gelijk met die van Denemarken en Spanje. Bij deze feiten moeten we onze verschrikkelijk lage aantal verharde wegen nog optellen. In de Sovjet-Unie hebben we per 1000 inwoners 0,6 auto’s. In Engeland was dat in 1934 ongeveer 8; in Frankrijk zo’n 4,5; in de Verenigde Staten 23 (tegenover 36,5 in 1928). Tegelijkertijd is relatieve hoeveelheid paarden in de Sovjet-Unie (1 paard op 10 á 11 inwoners), ondanks de enorme achterstand op het gebied van auto, water en railtransport, nog steeds niet hoger dan in Frankrijk of de Verenigde Staten, waarbij de kwaliteit van onze veestapel er ver bij achter blijft.

Op het gebied van de zware industrie, waar de meest eclatante successen zijn geboekt, zijn de verhoudingsgewijze indicatoren nog steeds nadelig. De kolenproductie in de Sovjet-Unie was in 1935 0,7 ton per persoon. In Groot-Brittannië bijna 5 ton; in de Verenigde Staten bijna 3 ton (tegen 5,4 in 1913); in Duitsland 2 ton. Staal: in de Sovjet-Unie ongeveer 67 kilo per persoon; in de VS ongeveer 250 kilo, etc. Ongeveer dezelfde verhoudingen voor gietijzer en gewalst staal. In de Sovjet-Unie werd in 1935 per persoon 135 kilowatt per uur geproduceerd, in Groot-Brittannië in 1934 443kwh, in Frankrijk 363, in Duitsland 472.

In de lichte industrie zijn de gemiddelde indicatoren over het algemeen nog ongunstiger. Onze wolproductie was in 1935 minder dan een halve meter per persoon, dat is 8 tot 10 keer minder dan in Engeland of de Verenigde Staten. Wollen kleren zijn alleen te verkrijgen door geprivilegieerde Sovjet burgers. Voor de massa’s is bedrukt katoen, waarvan ongeveer 16 meter per persoon wordt geproduceerd, nog steeds het enige alternatief voor winterkleding. De productie van schoenen in de Sovjet-Unie bedraagt nu een half paar per persoon, in Duitsland meer dan een paar, in Frankrijk anderhalf paar en in de VS bijna drie paar per persoon. En hierbij wordt de kwaliteitsindex buiten beschouwing gelaten, waardoor de vergelijking alleen maar slechter uit zou vallen. We kunnen er rustig van uit gaan dat in de burgerlijke landen het percentage mensen met meerdere paren schoenen aanzienlijk hoger ligt dan in de Sovjet-Unie. Helaas staat de Sovjet-Unie nog hoog in de ranglijst van mensen die blootsvoets door het leven moeten.

Ongeveer dezelfde verhouding, gedeeltelijk zelfs slechter, is van toepassing op de productie van levensmiddelen. Ondanks een aanzienlijke vooruitgang in Rusland in de afgelopen jaren zijn worsten, conserven, kaas, om nog maar te zwijgen over gebak en suikerwerk, nog steeds onbereikbaar voor de overgrote meerderheid van de bevolking. Zelfs op het gebied van de zuivel zijn de zaken ongunstig. In Frankrijk en de Verenigde Staten hebben ze ongeveer 1 koe per 5 mensen, in Duitsland 1 per 6, in de Sovjet-Unie 1 per 8. Maar als we ook de melkproductie in ogenschouw nemen tellen 2 van onze koeien voor 1 van hen. Alleen op het gebied van de graandragende gewassen, met name rogge, maar ook in de aardappelproductie, overstijgt de productie in Rusland per hoofd van de bevolking aanzienlijk die van de meerderheid van de Europese landen en de Verenigde Staten. Maar roggebrood en aardappelen als voornaamste volksvoedsel, dat is een klassiek symbool van armoede.

Papiergebruik is en van de hoofdindicatoren van cultuur. In 1935 produceerde de Sovjet-Unie minder dan 4 kilo per persoon; de Verenigde Staten meer dan 34 (tegen 48 kilo in 1928) en Duitsland 47 kilo. Per inwoner gebruikt de VS 12 pennen per jaar, de Sovjet-Unie maar 4 en die 4 zijn van zo’n slechte kwaliteit, dat ze maar het werk doen van één goede, op zijn hoogst 2. De kranten klagen regelmatig dat het gebrek aan inkt, papier en pennen het werk op scholen verlamt. Het is geen wonder dat de afschaffing van het analfabetisme, gepland voor de tiende verjaardag van de oktoberrevolutie, nog verre van bereikt is.

Het probleem kan op dezelfde manier worden belicht als we beginnen met meer algemene overwegingen. Het nationale inkomen per hoofd van de bevolking is aanzienlijk lager dan in het Westen. En aangezien kapitaalinvesteringen zo’n 25 tot 30% hiervan uitmaken, onvergelijkelijk meer dan in andere landen, dan kan het niet anders dat de totale hoeveelheid consumptie ook aanzienlijk veel lager ligt dan in de ontwikkelde kapitalistische landen.

Zeker, in de Sovjet-Unie is geen bezittende klasse, wiens uitbundigheid wordt gecompenseerd door onderconsumptie van de gewone bevolking. Maar het gewicht van deze corrigerende factor is niet zo groot als het in eerste instantie lijkt. Het fundamentele kwaad van het kapitalistische systeem is niet de extravagantie van de bezittende klasse, hoe verwerpelijk die op zich ook is, maar het feit dat om deze uitspattingen te kunnen maken, de bourgeoisie haar private eigendom van de productiemiddelen handhaaft, zo het economisch systeem veroordelend tot anarchie en verval. Op het gebied van de consumptie van luxe artikelen heeft de bourgeoisie natuurlijk een monopolie. Maar op het gebied van de eerste levensbehoeften zijn het de arbeidende massa’s als overgrote meerderheid van consumenten. We zullen later ook nog zien dat, hoewel in de juiste zin van het woord de Sovjet-Unie geen bezittende klasse heeft, nog steeds wel een geprivilegieerde leidinggevende laag van de bevolking heeft, die het leeuwendeel van de consumptie voor haar rekening neemt. En als er dus in de Sovjet-Unie per hoofd van de bevolking een lagere productie van eerste levensbehoeften is dan in de ontwikkelde kapitalistische landen, dan betekent dit dat de levensstandaard voor de overgrote meerderheid van de Sovjet bevolking nog steeds achter loopt op het kapitalistische niveau.

De historische verantwoordelijkheid voor deze situatie ligt natuurlijk in Ruslands zware en donkere verleden, haar erfenis van armoede en ellende. Er was geen andere weg vooruit mogelijk dan door de omverwerping van het kapitalisme. Om je hiervan te overtuigen hoef je alleen maar een blik te werpen op de Baltische staten en Polen, eens de meest ontwikkelde delen van het tsaristische rijk en nu amper in staat uit het moeras omhoog te kruipen. De onophoudelijke dienst die het Sovjet regime bewijst ligt in de intensieve en succesvolle strijd tegen Ruslands duizendjarige achterlijkheid. Maar een correcte inschatting van de bereikte resultaten is de eerste voorwaarde voor verdere vooruitgang.

Het Sovjet regime gaat door een voorbereidende fase, zij is bezig om zich de technische en culturele verworvenheden van het Westen te importeren, te lenen en toe te eigenen. De vergelijkende coëfficiënten van productie en consumptie tonen aan dat deze voorbereidende fase nog niet is afgerond. Zelfs onder de onwaarschijnlijke omstandigheid van volledige kapitalistische stilstand, zal het toch nog een hele historische periode omvatten. Dit is de eerste buitengewoon belangrijke conclusie, die we in het vervolg van ons onderzoek nog nodig zullen hebben.