Geschreven: 1974
Bron: De Internationale, 1974, nr. 1, januari, jg. 2
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Laatst bijgewerkt:
Sinds 21 april 1967 heerst er een militaire dictatuur over Griekenland. Toen die dictatuur werd ingesteld – als oplossing voor de ernstige crisis waarin de burgerlijke heerschappij was geraakt na de prerevolutionaire situatie van de jaren 1963-1965 – bleek overduidelijk dat deze oplossing een mislukking was.
De dictatuur der kolonels is nimmer in staat geweest een samenhangende aanhang onder het volk te verwerven, om hun politiek en hun macht te grondvesten. Het gevolg was dat de institutionele crisis van de bourgeoisie voortduurde: de formele uitroeping van de republiek door de kolonels kon op generlei wijze een oplossing vormen. De onderdrukking en de bevriezing van de lonen ter verzekering van de winststijging voor het Griekse kapitaal en dat van zijn imperialistische beschermers, konden de hollende inflatie niet verhinderen, die weer sinds een jaar of twee ondermijnend werkt op de economie. De bijna permanente staat van beleg, de militaire tribunalen en de martelingen die de strijders tegen de dictatuur moeten terroriseren, zijn onmachtig geweest tegenover een massagolf te Athene die het karakter van een revolutionaire uitbarsting heeft gekregen.
De Griekse bourgeoisie is zich bewust geworden van de eclatante mislukking van haar politiek, die werd gedemonstreerd door het tot uiting komen van de radicalisering van de werkende en studerende jongeren in de loop van dit jaar (1973). Als antwoord op deze ontwikkeling van de Griekse situatie (en direct na de jammerlijke mislukking van de Marine-staatsgreep), zijn leidende kringen van de Griekse bourgeoisie druk gaan uitoefenen in de richting van een “liberalisering”, d.w.z., in feite een normalisering van het militaire regiem, wat zot [sic] uitgemonsterd met enkele formele kanten van de burgerlijke democratie: het houden van een referendum, de uitroeping van de Republiek, het organiseren van verkiezingen. Het doel van de uitroeping van de Republiek is, om na het faillissement van de monarchie aan de staatsinstellingen nieuwe vorm te geven. Het benoemen van het burgerlijk kabinet van Markezinis, het houden van verkiezingen in de loop van 1974 en vooral de opheffing van de staat van beleg, moeten de instelling van een Sterke Staat – geërfd van de jaren van militaire dictatuur – voorbereiden. De betekenis van deze Sterke Staat voor de heersende klassen is om meer speling te hebben ten opzichte van de eisen van de massa.
Deze politieke operatie vereiste de medewerking van delen van de bourgeoisie die wat onwillig staan tegenover de junta. Hun medewerking aan de verkiezingen moet het nodige vertrouwen en prestige verlenen ten aanzien van het door Papadopoulos georganiseerde project. Dit overigens uitsluitend op voorwaarde dat de volmachten van Papadopoulos in de meest belangrijke sectoren van de regering verzekerd bleven.
In het begin toonden de stalinisten “begrip” voor deze politieke “opening”. Dit kwam tot uitdrukking in zekere aarzelingen en gedraai van de kant van de leiders verbonden aan het interne bureau van de Griekse Communistische Partij (die staan tegenover de onvoorwaardelijk op Moskou georiënteerde vleugel). Tenslotte namen deze gesprekspartners van de dictatuur echter – onder druk van de massamobilisatie die bij voorbaat weigerde enig vertrouwen te geven aan deze “normaliserings” operatie – een afwijzende houding aan.
Door de strijd van het voorjaar van 1973 gesterkt in haar zelfvertrouwen, en gebruikmakend van de nieuwe verhoudingen ten gevolge van de opheffing van de staat van beleg, heeft de studentenvoorhoede zich georganiseerd, op hetzelfde moment dat het politieke bewustzijn en de strijdwil rijpte onder delen van de arbeidersklasse en van de boeren. Deze nieuwe politieke werkelijkheid kwam tot uitdrukking in een reeks van stakingen en demonstraties. De snelle verslechtering van de koopkracht van de uitgebuite klassen in de loop van de laatste maanden, bracht met zich mee dat de voorhoede van de studenten en de arbeiders een veel groter weerklank vond, onder verzwakking van de directe controle van de stalinistische en reformistische bureaucraten, waardoor een impuls werd gegeven aan de radicalisering van de strijd.
Door het isolement waarin de regering Markezinis (met haar pretenties) was gebracht door de burgerlijke politici die buiten de operatie Papadopoulos bleven, was zij reeds in een moeilijke situatie gekomen. De revolutionaire uitbarsting van de arbeiders en studenten op 16 november 1973, veroordeelde haar definitief. Het einde van Papadopoulos was getekend. Voor de burgerlijke overheersing laat deze nieuwe uitbarsting van massastrijd zich veel dreigender aanzien dan de massamobilisaties van 1965. Het antikapitalistisch karakter van deze explosie heeft de reformistische beperkingen die sinds de staatsgreep van 21-4-1967 door de stalinisten en burgerlijke liberalen aan het verzet zijn opgelegd doorbroken. Dit is wel de overheersende karaktertrek van deze gebeurtenissen. Dit komt tot uitdrukking in de buitengewone strijdbaarheid, het zeer hoge politiseringsniveau, de kwaliteit van de democratische vormen van organisatie, de nationale omvang van de strijd en het hoge technische peil, die de geschiedenis in zal gaan als de revolutionaire uitbarsting van Athene van november 1973. Dit alles demonstreert tegelijkertijd het faillissement van de gecombineerde politiek van het imperialisme en het Griekse kapitalisme, en (vooral) de schoksgewijze versnelling in de Europese revolutionaire opgang.
In de revolutionaire strijd, heeft een nieuwe generatie van arbeiders en studenten het initiatief genomen. De demonstraties en de barricades van 16 november hebben een nieuwe situatie geschapen; zij vormen een wending in de revolutionaire omvorming van de massabeweging en de massamobilisatie. De opkomst van een geïntegreerde arbeider- en studentenvoorhoede vormt een garantie zowel voor de mislukking van nieuwe “normaliseringen”, als voor de uitbreiding en bevestiging van het verzet in een meer offensieve zin. Het gezochte antwoord op het probleem van de crisis van de leiding van de massamobilisatie heeft haar eerste concrete vorm gevonden in de actie in de loop van de revolutionaire uitbarsting van Athene. Veel is er met deze revolutionaire explosie bereikt: het verzet tegen de dictatuur heeft zijn klassekarakter bevestigd en tevens zijn revolutionair karakter; d.w.z. een breuk met de stalinistische oriëntering op samenwerking tussen klassen van het volksfronttype, dat wordt verdedigd door de beide Griekse communistische partijen die “provocatie” roepen als de barricaden worden opgeworpen. De onstuimige aanval van opstandige studenten met de leus “De macht aan de arbeiders en de boeren” en van de bouwvakarbeiders met spandoeken die de voorhoedepositie van de arbeidersklasse bevestigden – hebben de burgerlijk democratische illusies verbroken die het volksverzet tegen de dictatuur vergiftigden. Noch de avondklok, noch de tanks, noch de moordaanslagen hebben de revolutionaire massamobilisatie kunnen verhinderen. Burgerlijke liberalen en stalinistische reformisten hebben in hun pers en via hun radio-uitzendingen geprobeerd het karakter van de revolutionaire uitbarsting te vervalsen, teneinde de betekenis ervan, in de zin van een veroordeling van hun respectievelijke oriënteringen, te verzwakken. De staatsgreep van een nieuwe militaire junta op 25 november brengt allereerst de verzwakking van de dictatoriale macht en de scherpe tegenstellingen in haar midden, tot uitdrukking. De situatie is niet meer die van 21 april 1967. In de loop van de jaren der dictatuur heeft het verzet zich georganiseerd; het heeft geleerd te vechten; het heeft geleerd om zich te organiseren; het laat zich niet meer overrompelen en desorganiseren zoals 6 jaar geleden. De reformistische apparaten, met name dat van de beide Griekse communistische partijen, hebben hun greep op de massa, en vooral op de jongeren verloren. De opgaande mobilisatie van de Europese arbeidersklasse, waarvan de geëmigreerde Griekse arbeidersklasse deel uitmaakt, heeft een directe invloed op de Griekse massa’s. Het isolement van 1967 is verbroken. Het internationalistisch karakter van deze uitbarsting kwam fel tot uitdrukking toen de studenten riepen: “Thailand, een voorbeeld” of ook: “Griekenland, Spanje, Chili, vooruit voor de democratie”. De strijd voor de Griekse socialistische revolutie heeft een aanzienlijke vooruitgang geboekt.
Leve de strijd van de Griekse arbeiders en studenten
Weg met de nieuwe militaire dictatuur
Leve de nieuwe socialistische revolutie in Griekenland
Begin december 1973 organiseerden de Liga Comunista Revolucionaria haar 3e en de ETA (VI) haar 7e congres. Hierop beslisten ze beide om over te gaan tot de reeds lang voorbereide fusie. Er werd een verenigd Centraal Comité gekozen, waarin de kameraden van de ETA (VI) een derde van de leden leveren. De organisatie kreeg de nieuwe benaming LCR-ETA (VI). Combate, het orgaan van de LCR, wordt het centrale blad van de nieuwe organisatie. Het ETA (VI)-blad ZUTIK zal verder in Euskadi worden gepubliceerd.
Deze fusie is het resultaat van een dubbel proces: enerzijds een politieke verheldering en een organisatorische versterking van de LCR, als gevolg van de crisis die de organisatie doormaakte, na de scheuring die aanleiding gaf tot de oprichting van de Liga Comunista; anderzijds een snelle evolutie van de ETA (VI) na haar afsplitsing van de nationalistische militaristische ETA (V), leidend naar een openlijk beroep op het revolutionair marxisme en de Vierde Internationale.
Na een periode van grondige politieke discussies tussen de leidingen en een systematische actie-eenheid, besloten de twee organisaties dat de voorwaarden aanwezig waren voor een fusie op een duidelijke programmatische basis. Deze verenigde organisatie vraagt erkenning als Spaanse afdeling van de Vierde Internationale.
De voorwaarden waarin de revolutionaire partij moet worden opgebouwd in Spanje, geven zeer waardevolle voorbeelden voor de revolutionaire marxisten over de gehele wereld.
In de boodschap die de ETA (VI) stuurde naar het derde congres van de LCR, stond: “Wij zijn ervan overtuigd dat we alle moeilijkheden in de praktische fusie van onze organisaties zullen overwinnen, moeilijkheden die kunnen voortkomen uit onze oorsprong, geschiedenis, groei en verschillende tradities; door een programmatische striktheid, een eenheid in de actie en de praktijk van het democratisch centralisme. Wij geloven zo een nieuwe ervaring te leveren voor de opbouw van de Vierde Internationale en haar nationale afdelingen. Wij groeten het derde congres van de LCR, dat de rijpheid van de organisatie bevestigt, die erin geslaagd is een centristische organisatie als de onze te winnen, door een onverzettelijke strengheid van principes en een soepele tactiek aangepast aan de concrete omstandigheden. Leve de LCR. Leve de Vierde Internationale.”
Deze fusie is niet alleen uiterst belangrijk voor de opbouw van de Vierde Internationale en haar omvorming tot een revolutionaire massa-internationale. Ze zet een kwalitatieve stap in de richting van de opbouw van de revolutionaire partij in Spanje. Waarvan de noodzaak des te duidelijker wordt, naarmate de crisis van de franquistische dictatuur verder schrijdt. Ter informatie aan onze lezers nog enige bijzonderheden over de beide organisaties. De ETA ontstond in ’59 uit een afsplitsing uit de oude Baskische nationalistische partij, waarvan ze de stopzetting van de strijd tegen het franquisme verwierpen. De organisatie werd bekend in 1961 toen ze een mislukte aanslag pleegde op een trein die franquistische oud-strijders naar een herdenking van de fascistische overwinning voerde. De strijd van de ETA tegen de Franco-dictatuur wordt opgevat als een nationale bevrijdingsstrijd in een gekoloniseerd land. Het belangrijkste doel was de onafhankelijkheid van Euskadi, als een noodzakelijke stap in de bevrijding van het Baskenland. De sociale tegenstellingen in Euskadi werden aldus verdronken in een nationale bevrijdingsstrijd in de vorm van een gewapende confrontatie met het Franco-leger. Door deze radicale strijd trok de ETA een strijdbare laag uit de arbeidersjeugd aan en verwierf ze brede sympathie in het Baskenland.
Maar de ontwikkeling van de arbeidersstrijd in geheel Spanje op het einde van de jaren ’60, bracht de politieke impasse van de ETA aan het licht. Haar kleinburgerlijke nationalistische ideologie bracht haar tot reactionaire politieke stellingnames waarin het gehele Spaanse volk aan het Baskische volk werd tegengesteld, en waarin de klassentegenstellingen werden verdoezeld. Zo weigerde de ETA geld te storten in een steunfonds voor de familie van drie Spaanse arbeiders die in ’68 door de politie werden vermoord.
Uit een eerste scheuring in 1966 ontstond de groep “Kommunistak”, nu Kommunistische Beweging van Spanje (MCE), een mao-stalinistische stroming. In augustus ’70, tijdens de VIe algemene vergadering doet zich de belangrijkste scheuring voor. De meerderheid breekt met het enge nationalistische kader en de militaristische opvatting van de strijd, terwijl de minderheid scheurt en onder de naam ETA (V) de resoluties van het vorig congres aan blijft hangen. Deze vleugel richt zich op het nationale radicalisme en het militair activisme. Het is de ETA (V) die de Duitse consul Beihl ontvoert tijdens de Burgos processen, en de industriëlen Zabal en Huarte in ’71 en ’72. Het is tenslotte de ETA (V) die Carrero Blanco executeerde.
Na het VIe congres ondergaat de ETA (VI) een snelle politieke evolutie die een meerderheid dichter bij de Vierde Internationale brengt. Een minderheid scheurt tijdens de tweede zitting van het VIe congres einde ’72, omdat zij het perspectief van een fusieproces met de LCR weigerden. Deze minderheid slaagt er echter niet in een organisatie uit te bouwen en valt uiteen in stukken die ofwel naar de maoïsten van de MCE gingen of naar de Spaanse KP ofwel terugkeren naar de ETA (VI) De ETA (VI) begint nu discussies en gemeenschappelijke acties met de LCR en herbouwt het apparaat van de organisatie, geheroriënteerd naar een systematisch werk in de studenten- en arbeidersmassa’s. Tijdens de staking te Pamplona in juni ’73 spelen de kameraden van de ETA (VI) een rol van eerste orde in de organisatie van de solidariteit en de uitbreiding van de staking naar andere bedrijven. In de fusie met de LCR brengt de ETA niet alleen een hele groep kameraden mee die gevormd zijn in de zeer moeilijke omstandigheden van de strijd in Euskadi, maar die tevens een reële inplanting in het Baskenland hebben. De LCR kent een andere geschiedenis; de Grupo Comunismo was een groep militanten uit een linkse scheuring van ’69 binnen de centristische organisatie die o.a. de FLP (Frente de Liberacion Popular) te Madrid en de FOC (Frente Obrero de Cataluna) te Catalonië groepeerde. Deze scheuring had plaats tijdens een veralgemeende crisis in de Spaanse linkerzijde als resultaat van een ideologisch eclecticisme en bureaucratische organisatiepraktijken. In ’71 beslissen deze kameraden de Liga Comunista Revolucionaria te stichten en tijdens de voorbereiding van hun eerste congres in januari 1972 vroegen ze aansluiting tot de Vierde Internationale, na nauwe contacten met onze Franse kameraden te hebben onderhouden.
De LCR speelde een belangrijke rol in de mobilisaties van ’71 en ’72. Ze neemt actief deel aan de boykot van de officiële syndicale verkiezingen en verwerft een sterke inplanting in Madrid, Valencia, Barcelona en het Baskenland. Tijdens de algemene staking van de SEAT fabrieken te Barcelona in oktober ’71 staat ze aan de spits van de strijd en verplicht de Spaanse KP tot eenheid van actie.
In alle grote acties die de dictatuur aanvallen (zoals de stakingen van Vigo, El Ferrol, Madrid) komt de LCR tussen en organiseert nationale solidariteit. Ze organiseert nu ongeveer duizend militanten en sympathisanten en vormt een duidelijke referentiepool voor de nieuwe voorhoede.
Deze snelle groei verscherpte de tegenstellingen in de organisatie, wat leidt tot de organisatie van 2 tendensen in de lente van ’72. Ze verschillen van mening over de tactiek van de uitbouw van de organisatie. Gaan ze akkoord over de noodzaak van het werk in de Arbeiderscommissies, dan is er een meningsverschil over de tactiek die bij deze activiteit moet worden toegepast. Gedurende vele maanden wordt hierover in de LCR gediscussieerd. Dit leidde tot een betreurenswaardige splitsing voor het congres in december ’72. Bijna de helft van de LCR vormt nu de Liga Comunista, die zich tevens beroepen op de Vierde Internationale. De LCR organiseert haar tweede congres vlak na de scheuring. Dit congres definieert het globale kader van de opbouw van de revolutionaire partij in Spanje en versnelt de fusieprocedure met de ETA (VI). Ondanks de vele harde slagen van de repressie, heeft de LCR sindsdien de verloren krachten herwonnen en haar nationale inplanting uitgebreid, o.a. in Galicië. De fusie met de ETA (VI) maakt er de sterkste organisatie van de uiterst-linkerzijde van en dus het belangrijkste doelwit van de repressie. Het derde congres verduidelijkte de analyse van de crisis van het franquisme en de taken van de revolutionaire marxisten. Tevens werden resoluties over de nationale kwestie en over de organisatorische versterking van de organisatie aangenomen. Door haar capaciteit kan de LCR-ETA (VI) een vooraanstaande rol spelen in de acties en kan deze organisatie zo de hegemonie winnen in de nieuwe massavoorhoede en belangrijke stappen zetten naar de opbouw van de revolutionaire partij.
De volgende verklaring werd op 23 oktober 1973 uitgegeven door het Verenigd Secretariaat van de Vierde Internationale:
“Gedurende de 25 jaar dat de zionistische Staat in Palestina bestaat, verkeert het Arabische Oosten in een permanente staat van oorlogsdreiging. De gehele verantwoordelijkheid voor die situatie berust op de rol die Israël speelt als politieagent voor het imperialisme, gecombineerd met de speciale doelen van de zionistische onderneming in Palestina.
De vierde Arabisch-Israëlische oorlog van augustus 1973 is een nieuwe fase in het gewapend verzet van de Arabische volkeren tegen de contrarevolutionaire politiek van agressie zoals die systematisch gevoerd wordt door de zionistische Staat. Zelfs al stelt deze oorlog de legers van de burgerlijke Arabische regimes tegenover de zionistische legers, haar karakter is dat van een strijd tegen Israëlisch kolonialisme en expansionisme. Dit betekent dat de revolutionaire marxisten het legitieme karakter van de strijd van de Arabische staten bevestigen en zich voor hun overwinning verklaren. Maar iedere illusie dat de Arabische regimes op een consistente manier het zionisme en imperialisme zouden kunnen aanvallen is onwerkelijk. Voor zover het Egypte, Syrië en de Arabische staten betreft die hen steunen is het doel van de oorlog tussen Israël en de Arabische regimes een compromis dat minder ongunstig zou zijn voor de Arabische bourgeoisie en de militaire bureaucratieën, een compromis dat hen in staat zou stellen om de mobilisatie van de Arabische massa’s tegen het zionisme en imperialisme in stand te houden binnen grenzen die bezien vanuit het standpunt van hun eigen economische en politieke belangen aanvaardbaar zijn. Dan zou erkenning van de staat Israël en de zionistische koloniale aanwezigheid in Palestina voor de uitbuitende Arabische bezittende klasse mogelijk worden, terwijl tegelijkertijd de onderdrukking en verdrijving van de Arabische Palestijnen gehandhaafd zou blijven. Zo’n vreedzame oplossing of maatregel van dien aard voor het Arabisch Israëlische conflict kan nooit worden gevonden, tenzij deze het recht van de Arabieren om in Palestina hun land weer in bezit te nemen erkent. De oorsprong van het conflict ligt in de ontkenning van dat recht; net zoals de kern van toekomstige conflicten daarin ligt.
Omdat de strijd van de Arabieren van Palestina in de grond een radicale anti-imperialistische en proletarische is, is het een permanente bedreiging voor de Arabische bourgeoisie, net zoals het is voor de zionistische Staat. Het vereist de vernietiging van de zionistische sociaaleconomische structuur en staat en kan alleen worden bereikt door de socialistische revolutie in dat gebied, gebaseerd op een gemeenschappelijk gevecht van de joodse en Arabische werkende massa’s.
Al de Arabische regimes en Israel samen met hun respectieve militaire en financiële medestanders zijn tegen deze oplossing; de enige die mogelijkerwijs een werkelijke en duurzame vrede in het Arabische Oosten kan brengen. Een zogenaamde vreedzame oplossing zoals die door Washington en Moskou is voorgesteld zou een aanvaarding van de zionistische Staat betekenen. Revolutionaire marxisten zijn tegen deze mystificatie en stellen de interventie van de grote mogendheden in het Arabisch-Israëlische conflict aan de kaak. Geen enkel akkoord dat tussen Washington en Moskou bedisseld is kan vrede brengen in het Arabische Oosten of op de wereld. De politiek van de zogenaamde vreedzame co-existentie kan alleen leiden tot gedeeltelijke compromissen tussen de belangen van het Amerikaanse imperialisme en de belangen van de Sovjetbureaucratie, compromissen bereikt op kosten van de revolutionaire strijd van de massa’s voor het socialisme. Terwijl revolutionaire marxisten onverbloemd voor de onvoorwaardelijke en gehele terugtrekking van de zionistische legers uit de bezette gebieden zijn, na de Israëlische agressie in juni 1967, scheiden zij die eis nooit van het recht van de Palestijnen hun land te heroveren. Zij verwerpen de houding van de Arabische regimes en de Arabische reactie, die voorbereid zijn compromissen te sluiten achter de ruggen van de Arabische massa’s in het algemeen en de Palestijnen in het bijzonder.
Zij roepen op tot de bewapening en organisatie van de Arabische massa’s om de huidige oorlog in een revolutionair offensief tegen het zionisme en het imperialisme om te zetten, voor totale vrijheid van actie voor het Palestijnse verzet om te opereren vanuit en in alle Arabische landen. Zij roepen op tot ondersteuning van de strijd van antizionistische joden binnen Israël omdat die strijd een essentieel onderdeel van de strijd tegen het zionisme is. De Arabische bourgeoisie heeft noch het recht noch de mogelijkheden zichzelf in de plaats te stellen van die strijd, die gezamenlijk door de arbeiders en boeren van het gehele Arabische Oosten gevoerd moet worden.
Voor de nederlaag van het zionisme en het imperialisme
Lang leve de strijd van de in opstand zijnde massa’s van het Arabische Oosten
Lang leve de socialistische revolutie in het Arabische Oosten