Henk Vos

Bij de dood van André Breton (1896-1966)


Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, december 1966, jg. 9
Deze versie: Spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Kunst en maatschappelijk leven
De verhouding van Marx en Engels ten overstaan van poëzie en dichters
Ontwerp en materiaal voor een proletarische pedagogie: het leerstuk

André Breton is als grondlegger en belangrijkste theoreticus van de surrealistische beweging een van de XXe eeuwse schrijvers die het meest hebben gedaan voor de bevrijding van de vervreemde mens. Waar de politieke revolutionairen, de marxisten het meest succesvol, voor deze zelfde verlossing vanuit de economische onderbouw van de maatschappij vechten stelde Breton echter zijn strijd als dichter en kunstenaar directer op het vlak van de mens zelf. Hij definieerde de positie van de surrealisten tegenover de revolutie door te zeggen: “De wereld veranderen, heeft Marx gezegd. Het leven vernieuwen, zei Rimbaud. Voor ons zijn deze beide leuzen één.”

De jonge Breton onderging in zijn jeugd reeds de invloeden die naast zijn dichterlijke aanleg tot de surrealistische uitbarsting van de jaren 20 zou leiden. Op het lyceum trokken filosofie en literatuur hem het meeste aan. In 1913 publiceerde hij al enkele gedichten, en stond hij in contact met o.a. Apollinaire, Eluard en Aragon. Door zijn medische studie werd hij tijdens de eerste wereldoorlog bij de sanitaire troepen ingedeeld, en wel in een psychiatrisch ziekenhuis, waar hij de freudiaanse psychoanalyse ontdekte; deze boeide hem zozeer dat hij in 1921 zelfs een jaar naar Wenen ging om onder Freud te werken. Het was ook de tijd na de kunstexplosie van 1917, dat het dadaïsme hoogtij vierde. Voor Breton wordt Dada echter vrij gauw vervelend door zijn eentonigheid(!). De dadaïst Breton ziet een nieuwe weg in het aansluiten bij de psychoanalyse. In 1922 wordt zijn tijdschrift “Littérature” officieel orgaan van de “surrealistische beweging”. De algemene denkbeelden van de surrealistische school worden in 1924 in het “Eerste surrealistische manifest” aan de mensheid geopenbaard. Hierin definieert hij zijn beweging “eens en voor al tijd”: “Surrealisme, mannelijk woord, zuiver psychisch automatisme waarmee men hetzij mondeling of schriftelijk of op welke wijze dan ook de werkelijke mechanismen van de gedachte tracht uit te drukken. Dictaat van de gedachte, los van iedere controle van de rede, buiten alle esthetische of morele zorgen om.”

“Eens en voor altijd”, was voor Breton geen grapje, hij zou zich 42 jaar stipt aan de definitie houden en van de vijf of zes opeenvolgende “generaties”, die de surrealistische groep in Parijs gekend heeft snoeide en kapte hij met ijzeren hand alle elementen die ook maar even “ontrouw” waren. Dit bezorgde hem de naam “Paus van het surrealisme”. Het manifest barstte als een bom in de literaire en artistieke milieus van de jaren 20. Het was ook een radicaal nieuw geluid: Breton verkondigde de noodzaak van de waanzin, het primair zijn van het onderbewuste, de wisselwerking tussen droom en werkelijkheid. Deze algemene instelling deed het surrealisme ver buiten de literaire grenzen treden. Alle kunstvormen, vooral schilderkunst en film, werden er door beïnvloed; men kan gerust stellen dat de “achterhaling” van de surrealistische beweging in feite te wijten is aan de algemene ingang die zij in het dagelijks leven heeft gevonden.

Het geweld waarmee de surrealisten de bestaande maatschappij aanvielen kende slechts bij de klassieke revolutionairen zijn gelijke. Het heeft ze daarom ook snel in hun kamp doen belanden. “Alles moet nog gedaan worden, alle middelen zijn goed om de begrippen, familie, vaderland, religie, te vernietigen” schreef Breton. En over God – om maar iets te noemen: “Ik heb altijd tegen God gewed en het weinige wat ik in dit leven heb gewonnen is voor mij de winst uit die weddenschap... Alles wat er bestaat aan louche, wankele, infame, vuilmakende en groteske dingen vat ik in dat ene woord samen: God.”

Bretons erkenning van de noodzaak voor de kunstenaar om aan te sluiten bij de revolutionaire krachten kwam 20 jaar voor het sartriaanse “engagement”. Met andere surrealisten trad hij in 1925 toe tot de Franse CP. Hij werd in zijn partijcel echter vrij snel voor een soort pornograaf gezien, terwijl van zijn kant de ontdekking dat er een communistische tegenhanger van het begrip “god” bestond hem met walging vervulde. Wat Breton in burgerlijke maatschappij bestreed heeft hij terecht nooit onder “socialistische” vlag voor zoete koek genomen. Zijn formele definitieve breuk met de CP kwam in 1935, nadat hij niet toegelaten werd tot het Congres van Revolutionaire Kunstenaars onder druk van de Sovjetdelegatie, voor wie “socialistisch surrealisme” slechts hoogst verdacht kon zijn. Na zijn breuk sprak Breton zijn wantrouwen uit over de door de USSR ingenomen koers en over haar “almachtige leider”, “door wiens toedoen het regime de negatie word van wat het had moeten zijn en wat het geweest was.” Tegen de (ditmaal echte) waanzin van het “socialistisch realisme” stelt hij in 1938 samen met Riviera en Leon Trotski in Mexico een manifest op “voor een onafhankelijke revolutionaire kunst”. Breton, die Trotski nooit heeft willen afvallen, erkende de juistheid van de door hem in 1924 gestelde richtlijnen voor de kunst onder het socialisme, zoals ze in Literatuur en Revolutie geschreven staan. De meeste van zijn stellingen vindt men terug in hun gezamenlijk manifest van 1938, waar met kracht opnieuw wordt gesteld: ABSOLUTE ONAFHANKELIJKHEID VAN DE KUNSTENAAR, GEEN ENKELE INMENGING,ZELFS NIET OM “REVOLUTIONAIRE MOTIEVEN”. Maar iedere werkelijke kunstenaar brengt in zijn kunst de heersende toestanden in opspraak, de revolutie is erin aanwezig als “onzichtbare as”. Aan het slot van dit korte artikel geven enige passages [wij verwijzen hier, naar de volledige tekst – MIA] een beeld van de grote voorsprong die dit document na 30 jaar nog steeds bezit.

In alle kwesties bleef Breton zijn leven lang aan de juiste kant van de barricade. Hij was onder de eersten die de Moskouse processen als een bloedige farce ontmaskerden; in 1937 protesteerde hij tegen de vervolging van de POUM en de CNT in Spanje, later kwam hij op tegen het Molotov-Ribbentroppact; zijn surrealistische groep gaf tijdens de Hongaarse revolutie een pamflet uit: “Hongarije, opgaande zon”. Hij tekende het beroemde manifest van de 121 intellectuelen tegen de oorlog in Algerije, was aanwezig op de begrafenis van Natalia Sedova (Trotski’s vrouw); onlangs nog, kort voor zijn dood, tekende hij de oproep van onze beweging tegen de dreigende executie van Hugo Blanco.

Het behoeft geen pleidooi dat het surrealisme een van de grote artistieke revoluties is geweest. De surrealisten hebben een aantal grote barrières in de intermenselijke communicatie doorbroken. Sinds de twintiger jaren trachtten zij in groepsverband een eind te maken aan allerlei tekortkomingen en remmingen door research en spel; zij verkenden nieuwe wegen in de menselijke betrekkingen zoals die ongetwijfeld eens voor alle mensen zullen openstaan door de opkomst van de socialistische maatschappij. Veertig jaar lang vocht Breton voor deze menselijke bevrijding voor de nieuwe orde:

“Jusqu’à nouvel ordre, jusqu’au nouvel ordre monastique, c’est à dire jusqu’à ce que les plus belles jeunes femmes adoptent le décolleté en croix: les deux branches horizontales découvrent les seins, le pied de la croix nue au bas du ventre, légèrement roussi”.
(Breton en Paul Eluard).
Henk Vos

Bretons werken:

1919. Mont de piété (eerste gedichten). Met Aragon en Soupault stichting van het tijdschrift Littérature; 1924. Eerste surrealistisch manifest; 1928. Nadja 1930. Tweede surrealistisch manifest; 1932. Les vases communicants; 1937. L’Amour fou; 1940. Anthologie de l’humour noir; 1945 Arcane 17; 1947. Ode à Charles Fourier; 1952. Flagrant délit; 1956. Stichting van het tijdschrift “Le surrealisme même”; 1965. Le surrealisme et la peinture.