Leo Michielsen
Geschiedenis van de Europese arbeidersbeweging
Hoofdstuk 10 van deel 2 - I
Het INTERNATIONAAL SOCIALISTISCH BUREAU (ISB) was te Brussel gevestigd. C. Huysmans was de secretaris. Het “executief comité”, dat tussen de zittingen van het Bureau de lopende zaken waarnam, bestond uit drie Belgen: Vandervelde (voorzitter), Anseele en Bertrand. Bij het uitbreken van de oorlog stortte de Internationale feitelijk in elkaar. Maar formeel bleef ze voortbestaan. Niet alleen de partijen van de neutrale landen, ook die van de oorlogvoerende staten bleven zich als leden van de Internationale beschouwen. Het executief comité evenwel kon niet meer functioneren: Vandervelde bevond zich te Le Havre; Huysmans, Anseele en Bertrand verbleven in het bezette België en beschikten derhalve over heel weinig bewegingsvrijheid.
Hier vermelde titels raadplegen? Meer weten over een onderwerp? Ga naar de tabel: Algemeen archief of de: Zoekpagina |
De poging van de Italiaanse en de Zwitserse partijen, die in september 1914 te Lugano een ontmoeting hadden en vandaar een samenroeping van het ISB voorstelden, slaagde niet.
Vandervelde weigerde enige ontmoeting met een Duitse partij, die solidair met de keizerlijke regering was en geen woord van afkeuring kon betuigen over de schending van de Belgische neutraliteit. Vandervelde werd daarin bijgetreden door de leiding van de Engelse en Franse partijen. Twee conferenties trouwens, een van de “Geallieerde” partijen te Londen (14 februari 1915) en een van de “Centrale” partijen te Wenen (12 en 13 april 1915) verhardden nog de oorlogsposities in de beide kampen; aan beide zijden werd maar één resultaat voor het beëindigen van de oorlog als bevredigend beschouwd: de verplettering van de tegenstander.
Even vruchteloos was een poging van de Nederlandse, de Zweedse, Deense en Noorse partijen. Op 17 januari 1915 kwamen ze samen te Kopenhagen. Ze trachtten een ontwerp van vredesvoorwaarden op te stellen, aanvaardbaar voor alle socialistische partijen in oorlog.
Een akkoord bleek niet mogelijk te zijn. Men behield echter de hoop dat het misschien later zou mogelijk worden. Met het oog daarop werd het executief comité van de ISB voorlopig uit Nederlanders samengesteld: ALBERDA, TROELSTRA, VAN KOL en WIBAUT. Men hoopte dat een “neutraal” executief comité zich in een gemakkelijker positie zou bevinden om de met elkaar vechtende afdelingen van de Internationale vroeg of laat weer samen te brengen.
* * *
Toen de Italiaanse partij op het punt stond om haar strijd voor het behoud van de neutraliteit te verliezen, hernieuwde zij, weer samen met de Zwitsers, de poging om een internationale conferentie samen te brengen. Alweer tevergeefs.[92] Na de intrede van Italië in de oorlog, voelden de Italiaanse socialisten wel behoefte aan steun voor de bijzonder moeilijke positie, waarin ze terecht gekomen waren. Op een nieuwe ontmoeting met de Zwitserse partij (te Bern in juni 1915) werd besloten een internationale CONFERENTIE TE ZIMMERWALD (een dorp nabij Bern) te organiseren (5-8 september 1915).
Ditmaal werd niet getracht de “oorlogvoerende” partijen samen te brengen. Uitgenodigd waren enkel “partijen, arbeidersorganisaties en groepen”, die trouw bleven aan de principes van de Internationale, die bereid waren de “Burgfrieden” of “union sacrée” te verbreken, die akkoord waren om de klassenstrijd te hervatten en om een socialistische actie tegen de oorlog in te zetten.
Er waren te Zimmerwald 38 aanwezigen. Een overzicht van wie erbij waren en wie niet, geeft meteen een panorama van de politieke posities der verschillende socialistische partijen. Afwezig waren de partijen van Duitsland en Oostenrijk eensdeels; van Frankrijk, Engeland en België anderdeels; uiteraard, ze waren niet uitgenodigd. Uit Duitsland nochtans waren een tiental militanten komen opdagen, o.w. LEDEBOUR en HOFFMANN, behorend tot de oppositionele minderheid, die later de USPD zou vormen.
Uit Frankrijk waren de syndicalisten ALFRED MERRHEIM en ALBERT BOURDERON aanwezig; zij behoorden tot de “minoritaires”.
Uit Engeland hadden vertegenwoordigers van de ILP en van de BRITISH SOCIALIST PARTY wel willen komen, maar de regering weigerde de nodige paspoorten af te leveren.
Afwezig waren ook de Nederlandse en de Scandinavische partijen. Zij waren niet in oorlog, omdat hun regering niet in oorlog was, maar ze waren reformistisch en Zimmerwald leek hun te “links”, te “revolutionair”. Ze wensten hun invloed aan te wenden bij de “oorlogvoerende” partijen; deelneming aan Zimmerwald zou hen gecompromitteerd hebben.
Uit Nederland was wel HENRIETTE ROLAND HOLST gekomen; zij behoorde tot de RSV, niet tot de SDAP.
Uit Zweden waren de linkse oppositionelen CARL HöGLAND en TURE NERMAN aanwezig.
De enige partij uit het Westen, die officieel als partij verscheen, was de Italiaanse; haar delegatie omvatte o.a. ANGELICA BALABANOFF, LAZZARI, SERRATI, ODDINO MORGARI, EMMANUEL MODIGLIANI.
De Zwitserse partij was uit tactische overweging (neutraliteit) niet officieel vertegenwoordigd, maar zij stemde in met de aanwezigheid van vier leidende militanten (GRIMM, NAINE, PLATTEN, GRABER) en zij stelde de nodige materiële voorzieningen ter beschikking. Veel beter vertegenwoordigd waren de partijen uit Oost-Europa. Russische emigranten vertegenwoordigden: – de bolsjewieken (LENIN, ZINOVJEV), – de mensjewieken (AXELROD, MARTOV), – de linkse Sociaal-Revolutionairen (NATANSON, TSJERNOV), – de groep van het tijdschrift “Nasje Slovo” (TROTSKI).
Verder waren er nog delegaties van de Roemeense partij, van de Bulgaarse “enghartigen”, van de linkervleugel van de Russisch-Poolse partij en van de Joodse “Bund” uit Polen.
Centraal in de discussies te Zimmerwald stonden de STELLINGEN VAN LENIN. Zijn betoog luidde aldus: “De Tweede Internationale is dood, door het opportunisme kapot gemaakt... Het socialistisch opportunisme heeft zich in de vreedzame periode van de arbeidersbeweging ontwikkeld. In deze periode kon de arbeidersklasse het parlementarisme als instrument voor haar bestrevingen inzetten, haar syndicale en politieke massaorganisaties opbouwen, met wettelijke middelen voor de verbetering van haar toestand ijveren. De Tweede Internationale heeft in die periode de proletarische massa’s georganiseerd. Dat is haar historische bijdrage geweest. Maar, door reformisme en opportunisme ondergraven, is zij niet in staat haar opdracht in de periode van oorlog en revolutie, die nu aangebroken is, te vervullen. Daarvoor is een nieuwe internationale nodig.” Het volstaat niet het “sociaalchauvinisme”, een onomwonden “verraad” aan de arbeidersbeweging, te bestrijden; ook het “sociaalpacifisme” dient afgewezen te worden. Het komt er niet alleen op aan de oorlog te beëindigen; het is onze taak van de oorlogscrisis gebruik te maken om de wereldrevolutie door te voeren.
Het voor te stellen alsof, met behoud van het kapitalisme, een democratische vrede zou mogelijk zijn, is misleiding van de arbeidersklasse. Weigering de oorlogskredieten te stemmen volstaat geenszins; door propaganda en agitatie, door staking en demonstraties, door al wat beroering verwekt, moet de revolutie in de hand gewerkt worden. Daartoe is de Tweede Internationale niet in staat. Daartoe is een Derde Internationale nodig.
De stellingen van Lenin werden met grote meerderheid verworpen. Veruit de meeste aanwezigen wensten niet met de Internationale te breken wensten zelfs niet met de “sociaalchauvinistische” meerderheid in hun partij te breken;[93]; zij zagen hun actieterrein binnen de bestaande organisaties van de arbeidersbeweging; zij hoopten die bestaande organisaties voor hun stellingen te winnen; zij wensten niet van nul opnieuw te beginnen.
Overigens was hun direct doel de vrede, niet de revolutie.[94] Zij betoogden dat – speciaal in de westerse partijen – de revolutionaire elementen slechts een kleine minderheid in de minderheid uitmaakten. Bij de Oost-Europese delegaties vonden Lenins voorstellen wel meer weerklank, maar dat volstond niet. Het eindmanifest, door Trotski opgesteld, was een compromis, dat ook door Lenin bijgetreden werd. De bekommernis zat daarbij voor zich niet te zeer te isoleren.
Het manifest noemde de kapitalistische regeringen van beide kampen schuldig aan de oorlog, stelde de afvalligheid aan de kaak van de socialisten die de oorlogspolitiek ondersteunden, eiste vrede zonder aanhechtingen en zonder schadevergoedingen, en richtte een oproep tot de arbeiders om zich “over de grenzen en de slagvelden, over de verwoeste steden en gewesten, voor de vrede te verenigen.”
De weerklank van Zimmerwald was heel zwak in het westen, iets belangrijker in Italië,[95] aanzienlijker in het oosten. Een vast comité (2 Zwitsers en 2 Italianen) werd gevormd met de opdracht om de contacten te onderhouden, propaganda te voeren en eventueel een nieuwe conferentie te beleggen. Een paar kleinere partijen (de socialistische partij van de USA en de Britse ILP) traden de stellingen van Zimmerwald bij.
Aangemoedigd door dit relatieve succes en door de vaststelling van een algemeen groeiende afkeer voor de oorlog, werd besloten nogmaals in een Zwitsers dorpje eer socialistische vredesconferentie te houden.
De internationale ontmoeting te KIENTHAL ging door van 24 tot 30 april 1916. Er waren 44 afgevaardigden, die ongeveer dezelfde partijen en groepen als te Zimmerwald vertegenwoordigden. Lenin verdedigde dezelfde stellingen als de vorige maal, maar in nog radicaler termen, met meer nadruk op de eis van nederlaag der eigen regering; die nederlaag bevordert de revolutie en enkel de revolutie is in staat een duurzame, democratische vrede tot stand te brengen. Opnieuw eiste Lenin de breuk met de Tweede Internationale. Weer werden zijn stellingen door de overgrote meerderheid afgewezen, maar ditmaal vonden ze een, althans vage, echo in de eindteksten.
Het manifest van Kienthal ging inderdaad verder dan dat van Zimmerwald: het verwierp de “utopische verwachtingen van bourgeois of socialistisch pacifisme in verplichte arbitrage, in beperking van bewapening en in de zogenaamde democratisatie van de buitenlandse politiek”; het stelde dat een oplossing van het conflict niet mogelijk was zonder “de verovering van de politieke macht en de toe-eigening van het kapitaal door de volkeren; een werkelijk duurzame vrede zal slechts de vrucht van het triomferend socialisme zijn.”
Een tweede resolutie betrof de Internationale. Er werd kritiek op het executief comité van het ISB uitgeoefend. Wel was de stelling sinds Zimmerwald veranderd. Daar werd er op aangedrongen dat het ISB in een voltallige zitting de internationale contacten zou herstellen. Te Kienthal verwachtte de meerderheid geen heil meer van die kant. Niettemin werd deelneming aan een eventuele zitting van het ISB aan ieders eigen inzicht overgelaten, mits men maar de “fundamentele principes” van de antioorlogsoppositie verdedigde.
Het besluit om te breken met de Tweede Internationale kon Lenin niet doorgedrukt krijgen.
* * *
C. Huysmans liet zich bijzonder laatdunkend uit over de “lieden” van Zimmerwald: “vrijbuiters zonder troepen!” Het is inderdaad zo dat – met uitzondering van de Italiaanse partij – van de overige West-Europese partijen slechts een heel kleine minderheid in het spoor van Zimmerwald marcheerde.[96] Toch was het Huysmans’ bedoeling – toen hij zich in december 1915 te Den Haag vestigde – vanuit deze plaats de eventueel groeiende Zimmerwaldbeweging beter het hoofd te bieden. Vanuit België ging dat niet. Het neutrale Nederland en het uit Nederlanders samengestelde voorlopige executief comité bood daartoe ruimere mogelijkheden.
Van in 1916 kwamen van meerdere kanten vragen binnen om het ISB in voltallige vergadering samen te roepen. De socialistische partijen van de USA en Argentinië, de Italiaanse en de Zwitserse partijen, verscheidene groepen uit Oost-Europa, de oppositionele minderheid in Duitsland, de aanhangers van Friedrich Adler in Oostenrijk, de “minoritaires” in Frankrijk, de ILP en de BSP in Engeland ... allen drongen aan bij het ISB.
De Russische Maartrevolutie maakte dat een conferentie van alle socialistische partijen plots veel dringender leek. De Sovjets deden (27 maart 1917) een vredesoproep tot de arbeiders van alle landen en speciaal tot “onze broeders, de proletariërs van Duitsland en Oostenrijk.” Het argument, zo werd betoogd, dat men destijds bij de arbeiders van die landen liet gelden om ze in de oorlog te drijven, is nu weggevallen. Er is geen tsaristisch despotisme meer, de “gendarm van Europa” werd ten val gebracht; Rusland is nu een democratische republiek. Duitse arbeiders, werp op uw beurt het absolutistisch regime van de Keizer neer, weiger nog langer instrument van een veroveringspolitiek te blijven; wij willen vrede zonder annexaties en zonder oorlogsschade, maar ...: “De Russische Revolutie zal niet voor de bajonetten der veroveraars terugwijken en zal niet dulden dat een vreemde macht haar komt vertrappen.”
Mede onder indruk van deze oproep richtte THORWALD STAUNING, begin april, namens de Deense socialistische partij, een brief tot het ISB waarin gesteld werd dat, ingeval het ISB niet optrad, anderen het initiatief zouden nemen. Maar het ISB was machteloos, gezien de “Geallieerde” partijen iedere ontmoeting met de “Centrale” partijen weigerden. Daarom besloten de Nederlandse leden van het ISB – in eigen naam – EEN AGENTSCHAP IN STOCKHOLM op te richten om van daaruit contacten te leggen. HUYSMANS sloot zich daarbij aan. Op 22 april 1917 verstuurde het Stockholm-comité uitnodigingen aan alle bij de Internationale aangesloten organisaties. Gevraagd werd dat meerderheden en minderheden zouden vertegenwoordigd worden. De bedoeling was tot een waar congres te komen, dat tegelijkertijd het herstel van de Internationale en het herstel van de eenheid in de aangesloten partijen zou verwezenlijken. Het Stockholm-comité verwierf de steun van HJALMAR BRANTING van de Zweedse sociaaldemocratische partij. Daardoor kon op 3 mei een NEDERLANDS-SCANDINAVISCH “Comité voor de Organisatie van een Internationale Socialistische Conferentie te Stockholm” gevormd worden. Branting had steeds sympathie voor de zaak van de Geallieerden betoond, maar zijn tegenwoordigheid in het comité volstond niet om de westerse partijen te doen instemmen. De conferentie werd van 15 mei naar 10 juni verschoven en zou ook op die tweede datum geen doorgang vinden.
Op 15 mei gaf de Sovjet van Petrograd een manifest uit (achteraf bekrachtigd door een Alrussisch Congres van Sovjets), dat een oproep tot vrede bevatte en aandrong op de samenroeping van een internationale conferentie. Het Nederlands-Scandinavisch comité zocht daarom steun en uitbreiding langs de Russische kant. Zo ontstond op 11 juli het NEDERLANDS-SCANDINAVISCH-RUSSISCH comité, dat uitnodigingen verstuurde voor 11 augustus (achteraf verschoven naar 9 september).
Maar niet alleen vanuit Stockholm, ook vanuit Parijs, Le Havre en Londen werden demarches bij de Russen ondernomen. De Geallieerden vreesden nl. dat het nieuwe regime een afzonderlijke vrede zou sluiten met Duitsland.
Om dat te voorkomen werden in de maand mei socialistische delegaties naar Petrograd gestuurd: MARCEL CACHIN, MARCEL MOUTTE en ALBERT THOMAS uit Frankrijk, VANDERVELDE, DE BROUCKERE en DE MAN vanuit Le Havre. Beide delegaties waren reeds vóór 15 mei vertrokken, d.i. vóór het hoger genoemde Sovjetmanifest. Hierin werd niet een afzonderlijke vrede met Duitsland, maar wel een algemene vrede voorgesteld, echter op grond van de formule “zonder annexaties of oorlogsschade.” Dat laatste verontrustte de Geallieerden ten zeerste. Daarom vertrokken nu ook ARTHUR HENDERSON en WILL THORNE met een missie naar Rusland.
De positie van de Sovjets in Petrograd kwam hierop neer: wij denken niet aan een afzonderlijke vrede. Wij geven er ons rekenschap van dat, na de overwinning op het Westfront, de Hohenzollern de totaliteit van hun macht zouden inzetten tegen ons om de Russische Revolutie te verslaan.
Maar wij zijn ook tegen het voortduren van de oorlog. De revolutie is uit het verzet tegen de aanslepende oorlog ontstaan; de vrede was het onmiddellijk doel; slagen wij er niet in die vrede te verwezenlijken, dan gaat de revolutie mislukken. Ofwel moet de revolutie een eind aan de oorlog stellen, ofwel zal de oorlog een eind aan de revolutie stellen.[97] De beëindiging van de oorlog is een vraag van leven en dood voor de revolutie. Wij beogen echter – zoals gezegd – niet de afzonderlijke vrede; de oorlog moet niet op één maar moet op alle fronten beëindigd worden. Maar het moet een vrede worden door onderhandeling, een vrede zonder annexaties en zonder oorlogsschatting. De imperialisten zien het natuurlijk anders. Zij willen doorzetten tot verplettering van de tegenstander. Onze taak is het daarom de krachten van het internationale proletariaat door een socialistische wereldconferentie (Stockholm) te mobiliseren.
In die zin spraken de vertegenwoordigers van de Sovjets. Met deze boodschap keerden de socialistische zendingen terug naar huis.
Sommigen lieten zich overtuigen, anderen niet. De Belgische delegatie liet zich niet overtuigen; zij bleef trouw aan het “jusqu’au boutisme”. Maar in Frankrijk en Engeland was de conferentie van Stockholm een begrip geworden; voor grote massa’s was Stockholm een hoop geworden.
Toen op 27 mei 1917 de Nationale Raad van de Franse Socialistische Partij te Parijs samenkwam, verzamelde zich voor het lokaal op de Place de la République een enorme massa met de eis “A Stockholm! A bas la guerre!” Aanvankelijk waren enkel de “minoritaires” voorstander van deelneming. Maar tijdens de zitting kwam de delegatie uit Petrograd toe. Cachin, die tot hiertoe uitgesproken tot de “majoritaires” behoorde en steeds de oorlog “jusqu’au bout” onderschreven had, was nu gewonnen voor het standpunt van de Sovjets en bepleitte deelneming aan de conferentie van Stockholm. Het voorstel werd eenparig goedgekeurd. Het cynisme van de “majoritaires” bereikte daarmee een toppunt. Hun bedoeling was geenszins tot reële vredesonderhandelingen te komen. Zij spraken zich enkel voor deelneming uit OM DE RUSSEN GUNSTIG TE STEMMEN ... EN OM ZE, IN AFWACHTING, IN DE OORLOG TE HOUDEN.
Ook HENDERSON, tot hiertoe minister in de Britse oorlogsregering, was na zijn terugkeer uit Rusland, tot de conclusie gekomen dat aanwezigheid op de conferentie van Stockholm geboden was. Zijn standpunt werd door de partijleiding bijgetreden (uitvoerend comité van 25 juli) en door een partijcongres op 10 augustus met overweldigende meerderheid bekrachtigd (1.846.000 tegen 550.000). Maar de regering van LLOYD GEORGE was er ondertussen anders over gaan denken en Henderson werd in de meest vernederende omstandigheden uitgestoten.
Labour en de Franse partij hadden besloten, vooraleer ze naar Stockholm zouden gaan, een conferentie van de socialistische partijen van de Geallieerde landen te houden. Deze conferentie kwam te Londen samen op 28 en 29 augustus 1917. Hier waren de socialistische partijen aanwezig van Engeland, Frankrijk, België, Italië, Griekenland. De Belgische en de Griekse delegaties verzetten zich onomwonden tegen deelneming aan Stockholm. De Engelse, de Franse en de Italiaanse afgevaardigden spraken zich integendeel ten gunste van de conferentie uit. Maar in de Franse delegatie trad de zogenaamde “groep van 40” op, die de kwestie van de Duitse oorlogsschuld dermate scherp stelde dat ieder perspectief op succes te Stockholm op voorhand uitgesloten was. Ook in Engeland groeide onwil: het Trade Union Congress kwam tot de conclusie “dat de conferentie te Stockholm op dit moment tot geen resultaten kon leiden.”
Ten slotte weigerden ook nog de Engelse, de Franse en de Italiaanse regeringen de nodige paspoorten te verstrekken.
Op 15 september 1917 trok het Nederlands-Scandinavisch-Russisch comité de conclusie uit de situatie: de conferentie werd nogmaals verdaagd.
De Oktoberrevolutie was het definitieve einde. Inderdaad, de nieuwe regering in Rusland sloot weldra een afzonderlijke wapenstilstand met Duitsland. Voor de “Geallieerde” sociaalchauvinisten viel derhalve een van de motieven weg om het op gang houden van de Stockholm-voorbereidingen langer voort te zetten: de Russische bondgenoot was nu toch verloren! Maar ook afgezien daarvan, had een internationale socialistische ontmoeting geen kans op resultaten gehad: daarvoor zaten de reformistische partijen te stevig ingemetseld in hun respectieve imperialistische vestingen.
_______________
[92] Oddino Morgari ging, in opdracht van de Italiaanse en Zwitserse partijen, in april 1915 poolshoogte nemen in Londen. De Franse, Britse en Belgische partijen weigerden volstrekt enige ontmoeting met de arbeidersorganisaties van het andere kamp in overweging te nemen.
[93] Ledebour en zijn Duitse vrienden oordeelden toen nog dat het, om tactische redenen, beter was zich bij de stemming van de oorlogskredieten te onthouden dan tegen te stemmen.
[94] Carl Landauer (in European Socialism, 1959, deel 1, p. 539) merkt op dat zich van toen af drie strekkingen in de internationale arbeidersbeweging begonnen af te tekenen: de rechtse, de pacifistische en de extreem linkse. Terecht stelt hij vast dat het verschil tussen de “rechtsen” (de sociaalchauvinisten) en de pacifisten (centrum) kleiner was dan tussen deze laatsten en de extreem-linksen. Maar Landauer sluit zich ook aan bij volgende traditionele voorstelling: “The majority socialists and the pacifists were both anxious to reduce to a minimum the role of violence in the national as well as the international community. This was the reason why they did not cherish the idea of a violent revolution.” Die voorstelling is gewoon vals.
[95] Het manifest van Zimmerwald werd door Serrati gepubliceerd in “Avanti”. Om de censuur te verschalken werden die dag twee nummers van het partijblad gedrukt: één voorgelegd aan de censuur en één dat op een binnenbladzijde de Zimmerwaldtekst afdrukte.
[96] Op verre na niet alle “Unabhängige” in Duitsland, niet alle “minoritaires” van Frankrijk, niet alle ILP’ers van Engeland, enz. wensten de resoluties van Kienthal te volgen. De meesten bleven verwachtingen stellen in een optreden van het ISB.
[97] Wat werd bedoeld met “het einde van de revolutie”? Het herstel van het tsarisme of een nieuwe, een radicaler revolutie? Beide perspectieven waren wellicht even onaanvaardbaar voor het toenmalige regime in Rusland.