Geschreven: 18 oktober 1921
Bron: Pravda nr. 234,18 oktober 1921. Ondertekening: N. Lenin - Uit: Lenin, keuze uit zijn werken. Deel 3. Uitgeverij Progres, Moskou 1975, pagina’s 445-463
Vertaling: Pegasus
Deze versie: spelling
Transcriptie Frans De Maegd
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
De vierde jaarlijkse herdenking van de 25ste oktober (de 7de november) is in aantocht.
Hoe verder deze grote dag van ons verwijderd raakt, des te duidelijker wordt de betekenis van de proletarische revolutie in Rusland, des te dieper worden wij ons bewust van de praktische ervaring van ons werk in zijn geheel genomen. Zeer in het kort – en natuurlijk verre van volledig en nauwkeurig – zou men deze betekenis en deze ervaring als volgt uiteen kunnen zetten:
De allereerste en meest voor de hand liggende taak van de revolutie in Rusland was de burgerlijk-democratische taak: de overblijfselen van de middeleeuwen uit de weg te ruimen tot het laatste toe weg te vagen, Rusland te zuiveren van die barbaarsheid, van die schande, van die grote hinderpaal voor iedere cultuur en iedere vooruitgang in ons land.
En wij kunnen er met recht trots op zijn, dat wij deze zuivering veel vastberadener, sneller, koener, met veel meer succes, in veel omvangrijker mate en grondiger tot stand hebben gebracht, gezien vanuit het standpunt van de inwerking op de massa van het volk in al zijn geledingen, dan de Grote Franse Revolutie meer dan 125 jaar geleden.
Zowel de anarchisten als de kleinburgerlijke democraten (d.w.z. de mensjewiki en de sociaal-revolutionairen als de Russische vertegenwoordigers van dit internationale sociale type) zeiden en zeggen ongelooflijk veel verwards over de verhouding tussen de burgerlijk-democratische revolutie en de socialistische (d.w.z. de proletarische) revolutie. De juistheid van onze opvatting van het marxisme op dit punt, het door ons op de juiste wijze in praktijk brengen van de ervaringen van vroegere revoluties, is in de loop van vier jaren volkomen bevestigd. Wij hebben, als niemand anders de burgerlijk-democratische revolutie ten einde gevoerd. Wij marcheren volkomen bewust, zeker en vastberaden voorwaarts, de socialistische revolutie tegemoet, in het bewustzijn dat deze niet door een Chinese muur van de burgerlijk-democratische revolutie is gescheiden, in het bewustzijn dat alleen de strijd zal beslissen in hoeverre het ons (uiteindelijk) zal gelukken vooruitgang te boeken, welk deel van de onmetelijk grootste taak wij zullen vervullen, welk deel van onze overwinningen wij duurzaam zullen vastleggen. De tijd zal het leren. Maar wij zien ook nu alreeds, dat – de toestand van ons verwoest afgemarteld, achterlijk land in aanmerking genomen – er reusachtig veel is gedaan voor de socialistische omvorming van de maatschappij. Laat ons echter onze gedachten over de burgerlijk-democratische inhoud van onze revolutie volledig uiteenzetten. Voor marxisten moet het duidelijk zijn wat dit betekent. Laat ons om dit duidelijk te maken aanschouwelijke voorbeelden nemen.
De burgerlijk-democratische inhoud van de revolutie wil zeggen: het zuiveren van de sociale verhoudingen (de toestanden, de instellingen) in het land van het middeleeuwse, van de lijfeigenschap, van het feodalisme.
Wat waren de voornaamste verschijnselen, overblijfselen, resten van de lijfeigenschap in Rusland in 1917? De monarchie, de standen, het grondbezit en grondgebruik, de positie van de vrouw, de godsdienst, de onderdrukking van de nationaliteiten. Neemt iedere willekeurige van deze “augiasstallen” – die, terloops gezegd, door alle ontwikkelde landen bij het voltrekken van hun burgerlijk-democratische revoluties 125, 250 en meer jaren geleden (1649 in Engeland) in aanzienlijke mate ongezuiverd werden gelaten-, neemt een willekeurige van deze augiasstallen en men zal zien, dat wij ze grondig gereinigd hebben. In slechts een tiental weken, te beginnen bij de 25ste oktober (7 november) 1917 tot het uit elkaar jagen van de Constituerende Vergadering (5 januari 1918) hebben wij op dit gebied duizendmaal zoveel gepresteerd dan de burgerlijke democraten en liberalen (de kadetten) en de kleinburgerlijke democraten (de mensjewiki en de sociaal-revolutionairen) in de acht maanden van hun heerschappij.
Deze lafaards, praatjesmakers, op zichzelf verliefde Narcissus- en HamIetfiguren sloegen met hun bordpapieren zwaard in het rond, maar hebben zelfs de monarchie niet vernietigd! Wij hebben al het monarchistische uitvaagsel opgeruimd, zoals nog niemand dit ooit heeft gedaan. Wij hebben van het eeuwenoude bouwsel van het standenwezen geen steen op de andere gelaten (de meest vooraanstaande landen zoals Engeland, Frankrijk en Duitsland hebben zich tot nu toe nog steeds niet van de resten van het standenwezen bevrijd!). De diepste wortels van het standenwezen, nl. de overblijfselen van het feodalisme en de lijfeigenschap in het grondbezit, hebben we radicaal uitgeroeid. “Men kan erover discussiëren” (er zijn in het buitenland genoeg literators, kadetten, mensjewiki en sociaal-revolutionairen om zich met dit soort discussies bezig te houden) wat er “uiteindelijk” uit de agrarische omvormingen van de grote Oktoberrevolutie te voorschijn zal komen. Het zint ons op het ogenblik niet met deze discussies tijd te verliezen, want dit geschil en de hele massa daarmee in verband staande kwesties wordt door ons door strijd beslist. Er valt evenwel niet te betwisten, dat de kleinburgerlijke democraten acht maanden lang met de landheren, de hoeders van de tradities van de lijfeigenschap, “compromissen aangingen”, terwijl wij in enkele weken zowel deze landheren als hun tradities volkomen van het aangezicht van de Russische aarde hebben weggevaagd.
Men neme de godsdienst of de rechteloosheid van de vrouw of de onderdrukking en de rechtsongelijkheid van de niet-Russische nationaliteiten. Dat zijn allemaal vraagstukken van de burgerlijk-democratische revolutie. De filisters van de kleinburgerlijke democratie hebben er acht maanden lang over gebabbeld; er bestaat onder die meest vooraanstaande landen ter wereld niet één, waar deze vraagstukken in burgerlijk-democratische richting volkomen opgelost zijn. Bij ons werden ze door de wetgeving van de Oktoberrevolutie volkomen opgelost. Tegen de godsdienst streden we op een daadwerkelijke manier en dit doen wij nog. Wij hebben alle niet-Russische nationaliteiten hun eigen republieken of autonome gebieden gegeven. Er bestaat bij ons in Rusland niet zoiets gemeens, afschuwelijks en laaghartigs als de rechteloosheid of de rechtsongelijkheid van de vrouw, dit weerzinwekkende overblijfsel van die lijfeigenschap en de middeleeuwen, dat door de baatzuchtige bourgeoisie en de stompzinnige, geïntimideerde kleine burgerij in alle landen ter wereld, zonder uitzondering, steeds weer opgefrist wordt.
Dit alles behoort tot de inhoud van de burgerlijk-democratische revolutie. Anderhalve en tweeëneenhalve eeuw geleden beloofden vooraanstaande leiders van deze revolutie (of revoluties, indien men daarmee iedere nationale variëteit van dit ene algemene type bedoelt) de volken, dat de mensheid zou worden bevrijd van de middeleeuwse privileges, van de rechtsongelijkheid van de vrouw, “Van de staatkundige voorrechten van deze of gene religie (of van de “idee van de religie”, van de “religiositeit, in het algemeen”), van de rechtsongelijkheid van de nationaliteiten. Dit beloofden zij, maar zij kwamen deze belofte niet na. Die konden zij ook niet nakomen, omdat de “eerbied” voor de ... “heilige particuliere eigendom.” hun dit verhinderde. Tijdens onze proletarische revolutie bestond deze vervloekte “eerbied” voor dit drievoudig vervloekte middeleeuwse gedoe en voor deze “heilige particuliere eigendom” niet.
Maar om de verworvenheden van de burgerlijk-democratische revolutie voor de volken van Rusland duurzaam vast te leggen, moesten wij verder voorwaarts en wij kwamen verder voorwaarts. Wij hebben de vraagstukken van de burgerlijk-democratische revolutie tijdens onze opmars, in het voorbijgaan, als een “bijproduct” van ons voornaamste en wezenlijke, van ons proletarisch revolutionaire en socialistische werk opgelost. Hervormingen, hebben wij steeds gezegd, zijn een bijproduct van de revolutionaire klassenstrijd. De burgerlijk-democratische hervormingen hebben wij gezegd en door daden bewezen – zijn een bijproduct van de proletarische, d.w.z. van de socialistische revolutie. Terloops zij opgemerkt dat alle Kautsky’s, Hilferdings, Martovs, Tsjernovs, Hillquits, Longuets, MacDonalds, Turati’s en andere helden van het “tweeëneenhalve” marxisme[1] niet in staat zijn geweest deze wisselwerking tussen de burgerlijk-democratische en de proletarisch-socialistische revolutie te begrijpen. De eerste groeit uit tot de tweede. De tweede lost in het voorbijgaan de vraagstukken van de eerste op. De tweede verankert het werk van de eerste. De strijd en alleen de strijd beslist in hoeverre het de tweede gelukt boven de eerste uit te groeien.
Het sovjetstelsel is juist een van de aanschouwelijke bevestigingen of verschijnselen van dit uitgroeien van de ene revolutie tot de andere. Het sovjetstelsel is het maximum van democratisme voor de arbeiders en de boeren en betekent tegelijkertijd een breuk met het burgerlijke democratisme en het ontstaan van een nieuw, wereldhistorisch type van democratie, en wel van het proletarische democratisme of de dictatuur van het proletariaat.
Laat de honden en zwijnen van de stervende bourgeoisie en de achter haar aansjokkende kleinburgerlijke democratie ons maar met een vloed van vervloekingen, scheldwoorden en bespottingen overstelpen wegens onze tegenslagen en fouten bij de opbouw van ons sovjetstelsel. Wij vergeten geen minuut, dat er bij ons inderdaad veel mislukkingen zijn voorgekomen en fouten gemaakt worden. Alsof bij zulk een nieuw, voor de gehele wereldgeschiedenis nieuw karwei als het scheppen van een volkomen onbekend type van staatsinrichting mislukkingen en fouten te vermijden zouden zijn! Wij zullen vastberaden strijden voor het herstellen van onze mislukkingen en fouten, voor het verbeteren van de nog verre van volmaakte manier, waarop wij de sovjetbeginselen op het leven toepassen. Maar wij kunnen er met recht trots op zijn, en wij zijn het dan ook, dat ons het geluk ten deel is gevallen een aanvang te maken met de opbouw van de Sovjetstaat en daarmee een nieuw tijdperk van de wereldgeschiedenis in te luiden, het tijdperk van de heerschappij van de nieuwe klasse, die in alle kapitalistische landen onderdrukt wordt en die overal een nieuw leven, de overwinning op de bourgeoisie, de dictatuur van het proletariaat, de bevrijding van de mensheid van het juk van het kapitaal, van de imperialistische oorlogen tegemoet gaat.
Het vraagstuk van de imperialistische oorlogen, van de op het ogenblik in de gehele wereld overheersende internationale politiek van het financierskapitaal, die onvermijdelijk nieuwe imperialistische oorlogen doet ontstaan en onvermijdelijk een ongehoorde versterking van de nationale onderdrukking, plundering, beroving, verstikking van de zwakke, achterlijke, kleine volken door een handvol “vooraanstaande” mogendheden met zich brengt – dit vraagstuk is sinds 1914 de hoeksteen van de gehele politiek van alle landen van de aardbol geworden. Het is een vraagstuk van leven en dood voor miljoenen en miljoenen mensen. Het is het vraagstuk of er in de volgende imperialistische oorlog, die voor onze ogen door de bourgeoisie wordt voorbereid, voor onze ogen uit het kapitalisme voortvloeit, twintig miljoen mensen zullen worden afgemaakt (in plaats van de tien miljoen gevallenen van de oorlog van 1914-1918 met de daarbij behorende, nog steeds niet geëindigde “kleine” oorlogen), of er in deze (als het kapitalisme blijft bestaan) onvermijdelijk naderende oorlog zestig miljoen mensen zullen worden verminkt (in plaats van de dertig miljoen verminkten in de jaren 1914-1918). Ook wat betreft dit vraagstuk heeft onze Oktoberrevolutie een nieuw tijdperk van de wereldgeschiedenis ingeluid. De dienstknechten van de bourgeoisie en haar handlangers in de gedaante van de sociaal-revolutionairen en de mensjewiki, in de gedaante van de gehele zogenaamd “socialistische” kleinburgerlijke democratie van de gehele wereld, hebben de spot gedreven met de leuze “omzetting van de imperialistische oorlog in een burgeroorlog”. Maar deze leuze bleek de enige waarheid te zijn – een onaangename, grove, naakte, afgrijselijke waarheid, zeker, maar toch de waarheid te midden van een woestenij van de meest geraffineerde chauvinistische en pacifistische leugens. Deze leugens storten in elkaar. De vrede van Brest is ontmaskerd. Iedere dag worden steeds onbarmhartiger de betekenis en de gevolgen ontmaskerd van een vrede, die vergeleken met die van Brest, nog erger is, nl. de vrede van Versailles. En steeds helderder, duidelijker, onafwijsbaarder rijst voor miljoenen en miljoenen mensen, die nadenken over de oorzaken van de oorlog van gisteren en over de naderende oorlog van morgen, de harde waarheid op: men kan aan de imperialistische oorlog en aan de deze oorlog onvermijdelijk voortbrengende imperialistische wereld (de imperialistische vrede – voeg ik hieraan toe, in de tweede betekenis van het Russische woord) niet anders ontkomen, men kan aan deze hel op geen andere wijze ontsnappen dan door de bolsjewistische strijd en de bolsjewistische revolutie.
Zullen de bourgeoisie en de pacifisten, de generaals en de kleinburgers, de kapitalisten en de filisters, alle gelovige christenen en alle ridders van de Tweede en Tweeëneenhalfde Internationale deze revolutie nog zo woedend beschimpen – ook met stromen van boosheid, laster en leugen zullen zij niets kunnen veranderen aan het wereldhistorische feit, dat voor het eerst sinds honderden en duizenden jaren de slaven een oorlog tussen de slavenhouders hebben beantwoord met het openlijk verkondigen van de leuze:
Laat ons deze oorlog tussen de slavenhouders om de verdeling van hun buit omzetten in een oorlog van de slaven van alle naties tegen de slavenhouders van alle naties!
Voor het eerst sinds honderden en duizenden jaren is deze leuze van een vage en machteloze verwachting een duidelijk omlijnd politiekprogram geworden, is ze veranderd in de actieve strijd van miljoenen onderdrukten onder leiding van het proletariaat, in de eerste overwinning van het proletariaat, in de eerste zege met betrekking tot het afschaffen van oorlogen, in de eerste zege van het bondgenootschap van de arbeiders van alle landen op het bondgenootschap van de bourgeoisie van de verschillende naties deze bourgeoisie, die zowel vrede sluit als oorlog voert ten koste van de slaven van het kapitaal, ten koste van de loonarbeiders ten koste van de boeren, ten koste van de werkende mensen. Deze eerste overwinning is nog geen definitieve overwinning en onze Oktoberrevolutie heeft haar niet dan onder ongekende lasten en moeilijkeden, onder ongehoorde kwellingen, vergezeld van de grootste tegenslagen en fouten onzerzijds kunnen behalen. Alsof het zonder tegenslagen en zonder fouten aan ook maar één achterlijk volk zou kunnen gelukken de overwinning te behalen op de imperialistische oorlogen van de machtigste en meest ontwikkelde landen ter wereld! Wij zijn niet bang onze fouten te erkennen en wij zullen ze nuchter onder het oog zien om ervan te leren en ze te corrigeren. Maar het feit blijft een feit: voor de eerste maal sinds honderden en duizenden jaren is de belofte de oorlog tussen de slavenhouders te “beantwoorden” met de revolutie van de slaven tegen alle slavenhouders zonder uitzondering volledig nagekomen – en wordt zij, alle moeilijkheden ten spijt, ook verder nagekomen.
Wij zijn dit werk begonnen. Wanneer precies, binnen welke termijn de proletariërs van de een of andere natie dit werk ten einde zullen voeren, is niet van wezenlijk belang. Doorslaggevend is het feit, dat het ijs is gebroken, dat de weg is gebaand, dat de weg is gewezen.
Zet uw huichelarij maar voort, heren kapitalisten van alle landen die “het vaderland verdedigen” – het Japanse tegen het Amerikaanse, het Amerikaanse tegen het Japanse, het Franse tegen het Engelse enzovoorts! Gaat door, gij ridders van de Tweede en Tweeëneenhalfde Internationale, met alle pacifistische kleinburgers en filisters van de hele wereld incluis, gaat door met u “af te maken van” het vraagstuk van de strijdmiddelen tegen imperialistische oorlogen door nieuwe manifesten van Bazel” uit te vaardigen (naar het voorbeeld van het manifest van Bazel van 1912)! De eerste bolsjewistische revolutie heeft de eerste honderd miljoen mensen op aarde aan de imperialistische oorlog, aan de imperialistische wereld ontrukt. De volgende revoluties zullen de gehele mensheid aan deze oorlogen en aan deze wereld ontrukken.
Ons laatste – en tevens het belangrijkste, moeilijkste en tot nog toe minst gevorderde – werk is de economische opbouw, het leggen van het economische fundament voor het nieuwe socialistische gebouw op de plaats van het verwoeste feodale en het half verwoeste kapitalistische bouwsel. Bij dit zo belangrijke en moeilijke werk hadden wij de meeste tegenslagen, maakten wij de meeste fouten. Alsof men zonder tegenslagen en fouten met zulk een wereldomvattend nieuw werk zou kunnen beginnen! Maar we zijn ermee begonnen. We maken er vorderingen mee. We zijn juist nu bezig door onze “Nieuwe Economische Politiek” een hele reeks van onze fouten te corrigeren, wij leren hoe men in een land van kleine boeren zonder deze fouten het socialistische gebouw verder op moet bouwen.
De moeilijkheden zijn onmetelijk. We zijn gewend tegen onmetelijke moeilijkheden te vechten. Niet zonder reden hebben onze vijanden ons “de rotsvasten” en vertegenwoordigers van een “botten-verbrijzelende” politiek genoemd. Maar we hebben tevens, tenminste tot op zekere hoogte, een andere in de revolutie, onmisbare kunst geleerd: de soepelheid, de bekwaamheid onze taktiek snel en scherp te veranderen, rekening te houden met de veranderde objectieve voorwaarden, een nieuwe weg naar ons doel te kiezen, indien de vroegere weg voor het gegeven tijdperk ondoelmatig, onmogelijk bleek te zijn.
Wij, die door een golf van enthousiasme werden opgeheven, wij, die het enthousiasme van het volk – eerst het algemeen politieke, daarna het militaire – hadden gewekt, wij rekenden erop, dat wij op grond van dit enthousiasme ook de even grote economische problemen (even groot als de algemeen politieke en de militaire) direct zouden kunnen oplossen. We rekenden erop – misschien zouden we beter kunnen zeggen: we veronderstelden, zonder voldoende te rekenen – dat wij door directe orders van de proletarische staat de productie en de distributie van goederen in een land van kleine boeren door middel van de staat communistisch zouden kunnen regelen. Het leven heeft onze fout aan het licht gebracht. Er is een reeks van overgangsstadia nodig: staatskapitalisme en socialisme om – door het werk van een lange reeks van jaren de overgang naar het communisme voor te bereiden. Niet op grond van enthousiasme zonder meer, maar met behulp van het uit de grote revolutie geboren enthousiasme, op grond van het persoonIijke belang, van het persoonlijk geïnteresseerd zijn, op grond van de economische rekening en verantwoording moet ge trachten eerst stevige bruggetjes te bouwen, die in een land van kleine boeren, via het staatskapitalisme naar het socialisme leiden; anders zult ge niet tot het communisme komen, anders zult ge de miljoenen en miljoenen mensen niet naar het communisme leiden. Dit heeft het leven ons geleerd. Dit heeft de objectieve loop van de ontwikkeling van de revolutie ons geleerd.
En wij, die in drie, vier jaar een beetje hebben geleerd scherpe wendingen te maken (als er een scherpe wending nodig is), zijn ijverig, bedachtzaam, volhardend begonnen (hoewel nog altijd niet ijverig, bedachtzaam en volhardend genoeg) de nieuwe wending, de “Nieuwe Economische Politiek” te leren. De proletarische staat moet een omzichtige, zorgzame, deskundige “ondernemer”, een bekwame “grote koopman” worden – anders kan hij het land van kleine boeren niet economisch op de been helpen; een andere overgang naar het communisme bestaat er op het ogenblik onder de gegeven omstandigheden naast het kapitalistische (voorlopig nog kapitalistische) Westen niet. De grote koopman schijnt een economisch type te zijn, dat even ver van het communisme verwijderd is als de hemel van de aarde. Maar dat is juist een van die tegenstellingen, die in het levende leven van het kleine boerenbedrijf via het staatskapitalisme naar het socialisme leiden. Persoonlijke geïnteresseerdheid doet de productie stijgen; het stijgen van de productie is wat wij vóór alles en tot iedere prijs nodig hebben. De groothandel verenigt de miljoenen kleine boeren op economisch vlak door hun interesse te wekken, hen te verbinden en de weg te wijzen naar een volgend stadium: naar verschillende vormen van verbinding en vereniging in de productie zelf. Wij zijn reeds met de noodzakelijke reorganisatie van onze economische politiek begonnen. Wij kunnen op dit gebied reeds bogen op bepaalde. weliswaar geen grote, slechts gedeeltelijke, maar toch niet te betwijfelen successen. Wij beëindigen op dit gebied van een nieuwe “wetenschap” reeds de voorbereidende klas. Als we doelbewust en volhardend leren en ieder van onze stappen aan de praktische ervaring toetsen, er niet bevreesd voor zijn hetgeen begonnen is herhaaldelijk te veranderen, onze fouten te corrigeren, en daarbij opmerkzaam in hun betekenis doordringen, zullen wij ook naar de volgende klassen overgaan. Wij zullen de hele “cursus” doorlopen, hoewel de omstandigheden van de wereldeconomie en van de wereldpolitiek die veel langer en moeilijker hebben gemaakt dan ons lief is. Wat het ook mag kosten, hoe zwaar de beproevingen van de overgangstijd, de ellende, de honger en de ontreddering ook mogen zijn, wij zullen de moed niet laten zinken en ons werk tot een zegevierende einde brengen.
_______________
[1] Bedoeld wordt de in die tijd opgerichte internationale organisatie van centristische socialistische partijen en groepen, die onder druk van de revolutionaire massa’s uit de Tweede Internationale waren getreden. Deze organisatie die bekend stond onder de naam ‘21/2de Internationale’ of Weense Internationale (de officiële naam luidde ‘Internationale Vereniging van Socialistische Partijen’) werd tijdens een conferentie in Wenen op 21 februari opgericht. Terwijl zij met de mond de Tweede Internationale kritiseerden voeren de leiders van de 21/2de Internationale een opportunistische scheuringspolitiek onder de arbeidersklasse en probeerden zij de pas opgerichte organisatie te gebruiken als tegenwicht tegen de groeiende invloed van de communisten op de arbeidersmassa’s. In mei 1923 verenigden de Tweede en de 21/2de Internationale zich in de zogenoemde Socialistische Arbeidersinternationale.