Denis Horman

België

Arbeidersbeweging op keerpunt


Geschreven: 1974
Bron: De Internationale, 1974, nr. 1, januari, jg. 2
Deze versie: spelling en interpunctie
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Qr-MIA

Laatst bijgewerkt:


Verwant
Geschiedenis van de Europese arbeidersbeweging
Bestaat er nog een arbeidersklasse?
De Europese arbeiders in 1877


De sociale explosie van mei ’68 in Frankrijk heeft een nieuwe periode van klassenstrijd in Europa geopend. De staking van 23.000 mijnwerkers te Limburg in januari ’70 kentekende de nieuwe opgang van de arbeidersstrijd in België en schakelde op haar beurt dit land in, in de opgang van de proletarische revolutie in kapitalistisch Europa.

Deze nieuwe cyclus van de klassenstrijd in België, zeker minder ontwikkeld op politiek en organisatorisch vlak dan in andere landen, beklemtoont de verschuivingen en wijzigingen in de georganiseerde arbeidersbeweging, die reeds een aanvang namen in de voorgaande fase en zet een herstructurering ervan in.

1 Einde van een periode


Alhoewel de meeste economisten een erge economische crisis voorspelden, kende de kapitalistische wereld na de Tweede Wereldoorlog integendeel een ongekende economische expansie, niet onderbroken door “crises” maar slechts door recessies; van een wisselende duur en omvang, maar steeds beperkt. Deze lange economische expansiefase gaf de Belgische sociaaldemocratie de gelegenheid haar monopolie over de Belgische arbeidersklasse te bevestigen; de integratie in het systeem te versnellen door de sociale programmatie (met sociale vrede) en door de overlegpolitiek op alle niveaus. De algemene werkstaking 60-61, een verrassing voor de sociaaldemocratische leiding, wees er nochtans op dat de structurele crisis van het Belgisch kapitalisme niet was opgelost en dat de klassenstrijd niet was verdwenen.


‘De staking van de eeuw’ zou een waarschuwingsteken blijven voor de burgerij en tevens grondige veranderingen teweegbrengen in de georganiseerde arbeidersbeweging. Nadat de staking verraden en overgenomen was door de reformisten van de BSP en het ABVV, maakte de bourgeoisie gebruik van een steeds sterkere demoralisatie onder de Waalse arbeiders om de eerste stappen te zetten in de richting van een Sterke Staat en om de staal- en metaalsectoren te ‘rationaliseren’ (66-67).


De naoorlogse economische expansie liet de sociaaldemocratie toe haar overwicht op de syndicaten te behouden en te verstevigen. Het einde van die “economische boom”, de economische recessie (66-67), en ook de moeilijkheden van het Belgisch kapitalisme, deden de Belgische socialisten steeds meer verantwoordelijkheden opnemen in het systeem. De technocratische en modernistische vleugel in de BSP (Leburton, Simonet...) gebruikte de demoralisatie, de stelselmatige afzwakking van de renardistische vleugel, de uitsluiting van de socialistische linkerzijde uit de partij (’65) om een Beherend Reformisme in te voeren, steunend op het burgerlijk staatsapparaat. Voor de renardistische beweging, die vooral in de jaren 54-64 een zeer belangrijke plaats had ingenomen in de Belgische arbeidersbeweging betekende de grote staking ‘het uur der waarheid’. Deze stroming, geleid door de syndicale voorman André Renard, vormde een werkelijke politieke stroming met massakarakter, sterk ingeplant in de Waalse arbeidersklasse, vooral in de Luikse metaalsector. Haar voornaamste kenmerken waren de onafhankelijkheid t.o.v. de sociaaldemocratie en de KP; het vertrouwen in de directe actie van de arbeiders en hun organisaties, de vakbonden; het verwerpen van het parlementarisme en de regeringsdeelname, en een wantrouwen t.o.v. de politiek in het algemeen.

Gedurende een twintigtal jaren speelde deze stroming een uiterst belangrijke rol in het ABVV. Steunend op de klassenstrijd, op de syndicale onafhankelijkheid, op de antikapitalistische structuurhervormingen, groepeerde het renardisme de Waalse arbeidersvoorhoede. Deze ontstond aldus in de syndicale beweging en ontwikkelde zich via de belangrijkste strijdervaringen: het verzet tijdens de oorlog, de algemene stakingen van ’50 en natuurlijk 60-61. Het is deze laatste staking die een definitieve test vormde voor het renardisme.

Vooral anarchosyndicalistisch, weigerde A. Renard steeds een duidelijke politieke houding aan te nemen en a fortiori een nieuwe politieke arbeidersorganisatie op te bouwen. Maar er bestaan ogenblikken van de waarheid, situaties van revolutionaire crisis waarin dergelijke opties worden opgedrongen. Tegenover het verraad van de reformisten van de BSP en het ABVV, viel Renard terug op de uitbouw van een pressiegroep, De Waalse Volksbeweging (MPW) met een blad “Combat”. Door afwezigheid van een onmiddellijk en gecentraliseerd verzet van de syndicale beweging en van duidelijke politieke perspectieven, is deze renardistische stroming stelselmatig uiteengevallen in verscheidene stukken, die ofwel terug vielen naar het reformisme van de BSP, ofwel naar de revolutionaire stroming gingen, ofwel naar de KP, of zelfs naar de embryonale hergroeperingen van een linkerzijde binnen of buiten de sociaaldemocratie of de christelijke arbeidersbeweging.

2 Een keerpunt


De huidige periode van klassenstrijd heeft de verschuivingen binnen de arbeidersbeweging benadrukt.

a. Uitdieping van de crisis van het systeem en de voorbereiding van een Sterke Staat


In de jaren ’60 al voelde de Belgische bourgeoisie de noodzaak om het staatsapparaat te versterken. Vandaag moet zij de versterking van de repressie en de Staat versnellen, tegenover de stijgende interne crisis en de nieuwe strijdbaarheid van de arbeiders. Zij zoekt de toepassing van een globaal antisociaal programma, met o.a, een inkomenspolitiek en een afbraak van de belangrijkste verworvenheden van de arbeidersbeweging (binding lonenindex, sociale zekerheid...). Maar ze begrijpt dat de invoering van een dergelijk programma, het aan banden leggen van de arbeidersbeweging als voorwaarde heeft. De invoering van de Sterke Staat kan echter slechts gebeuren na een grondige verschuiving van de krachtsverhoudingen ten voordele van de bourgeoisie. Omdat dit nog geen realiteit is, probeert zij nu voorzichtig die krachtsverhoudingen te verschuiven door de voorbereiding van een politiek, juridisch en technisch kader van de Sterke Staat, en door een stelselmatige aantasting van het stakingsrecht en de syndicale vrijheden (Caterpillar, dokkers, Cockerill...)

b. De opgang van de arbeidersstrijd


Ondanks een minder ontwikkelde klassenstrijd kent ook België de belangrijkste karakteristieken van de nieuwe strijdcyclus in kapitalistisch Europa. De demoralisatie van de ‘oude’ arbeidersvoorhoede en het gewicht van de reformistische apparaten, verstrekt aan de nieuwe strijd een zeer ongelijk, verspreid en politiek beperkt karakter. De nieuwe opgang in België wordt gekarakteriseerd door:
- Een antibureaucratisch bewustzijn bij een steeds groter wordend aantal arbeiders, ten gevolge van voorbeeldige stakingen (Limburg, Caterpillar, havenstaking, Cockerill). Dit bewustzijn uit zich door de wil de strijd zelf in handen te nemen door de vorming van stakingscomités (soms gekozen), actiegroepen en arbeiderscomités, teneinde de syndicale democratie te waarborgen en het arbeidersinitiatief te vergemakkelijken.
Deze geleidelijke differentiatie in de vakbeweging verwekt ook de wil tot een permanente groepering aan de basis (syndicale linkerzijde) om de lijn van het strijdsyndicalisme en de syndicale democratie in het dagelijkse werk in het bedrijf in te voeren (bv. Nouvelle Défense en Lutte des Métallos te Charleroi);
-Verscheidene conflicten, al zijn ze verspreid, beperkt tot één bedrijf en voor looneisen, hebben een politieke draagkracht. De strijd voor loonsverhogingen botst tegen de muur van de Sociale Vrede en tegen de wil van het patronaat en de regering deze op termijn te regelen. Dit verklaart de harde standpunten van patronaat en regering in de stakingen aan de havens en in Cockerill;
- De meest kwalitatieve verandering in de strijd is echter het in vraag stellen van het beheer en de kapitalistische organisatie in het bedrijf, het verzet tegen de beslissingsmacht zelf. In de verscheidene acties zien we een dynamiek naar de arbeiderscontrole, een verschijnen van strijdobjectieven die gaan van defensieve strijd tegen de gevolgen van de kapitalistische uitbuiting (werkloosheid, afdankingen...) tot de directe aantasting van de patronale macht. Deze objectieven slaan op de controle van de productie, de arbeidsritmen (Cockerill, Glaverbel, Michelin, Citroén, Caterpillar), de loonschalen en de betalingswijze (Cockerill, Bell ITT, SIBP...);
- Een nog zeer beperkte laag arbeiders begint de noodzaak aan te voelen, veelal nog op een verwarde wijze, van een nieuwe arbeidersorganisatie. Dit gebeurt op grond van feiten, situaties, voorbeelden, die steeds duidelijker de integratie van het apparaat van de arbeidersbeweging, het beherend reformisme van de BSP en de electoralistische perspectieven van de KP aantonen. Dit bewustzijn doet groeperingen ontstaan zoals het Groot Arbeiderscomité en de Mouvement d’Action Socialiste te Luik, van een politiek of een half-syndicaal – half-politiek type.

c. Begin van herstructurering van de arbeidersbeweging


De karakteristieken van deze nieuwe strijdfase komen steeds duidelijker in tegenstelling met de traditionele arbeidersleiding en de veelheid van integratiestructuren die ze gedurende jaren heeft uitgebouwd. Deze tegenstelling vormt de motor van een globale herstructurering, die weliswaar nog in een beginstadium is.

Crisis van het reformisme


Het einde van de lange economische ‘boom’ en de open crisis van het neokapitalisme, vooral in België, duwden de BSP stelselmatig naar het opnemen van een voortdurende verantwoordelijkheid in het systeem. Zo werd het klassieke oppositionele reformisme vervangen door een beherend reformisme, vooral steunend op een sociaaldemocratische partij aanhang en daarom zonder de banden met de syndicale organisaties te breken. De vakbeweging wordt echter het belangrijkste centrum van de arbeidersoppositie, vooral het ABVV vult de lege ruimte door de BSP opengelaten. Het wordt de woordvoerder en de katalysator, niet alleen van de onmiddellijke eisen van de arbeiders, maar tevens van de politieke objectieven. De syndicale leidingen die handelen als gelijke partners met regering en patronaat, vervullen een politieke rol in het systeem. Ze nemen er hun verantwoordelijkheden en ze verdiepen hun integratie.

Nieuwe linkerzijde


In de herstructurering van de arbeidersbeweging, herstructurering teweeggebracht door de uitdieping van de crisis van het systeem enerzijds en de inwerking van de nieuwe arbeidersstrijd op de traditionele arbeidersorganisaties anderzijds, is de verschijning van een antikapitalistische linkerzijde een essentieel fenomeen. De meer en meer doorgedreven integratie in het kapitalisme van de sociaaldemocratie en de nog zwakke invloed van de revolutionaire organisaties, verwerkt een milieu links van de BSP, maar gekarakteriseerd door ideologische verwarring en organisatorische zwakte. Deze nieuwe linkse stromingen, deze embryonale hergroeperingen, ontstaan in de strijd, spelen nochtans een uiterst belangrijke rol. Ze komen voort of hebben nog banden met de traditionele arbeidersorganisaties en zijn aldus representatief ondanks hun numerieke zwakheid. Het zijn bv. de Jongsocialisten, die binnen de BSP een linkerzijde groeperen; de christelijke linkerzijde die voor het socialisme heeft geopteerd, de linkse syndicalisten ... samen met de revolutionaire linkerzijde stellen deze linkse stromingen zich op in de richting van een antikapitalistische linkerzijde. Deze linkerzijde speelt een centrale rol in de huidige strijd, vanwege haar antibureaucratische en antireformistische opstelling, door haar wil te breken met de integratiemechanismen en te kiezen voor de directe actie.

De bureaucratische linkerzijde


Na de Tweede Wereldoorlog structureerde (vooral in Wallonië) een bureaucratische linkerzijde de vakbeweging van boven tot beneden, en dit vooral in de metaalsector, om de arbeidersradicalisatie verwerkt door de renardistische stroming binnen de traditionele arbeidersorganisaties te kunnen behouden. Met de ontbinding van de renardistische stroming, woog het gewicht van de BSP op de syndicale beweging natuurlijk weer sterk door, zonder echter in staat te zijn enkele sectoren volledig te herintegreren (Luikse metaalarbeidersbond, ACOD-Onderwijs, Gazelco, in enkele streken de ACOD-gemeenten). De huidige bureaucratische linkerzijde, zelfs al heeft ze helemaal niet het aangezicht van het oude renardisme, behoudt nochtans karakteristieken, welke ze onderscheiden van de rechterzijde van het syndicaal apparaat: een capaciteit van aanpassing aan de basis en een wil tot minimale onafhankelijkheid van het syndicaat, vooral tegenover de aanslagen op de syndicale vrijheden en de voorbereiding van de Sterke Staat.

De antibureaucratische linkerzijde


Door de nieuwe opgang van de arbeidersstrijd sinds 1970 ontwikkelde zich stelselmatig een nieuwe arbeiders- en syndicale voorhoede. Haar strijd gaat meer en meer in een antibureaucratische en antikapitalistische richting. Deze nieuwe arbeidersvoorhoede die zich vooral uitdrukt in de syndicale beweging, heeft politiek gebroken met de bureaucratische leiding en is bereid te strijden voor een democratisch strijdsyndicalisme.

De organisatorische uitwerking van deze syndicale linkerzijde neemt ontegenzeggelijk in dit stadium van de strijd verschillende vormen aan. Nochtans ligt hun werkterrein op het vlak van de strijd tegen de levensduurte, voor de werkgelegenheid, de arbeiderscontrole, de zelforganisatie van de strijd, de syndicale eenheid, de strijd tegen de repressie van bourgeoisie en fabrieksdirectie. Deze syndicale linkerzijde is als het ware een bruggenhoofd in de herstructurering van de arbeidersbeweging, ze vormt de centrale basis voor een syndicale tendens, de speerpunt in de omverwerping van het reformisme, het vormingscentrum van proletarische kaders en een bijdrage in de opbouw van de revolutionaire partij.


Een revolutionaire organisatie als de Revolutionaire Arbeiders Liga heeft een zeer precieze taak in dit kader. Deze taken zijn onmisbaar in deze nieuwe periode van klassenstrijd en in het kader van de herstructurering van de georganiseerde arbeidersbeweging.