Marten Buschman
Tussen revolutie en modernisme
Hoofdstuk 8
De mislukte spoorwegstaking van april 1903 had de meningsverschillen tussen revolutionairen en modernen in alle scherpte geopenbaard. Twee jaar later werd het NVV opgericht. In dit hoofdstuk laat ik zien dat niet in 1905 maar al in 1903 de scheiding der geesten heeft plaatsgevonden. Nog in de decembermaand van 1903 doen Troelstra, Van Erkel en Spiekman een oproep tot scheiding tussen modernen en revolutionairen. Van Erkel – en met hem het NAS – was in het tactische spel de verliezer. En dat kwam door ‘zijn’ scheurcirculaire.
Voor de scheurcirculaire is een nieuwe alinea nodig. Het is ook nu, ná 90 jaar, niet iets waarop door onafhankelijke vakbondsleden met trots teruggezien kan worden. De publicatie was geen tactische zet. Lange tijd heeft de circulaire de revolutionairen het stempel van ‘scheurmakers’ opgedrukt. Om de scheiding tussen revolutionairen en modernen en de sfeer rondom het ontstaan van de scheurcirculaire helder te schetsen volg ik de gebeurtenissen van mei 1903 tot en met januari 1904 op de voet. Van het jaarlijkse congres van het NAS in mei via het feest van tienjarig bestaan van het NAS naar het beslissende reorganisatiecongres van december.
De algemene vergadering van het NAS in 1903 is op 17, 18 en 19 mei te Utrecht in het gebouw Kunsten en Wetenschappen. Het belangrijkste discussiepunt op die drie dagen is een voorstel van het NAS-bestuur: het Federatieplan. Daarnaast staan voornamelijk organisatorische onderwerpen op de beschrijvingsbrief, zoals hoogte contributie, verzekering van bestuursleden, wijze van bestuursverkiezing en stemmingswijze. Maar voordat het belangrijke voorstel besproken wordt, is er enige irritatie over het feit dat het hoofdbestuur van de ANTB drie afdelingen vertegenwoordigt. Dat was volgens de NAS-reglementen niet mogelijk. Elke afdeling van een aangesloten vakbond moest apart vertegenwoordigd zijn, wilde zij stemrecht hebben. Volgens de betreffende hoofdbestuurder keerde het NAS geen geld uit voor de reiskosten van de afdelingsbestuurders. Dat blijkt echter wel zo te zijn. De hoofdbestuurder van de ANTB mocht zijn afdelingen niet vertegenwoordigen.
Wat behelsde het Federatieplan? Voor een goed begrip van dit voorstel moeten we terug naar 1900. Het is Wessels, bestuurder van de Nederlandsche Scheeps- en Bootwerkersbond, die naar aanleiding van een mislukte staking concludeerde dat het gebrek aan overleg tussen alle groepen transportarbeiders de oorzaak van de nederlaag was. Nodig was een samenwerkingsvorm of in de woorden van die tijd “moreele” steun, maar geen “financieele verplichting, geen klemmende statuten en op de minste afwijking daarvan een zoeken om zich aan de beweging te onttrekken.” Het is een typische vorm van samenwerking van een beroepsgroep, die door “de aard van hun werk, de feitelijke rechteloosheid, de ongebondenheid, en wisselvalligheid van hun bestaan” geneigd waren de zaak snel en krachtig uit te vechten. De geëigende vorm daarvoor is de federatieve organisatie.
Op 21 mei 1900 wordt de Federatie van Transport te Water opgericht, waarvoor het bestuur van het NAS begin maart het initiatief genomen had. Op 12 maart 1900 was de eerste bijeenkomst, waarin besloten werd tot oprichting. Op 21 mei 1900 namen de bestuurders het reglement aan. Scheeps- en bootwerkers, dok- en veemarbeiders, binnenschippers, houtwerkers, graanwerkers, machinisten en stokers en schuitenvoerders vormden deze organisatie. Het was vooral een Amsterdamse zaak. Een poging in Rotterdam een zelfde federatie op te richten, faalde. In maart 1902 wordt de Nationale Federatie van Transportarbeiders opgericht. Deze organisatie heeft een cruciale rol gespeeld in de algemene staking van januari 1903. Maar wat vooral indruk maakte was, dat het succes was afgedwongen door onderlinge solidariteit. Ondanks de verschrikkelijke nederlaag in april 1903 was dat nog niet vergeten.
Het bestuur van het NAS stelt voor overal waar mogelijk, aanverwante organisaties samen te laten werken in federaties. In de bedrijfstak transport was samenwerking opgedrongen door de structuur van de arbeid zelf. De verschillende onderdelen hadden zo veel met elkaar te maken dat op zijn minst een goed contact nodig leek. De vakbonden en verenigingen waren echter tot stand gekomen als aparte beroepsorganisaties. Bij elk vraagstuk van belang voor een vakbond raakte men op elkaars gebied: verplicht lidmaatschap, loonhoogte, vorm van arbeidscontract en cultuur. Een federatie als die van de havenarbeiders leek deze problemen op te lossen en tevens de eigen identiteit van de vakbond te respecteren.
Het instellen van zo’n federatie was verplicht voor elke bij het NAS aangesloten organisatie. Het betreft verenigingen die tot dezelfde bedrijfstak horen en van elkaars werk afhankelijk zijn of in de woorden van de opsteller “welke met elkander rechtstreeks in verband staan en elkander noodig hebben bij het uitbreken van een of anderen strijd.” Zo zouden typografen, lompensorteerders en papiermakers, volgens toelichting van Van Erkel in een federatie samengaan. Hun arbeid is een schakel in hetzelfde productieproces: de lompensorteerders leveren de grondstof, de papiermakers zorgen voor het papier, de typografen bedrukken het. Deze benadering om het organisatievraagstuk vanuit het primaire productieproces aan te pakken doet hedendaags aan. De oplossing, die Van Erkel koos, is echter tijdsgebonden. Hedendaags omdat het primaire productieproces en de besturing ervan centraal staan, tijdsgebonden omdat aan de zelfstandigheid van de verschillende onderdelen niet getornd wordt.
De organisatorische onderdelen van het Federatieplan leveren de meeste discussie op. Het eerste is dat ook niet bij het NAS aangesloten organisaties lid kunnen zijn van een federatie. Het tweede is dat er tussen een federatiebestuur en het NAS-bestuur uitwisseling is met stemrecht. Uit oogpunt van organisatorische helderheid is dit een slecht plan. Immers het NAS-bestuur krijgt invloed op een organisatie, die niet bij het NAS aangesloten hoeft te zijn en een bestuurslid van een niet aangesloten organisatie kan een kijkje nemen in de keuken van het NAS. Ook de regelingen zoals het vergaderen en de weerstandskassen zijn verre van duidelijk op het punt van de verhouding NAS – federatie – vakbond. Verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn niet benoemd en zeker niet goed onderscheiden.
Uit toelichting op het congres van secretaris Van Erkel blijkt dat hij wel een toekomstige structuur van de vakbeweging in zijn hoofd heeft, maar dat van een doordachte uitwerking geen sprake is: “de geschiedenis heeft geleerd, dat wij op den moreelen steun van verschillende vakken in strijd moeten rekenen. Wij kunnen er niet direct op ingaan, daarom heeft men een overgang nodig, vandaar dit punt op de agenda. In elk vak kan men zich niet direct federeeren, federaties echter, die nu reeds bestaan, kunnen direct zitting nemen in het bestuur van het N.A.S. Het N.A.S. echter moet blijven bestaan voor den overgang, omreden men eerst nog moet beslissen, welke vakken bij elkander hooren, zoodat men langzamerhand komt tot een federatie in het N.A.S.” Zo geformuleerd lijkt het een eerste stap naar een omwenteling van de structuur van de Nederlandse vakbeweging. Maar een zeer onduidelijke stap, die bovendien nogal onverwachts lijkt te zijn. Een zo principiële uitspraak moet beter voorbereid worden.
De reacties zijn dan ook behoorlijk kritisch. Onduidelijk, onpraktisch en verwarring scheppend zijn daarbij de trefwoorden. Bovendien zijn sommigen principieel tegen verplichting en anderen tegen een federatieve organisatie. Daarom stelt het bestuur voor een commissie te benoemen, die als taak heeft het federatieplan nogmaals grondig te bekijken en in overleg met het NAS-bestuur “een gewijzigd plan voor te stellen, en dit voor te leggen aan niet aangesloten organisaties, en deze uit te noodigen tot aansluiten”. In de commissie worden zeven mensen gekozen, waarbij de namen van H. Spiekman en A. Wessels de meest opvallende zijn. Beiden hebben zich de laatste jaren ingezet voor een grote, solidaire vakbeweging. Spiekman heeft in Rotterdam de Rotterdamsche Bestuurdersbond opgericht en met tomeloze energie tot een krachtige organisatie opgebouwd, een organisatie die de gehele arbeidersbeweging in Rotterdam vertegenwoordigde. En Wessels was de architect van de solidaire macht van de havenarbeiders in Amsterdam. Hij heeft de havenarbeiders in één organisatie weten te verenigen, waarbij politieke verschillen geen rol speelden.
Op dezelfde vergadering komt een voorstel van het hoofdbestuur van de Opperliedenbond ter sprake dat het NAS het dagblad Het Volk diende te boycotten. In de toelichting noemde de bestuurder de redacteur buitenland “de beruchte Vliegen”. Na de toelichting wordt dit voorstel niet verder behandeld. Een ordemotie van het hoofdbestuur van de bootwerkers wordt aangenomen met 76 voor, 1 tegen en 14 blanco, om niet op de motie en toelichting in te gaan “omdat dit slechts ten nadeele kan strekken van de Nederlandsche arbeidersbeweging.” Dat hij zo’n onbaatzuchtige SDAP-er ‘berucht’ noemde had uiteraard veel met de verwerking van de mislukte stakingen tegen de worgwetten te maken.
Tien jaar en een maand na de oprichting wordt het eerste lustrum van het NAS groots gevierd. Het feest besloeg de gehele zondag, 20 september 1903. In het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam was een ‘meeting’ met drie sprekers: Van Erkel, Elferink en Spiekman. Maar vooral een goede stemming en veel muziek van een fanfarecorps. Daarna een optocht met ontrolde banieren door de binnenstad van Amsterdam en ‘s avonds soiree in het Paleis. Weer muziek, voordrachten van Rooijaards uit De Nieuwe Geboort van H. Roland Holst en de conferencier E. Jacobs.
De dag was echter niet zo feestelijk begonnen. Dat lag aan de eerste spreker, Spiekman. Reden tot feestvieren was er niet, zo zei hij, het NAS bestond maar uit 10.000 leden. Om feest te vieren, zo hield hij zijn toehoorders voor, moet “de meerderheid der Nederlandsche arbeiders na een tienjarig bestaan zijn opgenomen”. Tevens gaf hij aan wat de voorwaarden daarvoor zijn. Het NAS dient meer centralistisch te worden en meer aandacht voor sociale wetgeving te krijgen. De NAS-secretaris Van Erkel geeft direct lik op stuk. Door de kracht der organisatie moet wetgeving afgedwongen worden en niet door het vragen van “wetten” en hij roept een ieder op de vakorganisatie sterk te maken “niet gecentraliseerd, maar gefedereerd in het N.A.S.”. Hij zal daarbij wel niet aan de ANDB gedacht hebben, want die deed niet mee aan het feest. Polak schreef in zijn blad over het tienjarige NAS: “De voorwaarden tot federatie zijn in ons land tien jaren geleden niet aanwezig geweest en zij zijn het nog niet. Misschien als het NAS nooit bestaan had; doch dat behoort tot het gebied der hypothesen.”
Spiekman was niet geliefd in het NAS. Maar binnen zijn eigen SDAP had hij het ook zwaar te verduren vooral door zijn toezegging op het NAS-feest te spreken. Het is de voorzitter van de SDAP-federatie Amsterdam, de later zo bekend geworden David Wijnkoop, die de bal aan het rollen brengt. In een heftige brief aan het partijbestuur (PB) verzoekt hij er voor te zorgen dat Spiekman niet optreedt op het NAS-feest: op deze manier blijft het NAS langer bestaan dan nodig is. De balans begint nu eindelijk door te slaan naar de moderne vakbeweging. Spiekman bederft dat geheel. Het gehele partijbestuur is het met Wijnkoop eens. Vooral Polak laat zich laatdunkend uit over de tactische kwaliteiten van Spiekman: “Voorlopig zitten wij weer met het feit, dat een lid van het PB zich – en niet voor de eerste maal – heeft laten gebruiken als lokvogel, om de middenstof onder de arbeiders wat nader te brengen tot het anarchisme.” Na een gezamenlijk gesprek is de afspraak dat het PB “niet aan Spiekman zou vragen niet te gaan”. Een belangrijke rol daarbij speelde Troelstra. Hij ontraadde “dat het PB in ‘t publiek het optreden van Spiekman zal désavoueren.” En na het PB er aan herinnerd te hebben dat hijzelf nogal eens op de vingers is getikt bij stellingnames tegen het NAS en dat de SDAP in feite geen goede gedragslijn heeft inzake het NAS, eindigt hij: “Tot een dementi aan ‘t adres van Spiekman heeft het PB niet het moreele recht.” Aldus geschiedde. Spiekman mocht zijn feestrede houden. Na het feest zullen Spiekman en Van Erkel elkaar weer ontmoeten in de reorganisatiecommissie van het NAS.
De zoveelste reorganisatiecommissie over de toekomst van het NAS werkte snel. Zij bestond uit bestuurders van aangesloten bonden, en het NAS-bestuur. Spiekman en Van Erkel zijn de belangrijkste spelers. Van Erkel – met de meerderheid van het bestuur achter zich – wil zoals voorheen het NAS open houden naar sociaaldemocraten en anarchisten. Spiekman – met het overgrote deel van de commissieleden achter zich – vindt dat het NAS een stap moet doen in moderne richting. Spiekman wint en krijgt de opdracht de statuten te schrijven. Hij raadpleegt Polak voor advies en leest het concept voor in het partijbestuur van de SDAP. De PB-leden zijn tevreden, maar vragen zich af of het wel aangenomen zal worden. In ieder geval is het voor Spiekman zaak nu niets meer toe te geven, aldus de PB-leden. Als het voorstel aangenomen wordt kunnen alle bonden zich aansluiten en zo het NAS omvormen tot een moderne vakcentrale.
Het eindverslag van de commissie, dat eind november gepubliceerd wordt, laat zien dat er op hoofdzaken een keuze gemaakt wordt voor de moderne richting. De hoofdzaken zijn de opname in het reglement van acties voor sociale wetgeving en een meer centralistische structuur. Op een aantal andere punten, zoals de stemmingswijze en steun bij werkstakingen wordt een compromisvoorstel gedaan. En over de verhouding politiek en vakbeweging wordt kies gezwegen, “wijl daarover zoveel verschil van meening bestaat”. Tactisch een goed voorstel en vanuit het standpunt van Spiekman het hoogst haalbare.
Enkele dagen voor het NAS-congres, dat op 13 en 14 december 1903 te Amsterdam gehouden wordt, blijkt er weinig reden tot optimisme te zijn. Van Erkel schrijft naar aanleiding van onvriendelijke opmerkingen van Polak dat hij ‘ons NAS’ niet wil prijsgeven. Verder dreigt hij bij voorbaat al met tegenactie als de modernen uit het NAS bonden los gaan weken: “Wil de poging niet gelukken om eenheid te brengen in de Nederlandsche vakorganisatie, (...) dan zeg ik met Spiekman dan gaan wij vriendschappelijk uit elkander, ieder werkende in eigen richting.”
Op het congres doet vooral Van Erkel namens zijn bestuur een oproep op de afgevaardigden om de kwestie van de sociale wetgeving uit de statuten te houden: hij wil “over de wetten heelemaal niet spreken, omdat dat punt het struikelblok is, waar de ruzie over loopt” en stelt voor dit punt te schrappen. Spiekman verdedigt als opsteller het voorstel. Hij beschouwt het opnemen van de actie voor sociale wetgeving als een logische ontwikkeling. In 1901 was de eerste stap gedaan, nu de tweede. Vooral omdat een aantal bonden acties voor wetgeving aan het uitvoeren waren.
Maar als Rotterdammer kreeg Spiekman het zwaar te verduren: een Amsterdamse bootwerker vond dat Rotterdam terecht met het woordje ‘rot’ begon, gezien Spiekmans voorstel. De meerderheid van de aanwezigen stemde tegen het voorstel: met 46 tegen 26 stemmen wordt dit onderdeel verworpen. Daarmee is de beslissing gevallen. Spiekman ontstak in grote woede: blijkbaar had hij niet verwacht dat de voorstellen met zo’n grote meerderheid verworpen zouden worden. Het NAS is volgens hem antipolitiek. Er ontstaat een enorm tumult, vooral als Van Erkel aankondigt te zijn afgetreden als de voorstellen waren aangenomen. “Spiekman constateerde dat dus Van Erkel de zaak had helpen verwerpen niet om de zaak zelf doch om Van Erkel (‘Luid rumoer’).” Even later is het een chaos. Geschreeuw en gezwaai met vuisten. Als Spiekman schreeuwt dat hij tegen het NAS zou ageren, schreeuwt Van Erkel terug dat Spiekman de tweespalt onder de arbeiders nog groter maakt. Van Erkel stelt de volgende motie voor: “De vergadering, punt G verwerpende, verklaart dat het NAS zich niet op anti-politiek standpunt plaatst”. Spiekman: “dat zal u niets geven. Gij hebt de actie voor wetgeving geschrapt uit de middelen. Het is mijn recht om nu openlijk te verklaren: het NAS is verkeerd, en ik zal mijn best doen dat de arbeiders niet bij het NAS komen.” En hij verlaat ziedend de zaal.
Alle andere voorstellen van de commissie worden eveneens afgewezen. Alles blijft bij het oude. Interessant is overigens dat Van Erkel als argumentatie voor de afwijzing van de voorstellen stelt, dat de grote bonden zich toch niet zullen aansluiten.
Het NAS heeft met deze afwijzing een kans gemist: met aanvaarding van voorstellen zou waarschijnlijk de ene na de andere bond zich aangesloten hebben. En de noodzaak tot oprichting van het NVV zou niet aanwezig zijn. Het dan ontstane NAS zou echter niet zo centralistisch als het NVV geworden zijn met alle voordelen van dien. Het NAS zou dan wel een aantal verworvenheden moeten prijsgeven. Daartoe was de meerderheid op de jaarvergadering niet bereid. Een aantal jaren later zal het NAS noodgedwongen door de bijna fatale ineenstorting die veranderingen wel gaan invoeren. De vrijwillige reorganisatie heeft in 1903 niet plaatsgevonden. De invloed van Spiekman op het NAS – met Polak en de SDAP op de achtergrond – is marginaal gebleven.
Slechts een aantal reacties op het resultaat van het NAS-decembercongres is voor het vervolg van belang. Het NAS zelf stuurt in de tweede helft van december een schrijven aan alle bonden dat zij zich na het congres kunnen aansluiten, daar aan de meeste bezwaren voldaan is. Op dat moment legt Spiekman de laatste hand aan zijn artikel, dat in januari 1904 in De Nieuwe Tijd – met de datering 23 december 1903 – zal verschijnen. Het is volstrekt anders van toon dan alle andere artikelen in de jaren daarvoor. Het NAS heeft een principiële beslissing genomen en is “nu gesloten voor alle vakvereenigingen, die, naast hun industrieele actie, ook de bevordering der arbeidersbelangen op wetgevend terrein voorstaan en willen bevorderen, en daarvoor het landelijk lichaam der vakvereenigingen het aangewezen lichaam achten.”
De uitslag van het congres is verblijdend, schreef M.R. Bruck de hoofdredacteur van Het Volksdagblad in het nummer van 16 december, het NAS blijft federatief, alle bonden kunnen zich nu aansluiten. Bovendien kan men blij zijn dat Spiekman aangekondigd heeft het NAS te zullen bestrijden: want dit is “voor reciproceering (beantwoording) vatbaar”, aldus Bruck.
Op Tweede Kerstdag zet Troelstra, hij weer, in zijn jaarlijkse toespraak de zaak op scherp. Na een verwerping van de besluiten van het reorganisatiecongres doet hij een zeer persoonlijke aanval op Van Erkel. Vervolgens roept hij de diamantbewerkers van Polak op “het oude en verloopen NAS” te vervangen “door een federatie van vakvereenigingen die klinkt als een klok.”
De reactie van het NAS volgt onmiddellijk. Van Erkel neemt het initiatief en schrijft een concept, dat besproken wordt op de bestuursvergadering van 1 januari 1904. De meerderheid gaat ermee akkoord. In dezelfde week nog wordt de circulaire gedrukt in 50.000 exemplaren en verzonden aan alle afdelingen van niet aangesloten vakbonden. “Ons wordt steeds den handschoen toegeworpen, welnu wij hebben eindelijk aanvaard”, zal Van Erkel zeven weken later toegeven, erkennend dat het lokzetje van Troelstra gelukt is. Dat is ook de mening van de historicus Verberne. Hij noemt de scheurcirculaire als “een feitelijk door de sociaaldemocraten uitgelokte circulaire”.
Uit de tekst spreekt een niet te bedwingen woede en haat richting SDAP en aanverwante organisaties:
“Aan de Arbeiders,
Het NAS heeft zijn kop als arbeidersorganisatie verzet tegen de ‘heeren’ die het hebben willen drijven in hun partijvaarwater, onder het mom van roerende eenheid. (...) Nu zeggen wij ‘Het is genoeg!’ en zullen met al de kracht die in ons is opkomen voor ons Nationaal Arbeids Secretariaat en tarten de overzijde: ‘Richt op uw tweede Secretariaat!’ en, doet het spoedig! Wij vreezen dit niet! Doch wij roepen hierbij toe aan hen die het met ons eens zijn, dat ‘de verlossing van den arbeider, het werk van den arbeider zelve’ moet zijn. Scheidt U af van de organisatie waar ge bij aangesloten zijt en sluit U aan bij het NAS! Wat niet bij elkander hoort moet van elkander af. Vooruit nu aangepakt! Men wil de strijd, wij vatten haar aan.”
Met dit pamflet, dat terecht de naam ‘scheurcirculaire’ heeft gekregen, zetten de NAS-bestuurders een nieuwe, offensieve strategie uit. Geheel onomstreden – en dat is zachtjes uitgedrukt – binnen eigen kring is deze circulaire niet. Bestuurder J. Baak bedankt als bestuurslid, nadat hij tevergeefs een voorstel gedaan had voor een gematigder circulaire. En Cornelissen geeft in gesprekken met NAS-leden te kennen dat hij de scheurcirculaire afkeurt. Een mening die hij in zijn memoires herhaalt: zeker “zou ik, nog in het N.A.S. zitting hebbende, de zoogenaamde ‘scheurcirculaire’ waarmede dit lichaam in 1904 den ‘parlementairen’ den handschoen toewierp, niet hebben goedgekeurd.” De moderne richting wordt met alle middelen bestreden. Op korte termijn echter met zeer weinig succes. En dat heeft vooral te maken met de scheurcirculaire zelf. Op langere termijn is het NAS door toedoen van zijn secretaris H. Kolthek (1907-1913) er langzaam bovenop gekomen met vlak na de Eerste Wereldoorlog het hoogtepunt van 51.000 leden. De Duitse bezetter hief het NAS in 1940 op. Na de Tweede Wereldoorlog kwam het NAS niet meer terug.
Wel speelden vele NAS-leden in het verzet tegen de Duitsers een rol. Na 1945 werden NAS-leden lid van de Eenheids Vakcentrale (EVC) en vooral van het in 1948 opgerichte Onafhankelijk Verbond van Bedrijfsorganisaties (OVB). Dit OVB, dat bewust de term onafhankelijkheid in zijn naam voert, kan als rechtsopvolger van het NAS beschouwd worden.