Rob Lubbersen
Revolutionair-socialisme in Nederland
Hoofdstuk 4


De Revolutionair Communistische Partij van 1949 tot 1952

De sociaal-economische en politieke situatie

In de vijf jaar sedert de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog was er veel veranderd in de omstandigheden waarin de RCP zich bewoog. De ergste tekorten op het gebied van voeding, kleding en huisvesting waren opgeheven. Het dagelijks leven was genormaliseerd, de straatlantarens brandden weer, er reden weer regelmatig treinen, de bruggen gingen weer open en dicht[1]. De industrialisatie was in gang gezet. De werkgelegenheid in de industrie was sterk uitgebreid, de winstpositie van industriële bedrijven gebracht tot ruim boven de 10 procent van het geïnvesteerde kapitaal en de arbeidsproductiviteit ongeveer terug op het niveau van 1938 (was in 1945 nog slechts 68 procent daarvan)[2].
Zeer velen van de in 1950 meer dan 10 miljoen Nederlanders profiteerden in geringe mate van de vooruitgang. Hoewel het Nationaal Inkomen per hoofd van de bevolking tussen 1948 en 1951 steeg met 25 procent, daalde het reële loon in die periode gemiddeld met 3 procent[3]. Daar stond tegenover dat het vrij gemakkelijk was om aan werk in loondienst te komen. Afgezien van een uitschieter in 1952 bleef de geregistreerde werkloosheid in de jaren ervoor en erna ruim beneden de 3 procent van de beroepsbevolking[4].
Overheid, industrie en dienstensector zorgden niet alleen voor werkgelegenheid, ze boden ook – door de totstandkoming van nieuwe relatief hooggewaardeerde beroepen – nieuwe sociale stijgingskansen[5]. Tevens werden een aantal maatregelen door de naoorlogse regeringen genomen die de sociale zekerheid verbeterden. In 1947 werd de grondslag gelegd van wat later de Algemene Ouderdoms Wet (AOW) zou worden. De uitkeringsduur van de ziekteverzekering word verlengd van 26 weken tot 1 jaar. De invaliditeitsrenten werden verhoogd. En in september 1949 kwam een werkloosheidsregeling tot stand, waarbij gehuwde werklozen recht kregen op een uitkering van 80 procent van het laatst genoten loon[6].

Het NVV overschreed in 1951 de grens van 400.000 leden. Verder overschreed ze geen nieuwe grenzen en bleef in de Stichting van de Arbeid, samen met CNV (inmiddels 160.000 leden) en KAB (inmiddels 311.000 leden), meewerken aan de loonbeheersing[7]. De EVC voerde en steunde nog wel economische acties, maar werd getroffen door een ernstige interne crisis. De CPN die doorslaggevende invloed uitoefende binnen de EVC, wilde een onvoorwaardelijke fusie tussen EVC en NVV. Opposanten tegen de fusie of tegen de voorwaarden (bijvoorbeeld matiging van de acties) waarop fusie moest plaatsvinden, werden de EVC uitgewerkt. In oktober 1948 leidde dit tot een scheuring, waaruit het Onafhankelijk Verbond van Bedrijfsverenigingen (OVB) voortkwam.
De RCP was voorstander van een fusie tussen NVV en EVC, maar niet van de wijze waarop de CPN deze wilde doordrukken. Ze stelde aan een fusie zes voorwaarden:
1. Geen aansluiting bij de Stichting van de Arbeid
2. Vrije discussie en directe afzetbaarheid van bestuurders
3. Organisatie per bedrijf
4. Verkiezing van een nieuwe leiding,
5. Een maximumsalaris voor de bestuurders van 65 gulden
6. Volledige openbaarheid
De RCP betreurde de scheuring van 1948, hetgeen niet kon voorkomen dat vele RCP-leden uit de EVC werden geroyeerd of daaruit opstapten om lid te worden van het OVB. Door dit alles daalde het ledental van de EVC snel, al in 1949 tot onder de 100.000. Toen had het NVV inmiddels al geen belangstelling meer voor een fusie: ze was zelf behoorlijk gegroeid en vreesde de CPN-methodes, zoals ze die in de EVC toegepast zag worden[8].

De houding van het NVV ten aanzien van de EVC werd haar mede ingegeven door een anticommunistische instelling, die door het vanaf 1947 oplaaien van de Oost-West tegenstelling (de aanvang van de Koude Oorlog) werd gevoed. De Koude Oorlog ging het politieke klimaat beheersen. De PvdA, nog steeds regeringsverantwoordelijkheid dragend, had duidelijk gekozen voor ‘het vrije westen’ en juichte in 1949 de oprichting van de Noord Atlantische Verdrags Organisatie (NAVO) dan ook van harte toe.
De CPN bleef trouw en kritiekloos de Sovjet-Unie steunen. Dat bracht haar in een isolement, waarin ze haar prestige en aanhang – opgebouwd in het verzet tijdens de oorlog – snel zag slinken. Van enige samenwerking tussen sociaaldemocraten en communisten kon geen sprake meer zijn. Al in 1948 werden op initiatief van de PvdA CPN-leden uit openbare bestuursfuncties gezet. In 1951 werd door de regering Drees de CPN en ook de EVC op de lijst van voor ambtenaren verboden organisaties geplaatst. Zo was de arbeidersbeweging in Nederland door een diepe kloof gespleten[9].

RCP: organisatorische achteruitgang en politieke verandering

De RCP zette haar werk onverdroten voort. Ze bleef strijden tegen de loonstop en de koloniale oorlog in Indonesië. Op haar derde congres in maart 1949 meende ze van zichzelf dat ze politiek gegroeid was en vaste voet had gekregen in “enkele van de beste delen van de Nederlandse arbeiders klasse”. Bovendien rekende ze, ondanks toegegeven organisatorische zwakte, erop “dat de beste kaderelementen uit de bedrijven, na hun ervaringen met reformisme en stalinisme, de revolutionaire partij als de hunne zullen erkennen, en deze in het komende jaar zullen gaan versterken”[10]. Eind 1949 bleek de zwakte nog niet overstegen. De Tribune bijvoorbeeld, behalve één maal per twee weken dan ook al op kleiner formaat verschijnend, verkeerde toen in grote nood door onvoldoende vernieuwing van het abonneebestand[11].
Wel begon zich in de loop van 1949 een verandering in de vakbondspolitiek van de RCP af te tekenen. Een aantal gebeurtenissen droeg daartoe bij. In mei schreef De Tribune dat, hoewel de RCP voor “een gezonde en eensgezinde vakbeweging” is, ze leden telt onder zowel EVC, NVV als OVB, omdat ze daar zijn “waar de meerderheid der arbeiders is”[12].(81) Het CPN-offensief tegen oppositionelen in de EVC ging echter onverminderd door. Na de royementen en de scheuring van 1948, waaruit in Rotterdam de OVB was ontstaan, volgde in de nazomer van 1949 een nieuwe golf van royementen. Daarvan werd menig RCP-lid het slachtoffer. In Den Haag bijvoorbeeld werd H. Drenth ontheven uit zijn functie in de leiding van de plaatselijke EVC-afdeling en werd A. Dolleman geroyeerd uit de Overheid-EVC[13]. Op het herfstcongres van de EVC werd zelfs door de leiding openlijk in een resolutie de verwijdering voorgesteld van alle ‘trotskisten en andere scheurmakers’. Deze resolutiepassage werd na verzet van de bedrijfsgroepen Transport en Zeelieden weliswaar geschrapt, maar de al uitgevoerde schorsingen en royementen werden niet ongedaan gemaakt[14].
Daarna rezen er voor de RCP problemen in het OVB. De RCP had de oprichting daarvan betreurd, had liever gezien dat de OVB-ers binnen de EVC de strijd tegen de CPN-leiding hadden voortgezet, maar ze had haar leden toegestaan OVB-lid te worden, op voorwaarde dat die daarin voor grotere vakbondseenheid zouden opkomen. Dit laatste nu werd door een aantal RCP-ers in het OVB, waaronder de bekende C. Oosterwijk, nadrukkelijk nagelaten, hetgeen tot een openbare scherpe afkeuring in De Tribune aanleiding gaf[15].

De neergang en de problemen van en in de EVC, de conflicten rond het OVB en de onmiskenbare numerieke vooruitgang van het NVV, brachten de RCP ertoe dat NVV, waarin men nog weinig actieve leden had, intensiever te gaan volgen. In De Tribune van half december 1949 word een zojuist plaatsgevonden hebbend NVV-congres voor het eerst opvallend prominent besproken[16].

In de Koude Oorlogssfeer bleef de RCP op het standpunt dat de Sovjet-Unie verdedigd moest worden tegen het imperialisme, zonder iets van haar kritiek op de Sovjet-burocratie in te slikken. In de controverse tussen Stalin en Tito koos de RCP, met de Vierde Internationale, voor solidariteit met Joegoslavië[17].
De oprichting van de NAVO, betiteld als ‘oorlogspact’ werd wel gehekeld, maar een acute bedreiging van de wereldvrede werd er niet in gezien[18]. Het op 25 juni 1950 uitbreken van de oorlog tussen het communistische Noord Korea en het Westers georiënteerde Zuiden, deed de bezorgdheid wel toenemen. Maar de RCP schatte in dat de Verenigde Staten nog geen oorlog op wereldschaal aandurfden, kritiseerde derhalve de Sovjet-Unie wegens haar terughoudendheid en Joegoslavië voor haar neutralisme. De Chinese Volksrepubliek werd geprezen voor haar actieve steun aan Noord Korea[19].
Wel wees De Tribune met de regelmaat van de klok op de steeds verdergaande, voorbereiding van een wereldoorlog door de NAV0-landen, onder andere middels verhoging van de bewapeningsuitgaven en verlenging van de dienstplicht[20].
De RCP legde ook een verband tussen de gestegen wapenuitgaven en de inflatie, de prijsstijgingen en de reële loondaling die in 1950 plaatsvonden. Haar voerstellen hiertegen deden in de eerste plaats een appèl aan de PvdA en NVV: “Als de PvdA uit de regering treedt, als het NVV weigert mee te werken aan een verdere achteruitgang, dan kan een eenheid geschapen worden, die alle regeringsplannen en alle plannen van Washington tot vodjes scheurpapier zal maken”[21].
De toegenomen aandacht voor de sociaaldemocratische beweging, vooral voor het NVV, word in 1950 in De Tribune steeds manifester. De besprekingen van en commentaren op het NVV-beleid namen in aantal sterk toe en begonnen van een directe betrokkenheid te getuigen[22].

De RCP bleef met organisatorische problemen kampen. Een bijna gerealiseerde fusie met de Socialistische Unie, bij de Provinciale Statenverkiezingen van 1950 goed voor één zetel in de Friese Staten, sprong op het laatste moment af. De Unie wilde uiteindelijk toch niet omdat de RCP niet pacifistisch genoeg zou zijn[23]. De RCP bleef op zichzelf aangewezen en kon haar financiële teloorgang maar net ontkomen. In augustus en september 1950 moesten een tweetal nummers van De Tribune om die reden zelfs in gestencilde vorm verschijnen[24]. Het vierde RCP-congres, te houden op 12, 13 en 14 mei 1951, moest dringend nieuwe perspectieven openen. In het Organisatie Rapport voor dit congres werd een overzicht gegeven van de ontwikkeling van het ledenbestand:

Aantal RCP-leden op
Plaats 25 december 1945 25 december 1947 1 april 1951
Amsterdam 20 44 36
Rotterdam 38 30 20
Den Haag 20 30 17
Delft 115 3
Dordrecht 1 4 1
Eindhoven 5 3 3
Groningen 19 17 12
Zutphen 3 5 -
Overig 9 10 7
Totaal 126 148 99
Bron: RCP-bulletin Het Kompas nr.102

Het aantal abonnees op De Tribune was teruggelopen van 1821 medio 1946 tot 548 per 1 april 1951, terwijl losse verkoop nog slechts sporadisch plaatsvond[25]. Hoewel werd opgemerkt dat de achteruitgang tot staan was gekomen, werd een uitbreiding van ledental, abonneebestand en colportage beschouwd als een absolute voorwaarde voor zinnig verder functioneren in de toekomst. De mogelijkheden daartoe werden aanwezig geacht.
De Korea-oorlog en de toegenomen oorlogsdreiging, alsmede de economische toestand met een bestedingsbeperking voor de arbeiders, zou de meest bewuste arbeiders naar een organisatie als de RCP doen uitzien.
Wat betreft haar politieke houding in de Nederlandse situatie veranderde het vierde RCP-congres nauwelijks iets. Hoogstens werd nog sterker dan voorheen het belang van vakbondseenheid onderstreept. Ten aanzien van Joegoslavië nam het congres in een resolutie de kritisch-solidaire opstelling van de Vierde Internationale over[26].
Veel aandacht was er op het congres en in De Tribune voor een resolutie over de totale internationale situatie. Die resolutie, die ook zou worden voorgelegd aan het Derde Wereldcongres van de Vierde Internationale, behandelde de krachtsverhoudingen tassen arbeid en kapitaal op wereldschaal.
Grote waarde werd daarin gehecht aan de overwinning van de Chinese revolutie in 1949. Gesproken word van een voortgaande ‘wedloop tussen revolutie en contrarevolutie’, die zou kunnen uitmonden in een Derde Wereldoorlog. Een oorlog die niet zoals de twee voorgaande vooral zou gaan tussen imperialistische landen onderling, maar tussen het imperialisme enerzijds en de Sovjet-Unie, Oost-Europa, China, het proletariaat in de imperialistische landen en de massa’s van de koloniale landen anderzijds. Eén van de stellingen in de resolutie luidde: “In een dergelijke oorlog is geen ‘derde front’ mogelijk”. Steun aan elke anti-imperialistische beweging, zelfs geleid door stalinisten, was daarom verplicht. Evenals voltooing door de revolutionair-socialisten van de “inschakeling in de werkelijke massabeweging”, gericht op de “omverwerping van het kapitalisme en tezelfdertijd van de Sovjet-bureaucratie”[27].
Van een bijzondere uitwerking van deze internationale resolutie naar de politiek van de RCP was niet direct iets merkbaar. Wel werd na het vierde RCP-congres de oriëntering op de (aanhang van) de PvdA en het NVV nog duidelijker. Nauwlettend werd het beleid van de reformistische leidingen gevolgd en tevens werden de opposities in die organisatie,, vooral rond het punt van de bestedingsbeperking, aangemoedigd[28].
Hoe zeer de relatie met de CPN op een dieptepunt was gekomen, werd geïllustreerd door de gebeurtenissen rond een Vredesmanifest van de RCP, waarin ook kritiek werd geleverd op de stalinistische bureaucratie. De verspreiders van deze manifesten werden door CPN-aanhangers geslagen, bespuugd, voor ‘fascisten’ uitgescholden in bedreigd met politie(!)[29]. Tegelijkertijd begon het er in de EVC op te lijken alsof alles wat er mis was in de wereld te wijten zou zijn aan “een onderschatting van de strijd tegen het trotskisme”[30]. Ook de betrekkingen van de RCP met het OVB werden op de proef gesteld, door een campagne binnen het OVB tegen partijpolitiek en tegen politieke partijen. Begin 1952 zou een aantal RCP-ers in het OVB onder druk hiervan en vanwege de NVV-koers van de RCP de OVB verlaten[31].
Toch bleef De Tribune een zeker optimisme uitstralen: “Duidelijk is in elk geval, dat én de opstand der volkeren van het Verre Oosten in de eisen van de imperialistische oorlogsvoorbereiding in de sociale conflictstof in Nederland de wankele rooms-rode coalitie en de ‘klassenvrede’ zal beëindigen. De internationale en de binnenlandse ontwikkelingen zetten de sociale barometer in Nederland voor 1952 op storm”[32], aldus het nieuwjaarsnummer van De Tribune in januari 1952. Wat betreft die internationale ontwikkelingen, waarvan sprake is, was De Tribune al vanaf september 1951, mede in verband met het Derde Wereldcongres van de Vierde Internationale, een ruime berichtgeving gaan verzorgen. Ze ging daarmee en met haar andere berichtgeving, analyses en commentaren door tot 29 maart 1952. Toen verscheen zonder aankondiging vooraf het laatste nummer van De Tribune, geheel gewijd aan de herdenking van de precies 10 jaar daarvoor in de Tweede Wereldoorlog door bet nazisme vermoorde revolutionair-socialisten Sneevliet, Dolleman, Menist, Schriefer, Gerritsen, Edel, Koeslag, Witteveen en Barten[33].

_______________
[1] H.de Liagre Böhl, p.138-145
[2] W.Brakel, p.57,70, De productiviteit in Nederland, nota Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid, p.12
[3] Centraal Economisch Plan 1956, p.55
[4] Tachtig jaren statistiek, p.69
[5] W.Brakel, p.143, Sj.Groenman noemt als nieuwe beroepen o.a.: technici, chemici, fysici, opzichters, uitvoerders, werkmeesters, calculators, bedrijfseconomen, tekenaars, ontwerpers, constructeurs, monteurs, instrumentmakers, kantoorbedienden, accountants, instrumentmakers, kantoorbedienden, accountants, personeelchefs, maatschappelijk werksters, jeugd- en sportleiders, psychotechnici, pedagogen. Hij spreekt hierbij over een nieuwe middenstand, een groep die zich weinig betrokken zou voelen bij de arbeidersbeweging. Hij schrijft dit in een artikel De Nederlandse samenleving, opgenomen in de bundel M.Rooij e.a., Ondernemend Nederland, p.325
[6] H.de Liagre Böhl, p.118-119
[7] G.Harmsen & B.Reinalda, p.433
[8] P.Coomans & T.de Jong & E.Nijhof, p.230, 342, 451, 474, 490
[9] G.Harmsen & B.Reinalda, hst.11-12
[10] De Tribune 30 april 1949
[11] De Tribune 5 nov.1949
[12] De Tribune 14 mei 1949
[13] De Tribune 20 aug.1949
[14] De Tribune 9 juli 1949, 24 sept.1949
[15] De Tribune 22 okt.1949
[16] De Tribune 17 dec.1949, overigens werd al op het derde RCP-congres een heroriëntatie op het NVV wenselijk geacht. Zie Het Kompas, april 1949. Een zeer uitgebreide revolutionair-socialistische beoordeling van de EVC is te vinden in De Internationale van november 1949. Het gehele nummer wordt gevuld door een artikel van H.Langendijk (pseudoniem van H.Drenth) over de ontwikkeling van de Eenheids Vak Centrale
[17] Het Kompas, 18 nov.1948
[18] De Tribune 2 april 1949, 10 sept.1949
[19] De Tribune 15 juli 1950, 18 nov.1950, 16 dec.1950
[20] De Tribune 12 aug.1950, 9 sept.1950
[21] De Tribune 7 okt.1950
[22] De Tribune 16 dec.1950
[23] De Tribune 12 aug.1950, 30 dec.1950
[24] De Tribune 17 juni 1950
[25] Het Kompas met bijvoegsel, 2 mei 1951
[26] De Tribune 26 mei 1951
[27] De Tribune 9 juli 1950
[28] De Tribune 7 sept.1951, 20 okt.1951, 3 nov.1951
[29] De Tribune 20 juli 1951
[30] De Tribune 23 juni 1951
[31] De Tribune 3 aug.1951, 1 maart 1952
[32] De Tribune 5 mei 1951
[33] De Tribune 29 maart 1952