Waarde

= kernbegrip van de marxistische economie.
Deze wordt bepaald door de arbeidsduur die sociaal noodzakelijk is om een product voort te brengen. Een goed wordt slechts een waarde door de menselijke arbeid. (NB. De prijs van een artikel is datgene wat men er op de markt moet voor betalen.) Elk goed vertoont een dubbel aspect, nl. gebruikswaarde en ruilwaarde.

GEBRUIKSWAARDE = de eigenschap van een voorwerp, menselijke behoeften te bevredigen (vb. wild groeiend hout heeft een gebruikswaarde, omdat het kan gebruikt worden om vuur te maken; op zich zelf heeft het nochtans geen waarde, omdat er geen menselijke arbeid in steekt).

RUILWAARDE = de verhouding waarin gebruikswaarden tegen andere ingewisseld worden (-> ruil). Deze is steeds relatief, d.w.z. afhankelijk van bepaalde omstandigheden (vb. in een periode van droogte is de ruilwaarde van 100 l. water groter dan bij overvloedige regens).


[Michael Roberts:] WAARDE wordt gecreëerd wanneer de natuur wordt gewijzigd door menselijke arbeid om een goed te creëren dat eigendom is van het kapitaal en dat op de markt kan worden verkocht. De milieuvernietiging, bv. van bossen door kapitalistische productie (exploratie van fossielen, mijnbouw, houtkap en kaalkap enz.) betekent een verlies van de “rijkdom” aan gebruikswaarden, maar het betekent geen verlies van waarde (ruilwaarde) voor het kapitaal. Als socialisten willen we rekening houden met de gevolgen voor de natuur en het milieu, maar kapitaal is daarin niet geïnteresseerd tenzij er arbeidskracht op de natuur wordt uitgeoefend om nieuwe gebruikswaarden te creëren die op de markt verkocht kunnen worden.


Zie ook de lemma’s: Arbeidsduur, Arbeidsloon, Automatisatie, Meerwaarde, Uitbuiting, Variabel kapitaal

MWBEL