Leon Trotski

Antwoord op de vragen van de Heer Simenon, vertegenwoordiger van Paris-Soir


Geschreven: 6 juni 1933
Bron: Nederlandstalige Trotski Bibliotheek 3. Revolutionair-Socialistische Publicaties, Groningen 2007. Door Karel ten Haaf. Facsimile-uitgaven van teksten van Trotski in het Nederlands
Vertaling: onbekend
Deze versie: spelling en punctuatie
Transcriptie/HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, september 2007


1. Neen, ik geloof niet in het minst dat het ras een beslissende ontwikkelingsfactor van het komende tijdperk zal zijn. Ras is antropologische grondstof — ongelijksoortig, onrein, mengelmoes (mixtum compositum) — de stof waaruit de historische ontwikkeling de half afgewerkte fabricaten der naties schiep... De klassen, sociale groeperingen, en de op haar grondslag ontstane politieke stromingen zijn het, die over het lot van het nieuwe tijdperk beslissen zullen. Ik loochen natuurlijk niet de betekenis van de rasseneigenschappen en de rassenverschillen, doch in het proces der ontwikkeling treden zij voor de techniek van de arbeid en het denken geheel op de achtergrond. Het ras is een statisch en passief element, de geschiedenis is echter de leer van de krachten. Op welke wijze kan een betrekkelijk onbewegelijk element beweging en ontwikkeling bepalen? Alle rassenverschillen verdwijnen voor de verbrandingsmotor, van het machinegeweer maar te zwijgen.

Toen Hitler zich klaar maakte een staatsorde in te richten die overeenkwam met het zuiver Noord-Duitse ras, viel hem niets beters in dan plagiaat van het Zuid-Latijnse ras te plegen. Van zijn kant heeft Mussolini in de strijd om de macht — zij het dan ook met het tegengestelde doel — de maatschappijleer van de Duitse of Duits-Joodse Marx benut, die hij twee, drie jaar vroeger “ons aller onsterfelijke meester” genoemd had. Als de nazi’s, thans in de 20ste eeuw voorstellen, van de geschiedenis, van de sociale dynamica, van de cultuur, terug te keren tot het “ras”, waarom dan nog niet verder terug: de antropologie is toch slechts een deel der zoölogie. Wie weet, misschien zouden de racisten in het rijk der mensapen hogere en betere ideeën voor hun werk vinden.

2. Ik geloof niet dat het groeperen van de staten plaats zal vinden onder het teken dictatuur en democratie. Uitgezonderd de kleine laag van beroepspolitici, leven de naties, volkeren, klassen niet van de politiek. De staatsvormen zijn slechts middel voor bepaalde, overwegend economische taken. Natuurlijk maakt een zekere overeenkomst der heersende vormen van de staat ze voor toenadering ontvankelijk en vergemakkelijkt deze. Doch in laatste instantie beslissen materiele overwegingen: de economische belangen en militaire berekeningen.

3. Of ik de fascistische (Italië, Duitsland) en de quasi bonapartistische (Polen, Joegoslavië, Oostenrijk) dictaturen episodisch en kortstondig acht? Helaas kan ik mij bij een dergelijke optimistische prognose niet aansluiten. Het fascisme is niet in het leven geroepen door een “psychose” of “hysterie” (waarmee salontheoretici van het soort van graaf Sforza zich troosten), doch door de diepste economische en sociale crisis, die onbarmhartig aan het lijf van Europa knaagt. De huidige conjunctuurcrisis heeft slechts de organische ziekteprocessen verscherpt. De conjunctuurcrisis zal onvermijdelijk voor een opleving van de conjunctuur plaats maken — in ieder geval is daar minder van te hopen dan men doet. De algemene positie van Europa zal echter niet veel beter worden. Na iedere crisis worden de kleine en zwakke ondernemingen nog zwakker of storten geheel ineen, de sterke worden nog sterker. Het verbrokkelde Europa vormt, vergeleken met de economische reus der Verenigde Staten een combinatie van kleine, elkaar vijandige ondernemingen. De Amerikaanse positie is thans zeer moeilijk: zelfs de dollar moest er aan. Desniettemin verandert de huidige crisis de verhouding der wereldkrachten ten gunste van Amerika en ten nadele van Europa.

De omstandigheden, dat het oude continent over het geheel zijn bevoorrechte positie inboet, drijft de tegenstellingen tussen de Europese staten en binnen de staten tussen de klassen, buitengewoon op de spits. Vanzelfsprekend hebben deze processen in de verschillende landen een verschillende spanning. Toch spreek ik over de gemeenschappelijke historische tendens. Het groeien van de sociale en nationale tegenstellingen verklaart m.i. het ontstaan en de betrekkelijke bestendigheid van dictaturen.

Ter toelichting van mijn gedachten wijs ik op hetgeen ik enige jaren geleden verkondigde ten aanzien van de vraag, waarom en hoelang de democratie voor de dictatuur zou plaatsmaken. Sta mij toe een woordelijk citaat te geven uit een artikel, dat ik op 25 februari 1929 geschreven heb:

“Men zegt ons, dat wij daarbij met achterlijke en onrijpe staten te doen hebben. Deze verklaring is nauwelijks op Italië van toepassing. Doch ook in het geval, waar zij wel klopt, verklaart het niets. In de 19de eeuw hield men het voor een wet dat achterlijke landen zich ontwikkelen boven de leiders der democratie uit. Waarom drijft zij de 20ste eeuw op de weg der dictatuur? ... De democratische instellingen bewezen, dat zij de druk der huidige tegenstellingen — nu eens internationale, dan weer binnenlandse, meestal beide — niet konden verdragen. Of het goed is of slecht, het is een feit. Overeenkomstig de elektrotechniek kan de democratie omschreven worden als een systeem van weerstanden en zekeringen tegen te sterke stromen van de nationale of sociale strijd. Geen tijdperk der menselijke geschiedenis was ook maar bij benadering zo vol antagonisme als het onze. Een overbelasting van het Europese net op verschillende punten komt steeds vaker voor. Bij te hoge spanning der klassen- en internationale tegenstellingen moeten de weerstanden van de democratie doorsmelten of stukslaan. Dat zijn de kortsluitingen der dictatuur. De zwakste weerstanden smelten natuurlijk het eerst door.”

Toen deze regels geschreven werden, stond in Duitsland nog een sociaaldemocratische regering aan de spits. Het is duidelijk, dat de verdere gang der gebeurtenissen in Duitsland, dat niemand als een achterlijk land zal aanmerken, mijn oordeel op geen enkele wijze kon doen wankelen.

Weliswaar veegde destijds de revolutionaire beweging in Spanje niet alleen de dictatuur van Primo de Rivera, doch ook de monarchie weg. Dergelijke tegengestelde stromen zijn in het proces der historie onvermijdelijk. Doch op het Pyrenese schiereiland is het innerlijke evenwicht nog lang niet hersteld. Het nieuwe Spaanse regime kan eerst nog zijn bestendigheid bewijzen.

5. Het fascisme, vooral het Duitse nationaalsocialisme, brengt voor Europa ontegenzeggelijk het gevaar van oorlogen met zich. Bijzijde staand, vergis ik mij misschien, doch het schijnt mij toe, dat de omvang van dit gevaar onderschat wordt. Neemt men een perspectief niet van maanden, doch jaren — misschien tientallen jaren — dan houd ik het uitbreken van een oorlog van de kant van het fascistische Duitsland voor absoluut onvermijdelijk. Deze vraag kan onmiddellijk beslissend worden voor het lot van Europa. Ik hoop overigens mij over dit thema spoedig in de pers te uiten.

* * *

Gij vindt dat ik de toestand zeer zwart schilder? Ik trek alleen gevolgtrekkingen uit feiten, terwijl ik mij niet door logica der sympathieën en antipathieën, doch door logica van het objectieve proces laat leiden. Dat ons tijdperk niet een tijd van vredig en rustig gedijen en van politieke behaaglijkheid is, dat behoeft men, hoop ik, niet eerst te bewijzen. Doch pessimistisch kan mijn oordeel alleen in dat geval schijnen, als men de loop der geschiedenis met een te kleine maat meet. Alle grote tijdperken zagen er van dichtbij droevig uit. De mechanica van de vooruitgang, dat moet men erkennen, is zeer onvolledig. Doch er is geen reden om aan te nemen dat het Hitler of een combinatie van Hitlers voor altijd, of ook maar voor een dozijn jaren, gelukken zou deze mechanica terug te laten lopen. Zij zullen vele tandraderen uitbreken, vele hefbomen verbuigen, zij kunnen voor een reeks van jaren Europa terugwerpen. Doch ik twijfel er niet aan, dat de mensheid ten slotte haar weg zal vinden. Daarvoor staat het gehele verleden borg.

Prinkipo, 6 juni 1933