Bron: Tegen het reformisme, Uitgeverij Progres, Moskou 1990. Een bundel teksten (extracten) rond het thema reformisme
Vertaling: Uitgeverij Progres
Deze versie: Spelling - Voetnoten zijn niet overgenomen
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, februari 2009
Laatste bewerking: 10 februari 2009
10 november 1894
De beweging hier doet nog steeds aan de Amerikaanse denken, met dit verschil, dat hij iets op die van jullie vooruitloopt. De massa’s gaan instinctmatig steeds meer doorkrijgen dat de arbeiders hun eigen partij moeten vormen als tegengewicht voor beide officiële partijen en tijdens de gemeenteraadsverkiezingen op 1 november kwam dit alweer duidelijker naar voren dan ooit. Maar allerlei verouderde traditionele denkbeelden en het ontbreken van mensen die in staat zijn dit instinct om te zetten in een bewuste actie op landelijke schaal leiden ertoe dat de beweging voorlopig nog lang vastzit aan dit voorbereidingsstadium van vage ideeën en geïsoleerde plaatselijke acties. Het Angelsaksische sektarisme heerst ook in de arbeidersbeweging. De Sociaal-Democratische Federatie is, precies zoals jullie Duitse Socialistische Arbeiderspartij, zo slim geweest om onze theorie te maken tot het versteende dogma van de rechtzinnige sekte; zij vertoeft in haar ivoren toren en houdt zich naar Hyndmans koninklijk besluit in de buitenlandse politiek aan een door en door uitgeholde traditie, die weliswaar van tijd tot tijd een duw krijgt, maar waarmee nog lang niet is afgerekend. De tactiek van de Onafhankelijke Arbeiderspartij is uiterst vaag en haar leidsman... Hardie is een uitgekookte Schot, wiens demagogische toverkunsten voor geen haar te vertrouwen zijn. Afkomstig van de arme Schotse kolendelvers, heeft hij het grote weekblad Labour Leader opgericht, wat ondoenlijk zou zijn zonder grote sommen geld, en dat geld heeft hij gekregen van de tory’s ofwel van de liberaal-unionisten, dus van de opponenten van Gladstone en de Home-Rule, dat lijdt geen enkele twijfel. Dit wordt ook bevestigd door zijn alom bekende literaire contacten in Londen en door rechtstreekse gegevens en ook door zijn politieke lijn. Derhalve kan hij heel gemakkelijk zijn plaats in het parlement kwijtraken bij de algemene verkiezingen van 1895, als gevolg van het vertrek van de Ierse en radicale kiezers, en dat zou heel gelegen uitkomen, op dit moment is deze man hinderpaal nummer één. In het parlement spreekt hij alleen als er een aanleiding is tot demagogie: om zichzelf groter te laten lijken door van de toren te blazen over de werklozen zonder ook maar iets voor hen gedaan te krijgen, of om bij de geboorte van de ene of andere prins grofheden te spuien aan het adres van de koningen, wat hier heel banaal en goedkoop aandoet enz. Overigens zijn er, net als in de Sociaal-Democratische Federatie, ook in de Onafhankelijke Arbeiderspartij hele goede elementen, met name in de provincie, maar ze zijn versnipperd, al hebben ze tenminste bereikt dat alle pogingen van de leiders om deze organisaties tegen elkaar op te hitsen elke keer spaak lopen. John Burns staat in de politiek nogal apart. Hij wordt hevig bestookt door zowel Hyndman als ... Hardie en hij doet alsof hij genoeg heeft van de organisatie van de arbeidersklasse en alleen nog maar op de trade-unions bouwt. Hij heeft met de eerste dan ook slechte ervaringen en hij had kunnen doodgaan van de honger als de bond van mechanici hem niet voor zijn onderhoud als parlementslid zou betalen. Hij is eerzuchtig en laat zich door de liberalen, oftewel de ‘sociale vleugel’ van de radicalen, zomaar aan de leiband meevoeren en kent teveel betekenis toe aan de vele afzonderlijke concessies die hij los heeft weten te peuteren; maar ondanks dat alles is hij de enige werkelijk eerlijke jongen in de beweging, ik bedoel onder de leiders, en heeft het ware proletarische gevoel, dat hem naar mijn idee op het beslissende moment op een beter spoor zet dan de anderen met hun sluwheid en berekenende zelfzucht.
Op het continent wordt met de groei van de beweging ook het streven naar grotere successen sterker en de jacht op de boeren in de letterlijke zin van het woord, raakt in de mode. Eerst verklaarde Lafargue in Nantes uit naam van de Fransen, dat het niet alleen aan ons is om het faillissement van het kleine boerenbedrijf te bespoedigen — dat doet het kapitalisme wel voor ons (waarover ik geschreven heb), — maar dat het kleine boerenbedrijf direct beschermd moet worden tegen de fiscus, de woekeraars en de grootgrondbezitters. Maar daar kunnen we in geen geval op ingaan, want ten eerste is het dom en ten tweede onmogelijk. Daarop komt in Frankfurt Vollmar op de proppen met het voornemen de boeren in het algemeen om te kopen, waarbij de boer waarmee hij te maken heeft in Boven-Beieren anders is dan die uit het Rijnland die onder de schulden zit en de middelgrote en zelfs de grote boer die werkers en werksters exploiteert en op grote schaal handelt in vee en graan. En daar valt niet mee in te stemmen zonder alle principes te laten varen. We kunnen de Alpenboer, de Nedersaksische en Sleeswijk-Holsteinse grote boer slechts dan voor ons winnen, indien we hem de werkers en dagloners met huid en haar overleveren en dan lijden we politiek meer verlies dan we erbij winnen. Het Frankfurtse Partijcongres heeft in deze kwestie geen duidelijke positie ingenomen en dat is goed voor zover deze kwestie thans grondig wordt bestudeerd. De deelnemers van het congres wisten van de boeren en de in de provincies zo verschillende relaties onder hen te weinig af om in de gelegenheid te zijn een enigszins doordachte beslissing te nemen. Maar eens moet deze kwestie toch eens worden opgelost.
Vertaald uit het Duits