Friedrich Engels

Engels aan Leo Frankel


Geschreven: 25 december 1890
Bron: Tegen het reformisme, Uitgeverij Progres, Moskou 1990. Een bundel teksten (extracten) rond het thema reformisme
Vertaling: Uitgeverij Progres
Deze versie: Spelling - Voetnoten zijn niet overgenomen
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, februari 2009

Laatste bewerking: 09 februari 2009


25 december 1890

Laten we de complimenten voor wat ze zijn en bekijken we het kernpunt van je brief. Jouw houding tegenover de geschillen onder de Fransen, die volkomen begrijpelijk is daar je feitelijk reeds lang geen contact met de Franse beweging hebt, was mij al bekend uit jouw artikelen in de Sachsische Arbeiter-Zeitung; die ik uit Berlijn kreeg toegestuurd. Deze tweedracht is zo treurig en zo onvermijdelijk als destijds tussen de lassalleanen en de Eisenachers, simpelweg omdat in beide gevallen aan het hoofd van één der partijen handige zakenlui stonden, die de partij voor hun eigen praktische belangen gebruikten zolang de partij dat duldde. Daarom is samenwerking met Brousse en zijn partners net zo onmogelijk als destijds met Schweitzer, Hasselmann en hun aanhangers. Indien jij evenals ik deel zou nemen in deze strijd met alle peripetieën van a tot z, dan zou het voor jou net zo duidelijk zijn als voor mij, dat eenwording hier in de eerste plaats capitulatie zou inhouden tegenover een bende intriganten en carrièremakers, die voortdurend de zuivere partijprincipes verraden voor het aangezicht van de heersende bourgeoisie en afzien van de beproefde strijdmethoden, om zichzelf een zekere positie te verwerven en de arbeiders die met hen meelopen secundaire voordeeltjes te verschaffen. Daarom zou eenwording gelijk staan aan volledige capitulatie tegenover deze heren. De vergaderingen van het Parijse Congres van 1889 hebben dat eveneens aangetoond.

De eenwording zal precies zo in zijn werk gaan als in Duitsland, maar hij kan alleen dan beklijven, indien de wapens neergelegd en de tegenstellingen weggenomen zijn en als de leeglopers door hun eigen mensen zijn weggejaagd. Toen de Duitsers dicht bij de eenwording stonden had Liebknecht voor de eenheid alles over. Wij waren tegen: de lassalleanen waren de ontbinding nabij, het proces moest eerst helemaal uitgewerkt zijn en dan zou de eenwording vanzelf komen. Marx schreef een grondige kritiek op het zogeheten eenwordingsprogramma; deze kritiek werd in handschriften verspreid [K. Marx, Kritiek op het program van Gotha. Red.].

Onze raad werd niet ter harte genomen. Het gevolg: we moesten Hasselmann aanvaarden en voor de hele wereld rehabiliteren om hem daarna, 6 maanden later, er toch noch uit te zwiepen als een leegloper. We moesten tevens de lassalleaanse domheden in het programma opnemen en het daarmee definitief verknallen. Het was een dubbele blamage, die met wat minder ongeduld te omzeilen was geweest.

In Frankrijk verkeren de possibilisten in net zo’n ontbindingsproces als de lassalleanen in 1875. De aanvoerders van beide stromingen waartussen de scheuring zich heeft voltrokken zijn naar mijn mening niks waard. Dit proces, waarin de aanvoerders elkaar verscheuren en dat evenwel ons de in principe goede massa’s toeschuift, kunnen we volgens mij tegenwerken en dwarsbomen — of zelfs helemaal stopzetten — door slechts één vergissing: als we voortijdig de eenwording proberen tot stand te brengen.

Vertaald uit het Duits


Zoek knop