Geschreven: 1993
Deze versie: Rood, 1 december 1993
Transcriptie: Ernest Mandel Internet Archief: www.ernestmandel.org
HTML: F., voor het Marxists Internet Archive, augustus
2005
Door de economische wereldcrisis die zich uitdiept krijgt het offensief van het grootkapitaal een tegengestelde impact op het grootkapitaal van het Noorden en op de burgerijen in de Derde Wereld. Dat offensief wil de krachtsverhoudingen tussen kapitaal en arbeid enerzijds en tussen het Noorden en het Zuiden anderzijds in haar voordeel wijzigen. Hieronder legt Ernest Mandel uit welke die tegenstelling is. De tekst is een uittreksel van een gesprek dat Eric Toussaint en Chris Den Hond met onze kameraad hadden. (red. Rood)
Waarom een tegengestelde impact? Enerzijds versterkt de crisis de nationalistische, protectionistische terugplooi. Dat is een klassiek fenomeen dat zich ook na 1929 voordeed. Het doet zich nu eveneens voor. Zonder solidariteit krijg je dus universele desolidarisering, ook tussen imperialistische landen onderling. Het gaat dan om een echte opgang van egoïstische, nationalistische, regionalistische, lokalistische, corporatistische en sectoralistische particularismen. Zelfs binnen de syndicale beweging.
Dat is een morele en ideologische achteruitgang die ons honderd jaar terug in de tijd slaat. Denk maar aan dat gruwelijk en ongelooflijk voorstel in Portugal, waar men opnieuw kinderarbeid vanaf 14 jaar wil toelaten.
Dat fenomenen versterkt de protectionistische aspecten van het handelsbeleid van de grote imperialistische machten ten opzichte van de Derde Wereld. Het EG-landbouwbeleid is protectionistisch ten opzichte van de Derde Wereld. Net als het USA-textielbeleid, en deels ook het Europese.
Dan zijn er meer marginale fenomenen, maar die reeds tientallen miljoenen mensen raken. Fenomenen die ons voor pijnlijke, verscheurende keuzen plaatsen. Een voorbeeld. De semi-slavenarbeid van kinderen in landen als India. Momenteel voert een fractie van de imperialistische burgerij campagne tegen die slavenarbeid. Hun motief is protectionistisch.
Maar dat plaatst ons voor een echt dilemma. Het cynische antwoord van burgerijen en regeringen in de Derde Wereld luidt: ‘Wij geven toe dat de slavenarbeid die deze kinderen verrichten een slechte zaak is. Maar de remedie is erger dan de ziekte, want als jullie de invoer naar het Westen verbieden van de door deze kinderen afgewerkte producten, zal er een algemene daling van de levensstandaard komen onder deze armen’.
Ook al is dit antwoord totaal cynisch, toch is het niet helemaal ongefundeerd. Hoe zal en hoe kan men reageren? Dat ligt niet zo eenvoudig. Nochtans denk ik dat het aspect ‘mensenrechten en kinderrechten’ voorrang moet krijgen ten opzichte van alle economische berekeningen. Wij verzetten ons tegen het feit dat kinderen van zes jaar de hele dag zakken cement moeten dragen in ruil voor een bol rijst. Voor mij is de bevrijding van deze kinderen prioritair, welke ook de economische impact moge wezen.
Hiermee komen we dan bij wat ik de tegenstelling noem. Want er is onder imperialistische burgerijen en ideologen toch een deel dat zich daar volledig van bewust is. Ze weten perfect dat wanneer je, vooral in crisisperioden, de koopkracht van de Derde Wereld blijft verlagen, je een enorm probleem creëert. Die koopkracht bedraagt overigens meer dan de helft van de mensheid, als je India en China meetelt. Er is geen duurzame uitweg uit de crisis wanneer de helft van de koopkracht van de mensheid blijft dalen. Bovendien is er, door het soberheidsbeleid, de dalende koopkracht in de imperialistische landen zelf. Want wil je de fundamentele oorzaken van de crisis begrijpen, moet je weten dat het niet alleen gaat om een daling van de winstvoet, maar ook om een gebrek aan afzetmarkten. De crisis van de kapitaalaccumulatie is een crisis van afzet van waren.
Ik denk niet dat deze tegenstelling zich, voorlopig tenminste, zal vertalen in een verhoging van kapitaalgolven van het Noorden naar het Zuiden. We zitten nog steeds in een cynische en perverse wereld waar het Zuiden het Noorden financiert, waar de fundamentele golven van het Zuiden naar het Noorden vloeien, dus van de armen naar de rijken.
Hier moeten we een belangrijk onderscheid invoeren die zelfs voor een deel aan de gevoeligheid van onze tiersmondistische vrienden ontsnapt. Wanneer we zeggen dat het Zuiden het Noorden financiert (door rentebetalingen op de schuld, door ongelijke ruilvoeten, door fenomenen als massale wapenverkoop aan het Zuiden,...) moeten we een sociaal fundamenteel onderscheid invoeren: de grote dieven die aan het hoofd staan van staten als Zaïre, Indonesië, Nigeria... zijn niet verarmd. Ze bevinden zich vandaag onder de rijksten ter aarde. Er is dus een accentuering tussen rijken en armen in de Derde Wereld.
Een ander fenomeen waaraan onze kameraden in de Derde Wereld veel aandacht moeten wijden is hetgeen we de impact van de interne schuld zouden kunnen noemen op de algemene economie. Het gaat hier over de interne en niet de buitenlandse schuld. Want het beleid van het Internationaal Muntfonds en de Wereldbank is een beleid dat gericht is op budgettair evenwicht, bestrijding van de inflatie als prioriteit. In die landen vertaalt zich dat in een verarming van het grootste gedeelte van de bevolking. Net als in het Westen, maar in de Derde Wereld is de impact tienmaal erger.
We mogen schatten dat tenminste de helft, zoniet twee derde of in sommige landen zelfs vier vijfde van de bevolking vandaag een echte sociale, morele en culturele crisis beleeft. Vooral een sociale. De UNO schat dat in de Derde Wereld meer dan één miljard mensen onder de armoedegrens leven. En die armoedegrens ligt op zich al veel lager dan bij ons. Zoals ik reeds meermaals gesteld heb, begint die barbarij biologische en genetisch-biologische gevolgen te hebben. In Brazilië spreekt men over de geboorte van een nieuw ‘ras’ van dwergen, pygmeeën. En dat fenomeen zal zich naar andere landen uitbreiden. Men kan dus niet straffeloos de voeding onder het vitale minimum houden gedurende twee, drie opeenvolgende generaties zonder dat er bio-genetische gevolgen optreden.