Geschreven: 1975
Deze versie: Rood, 7de jaargang, nr. 12, 13 maart 1975, Speciaal Rood-supplement
Transcriptie: Ernest Mandel Internet Archief: www.ernestmandel.org
HTML: F., voor het Marxists Internet Archive, augustus 2005
De kapitalistische economie beleeft tegenwoordig een ernstige recessie, de zwaarste sinds de tweede wereldoorlog.
Er zijn meer dan 15 miljoen werklozen in de westerse landen en Japan. In vele zogenaamde “ontwikkelingslanden” heerst terzelfdertijd honger. In België is het cijfer der werklozen tot 275.000 gestegen. Tien percent van de metaalbewerkers zijn zonder werk. Inflatie, monetaire ontreddering en zware aanvallen op de levensstandaard van de werkende klasse begeleiden de economische recessie.
De recessie heeft de laat-burgerlijke maatschappij diep geschokt. Ze komt inderdaad op een ogenblik, waarop de arbeidersstrijd in de meeste westerse landen zich in opgang en niet in neergang bevindt, in tegenstelling tot de jaren 1929-’32. De combinatie van zware economische recessie, van inflatie, en van opgaande arbeidersstrijd veroorzaakt een diepe maatschappelijke crisis voor het kapitalistisch stelsel.
Men had kunnen verwachten dat onder invloed van groeiende werkloosheid de strijdvaardigheid van de arbeiders en de bedienden afneemt, dat zij, uit vrees hun werk te verliezen zich koest houden, de eisen van de patroons inwilligen en niet meer staken. Met uitzondering van West-Duitsland, waar dit — voorlopig — het geval schijnt te zijn, heeft zich zulk een ontwikkeling in geen enkel westers land voorgedaan.
Integendeel: de arbeidersstrijd volgt bijna overal verder een opgaande lijn. Het aantal stakingen neemt toe, en niet af, vooral in Italië, Spanje, Portugal, Frankrijk, Groot-Britannië, Japan, maar ook in kleinere landen zoals Denemarken en België.
En zelfs in de Verenigde Staten, waar de arbeidersklasse sinds jaren lam gelegd scheen door een behoudsgezinde syndicale bureaucratie, een gebrek aan politiek klassebewustzijn en een betrekkelijk hoge levensstandaard, is zij nu aan ‘t ontwaken. Na de belangrijke staking van de mijnwerkers en van andere vakgroepen, komt het nu tot massa-betogingen in meerdere steden tegen de werkloosheid. Er is zelfs sprake van een grote mars van gesyndiceerde werklozen naar Washington.
Wat wij hadden voorspeld schijnt waarheid te worden. De westerse arbeidersklasse is de huidige recessie ingegaan met een hogere graad aan organisatie en strijdvaardigheid dan ooit tevoren. Onder die omstandigheden is het te verwachten dat haar eerste reactie op de recessie een weigering zal zijn om afdankingen en fabriekssluitingen te aanvaarden, zoals haar eerste reactie op de inflatie er één was van steeds hogere looneisen te stellen, ten einde elke verlaging van de koopkracht van haar inkomens te weren. Dat schijnt ook zowat overal te gebeuren, niet in ‘t minst in ons land, zoals de voorbeelden van Glaverbel-Gilly en van de Cristalleries du Val Saint-Lambert het bewijzen.
Pas indien de arbeidersbeweging passief een steeds sterkere uitbreiding van de werkloosheid zou dulden, en die een bepaald punt en een bepaalde duur zou overschrijden, zou hij beginnen verlammend te werken op de strijdvaardigheid van de arbeidersklasse. Maar juist om die redenen moet vlug, moet nu gehandeld worden.
De economische recessie, en de met haar verbonden maatschappelijke crisis van het laatkapitalisme, onthullen de illusie van al degenen (in de eerste plaats van de “gematigde” leiders van ACV en van BSP en ABVV zoals Simonet en Major) die beweren, dat we niet meer in een kapitalistische maar wel in een “gemengde” economie zouden leven.
De luipaard heeft zijn vlekken niet verloren. Zijn klauwen zijn niet afgeslepen. Het kapitalisme is nog altijd het kapitalisme. Het brengt nog altijd fataal periodieke werkloosheid, overproductiecrisissen, ellende en honger te midden van overvloed met zich mee.
Honderdduizenden autos staan onverkocht aan de poorten van de autofabrieken der westerse wereld. Een belangrijk gedeelte van die fabrieken staan stil. Maar de zogenaamde “ontwikkelingslanden” schreeuwen om meer traktoren en meer landbouwmachines om aan hun voedseltekort te ontsnappen. Die elementaire oplossing van de crisis kan het kapitalisme nu niet evenmin als het dit vijfenveertig of honderd jaar geleden kon.
Recessie en maatschappelijke crisis trekken het tapijt weg van onder de voeten van de onverbeterlijke optimisten, die zweren bij gedurig overleg met burgerij en staat om, langs de weg van trapsgewijze hervormingen langzaam — héél, héél langzaam — een betere maatschappij op te bouwen. Vakbonden en patroonsorganisaties kunnen in een soms harde koehandel parallele verhogingen van lonen en winsten bereiken, zolang de totale koek groeit. Maar zodra de koek ophoudt te groeien, wordt opnieuw duidelijk, dat de ene klasse maar alleen iets kan winnen ten koste van de andere klasse.
Daarom moeten overal regeringen, ook “linkse”, ook sociaaldemocratische zoals in Groot-Britannië en Denemarken, om van West-Duitsland maar te zwijgen, op de bres springen om de winsten, ondermijnd door de recessie, terug omhoog te duwen. Reusachtige subsidies worden aan het grootkapitaal geschonken, onder voorwendsel de werkloosheid niet nog meer te laten groeien. De zwaarste drukking wordt op de vakbeweging en op de arbeiders uitgeoefend, opdat zij zich met bescheiden loonsaanpassingen zouden tevreden stellen, die meestal niet eens voldoende zijn om de stijging van de kosten van levensonderhoud te dekken. De aanval op de reële lonen volgt de aanval op de volledige tewerkstelling op de voet.
Maar vermits de werkende klasse zich vinnig te weer stelt, en op die aanvallen verbeten antwoordt met harde meppen, moeten haar rechten van zelfverdediging ook worden beperkt. Vandaar zowat overal in het Westen, de aanvallen tegen het onbeperkt stakingsrecht en de strijdvaardige stakingspiketten, de afdankingen van strijdvaardige vakbondsdelegees, de beknotting van de syndicale democratie, het uithollen van, zoniet de frontale aanval tegen de democratische vrijheden, zonder dewelke de rest van het kapitalistisch offensief zeer snel een slag in ‘t water zou blijken te zijn.
Tegen die achtergrond verschijnt ook de dreigende schaduw van de eerste heropleving van (nog kleine, nog zeer bescheiden) gewapende fascistische benden, die later op “onwettige” wijze, met geweld en terreur, de verzwakking van de arbeidersorganisaties zullen moeten bewerkstelligen, indien dit op “wettige” wijze niet (of niet vlug genoeg) zou kunnen gebeuren.
De vorming en de actie van de reactionaire regering Tindemans bij ons, het burgerlijk eenheidsfront waarop zij zich steunt, de ononderbroken reeks fabriekssluitingen en afdankingen, de aanvallen op de syndicale vrijheid, de aanval op de vrijheid van mening o.a. op de BRT-RTB, de fascistische knokploegen die opnieuw het hoofd opsteken: al die gebeurtenissen in ons land tonen aan, dat België niet aan de algemene maatschappijcrisis van de kapitalistische wereld ontsnapt.
Meer dan gelijk welke regering sinds vele jaren heeft zij openlijk en cynisch de stellingen van het patronaat verdedigd. De poging om de loonsverhogingen tot 4 % te beperken; het openlijk samenheulen van minister Oleffe en van de leiding van Fabrimetal desbetreffend; de opeising van de stakers van de Nationale Maatschappij der Waterleidingen: dat zijn maar enkele voorbeelden van het gemeenschappelijk spel van Tindemans en van het Groot Kapitaal.
Dat die regering en haar reactionaire politiek op groeiend verzet van de arbeidende bevolking moet stuiten, spreekt vanzelf. Het is de regering van de levensduurte en van de werkloosheid, een explosieve cocktail zoals we hem sinds het einde van de jaren veertig niet meer hadden beleefd. Daarom komen de arbeiders in alle gewesten van het land in beweging, daarom hebben we in de jongste weken talloze stakingen (waarvan alleen eind januari tien met fabrieksbezetting!) beleefd, in Charleroi en in ‘t Gentse, in Luik en in Antwerpen, in Kortrijk en in de Borinage, in Diest en in ‘t Naamse, in de Vlaamse zowel als in de Franstalige ring rond Brussel. De staking van het onderwijzend personeel en die van de postbedienden toont aan, hoe diep de ontevredenheid ook binnen de openbare dienst is doorgedrongen. En om dezelfde reden volgen vandaag duizenden de oproep van de BSP, om tegen die reactionaire patroons-regering op straat te betogen.
De regering Tindemans handelt zoals zij dit sinds haar oprichting doet, niet omdat zij uit slechterikken of uit onbekwamen is samengesteld. Het euvel zit niet in personen maar in het systeem. Vermits het om een kapitalistische regering gaat, kan zij niets anders doen dan in het belang van het kapitaal de crisis te beheren. Zij moet ervoor zorgen, dat de kleine luiden de gebroken potten betalen.Want onder kapitalistische verhoudingen kunnen anders de winsten niet stijgen. En zonder stijgende winsten krijgen we, onder het kapitalisme, niet meer investeringen, niet meer tewerkstelling, en geen werkelijke economische heropbeuring.
Het enige wat de ministers daarbij bijkomstig kunnen doen, is bidden opdat de toestand in West-Duitsland, Frankrijk en de USA verbetert en niet verslechtert. Verbetert hij in ‘t buitenland, dan zal het in België vroeg of laat ook beter gaan. Verslechtert hij in ‘t buitenland, dan is het Belgisch kapitalisme er bijzonder erg aan toe. Vanzelfsprekend kunnen de arbeiders — de christelijke zowel als de socialistische — hun lot niet overlaten aan de machteloze gebeden en loense anti-syndicale maneuvers van kapitalistische ministers en de winstberekeningen van Belgische en buitenlandse ondernemingen. Er moet nu, er moet onmiddelijk iets veranderen; dat is de verzuchting, dat is de eis van meer dan twee miljoen gesyndiceerden en van hun gezinnen. Daarom komen vandaag ook al diegenen op straat, die de oproep van de BSP zijn gevolgd.
Maar indien er niet meer mensen op straat zijn gekomen; indien het ABW officieel de huidige BSP-betoging niet heeft gesteund en — met uitzondering van enkele gewesten — daarvoor ook niet op grote schaal gemobiliseerd, dan is dit in de eerste plaats te wijten aan het feit dat de doeleinden van de betoging — en de doeleinden van de BSP — voor het minst dubbelzinnig zijn. De BSP-leiding richt zvare beschuldigingen tegen de door de CVP geleide regering Tindemans. Maar het is geen geheim dat de BSP-leiding achter de schermen met dezelfde CVP onderhandelt, om vroeg of laat opnieuw aan een coalitieregering deel te nemen.”Weg met Tindemans-Vanden Boeynants! Wij willen ... zelf met Vanden Boeynants-Tindemans regeren!” dat is de dubbelzinnige houding van de BSP-leiding t.o.v. de huidige politieke toestand in ons land.
De werkende klasse en zelfs de gematigde syndicale leiders voelen dat instinctief aan. De algemene indruk is dat de BSP-leiding nu een drukking op de CVP wil uitoefenen, om op die manier voor haar terugkeer in een regeringscoalitie een hoger prijs te verkrijgen. Talrijke arbeiders voelen er klaarblijkelijk niet veel voor, zich voor zulk een dubbelzinning project in het gareel te laten spannen.
Het gaat niet alleen om een dubbelzinnig politiek maneuver. Vooral over de inhoud van zulk een regeringscoalitie heerst terecht achterdocht in de werkende klasse. Wie is dom genoeg te geloven dat de CVP vandaag anders dan in ‘t verleden bereid zou zijn, echte anti-kapitalistische maatregelen, echte anti-kapitalistische structuurhervormingen te aanvaarden? Gaat het er niet eerder om, de regeringsdeelname van de BSP te verkrijgen. opdat de BSP zelf onpopulaire, anti-syndicale ontwerpen zou dekken, die een storm van verontwaardiging zouden ontketenen indien ze door de regering Tindemans zouden worden genomen, maar waarvan burgerij en patronaat hopen, dat zij op veel minder verzet zouden stuiten, indien de BSP aan hun verwezenlijking meewerkt.
Waarom een gedeelte van de burgerij zulk een terugkeer van de BSP in de regeringscoalitie wenst, dat heeft de “Pourquoi Pas?” in zijn nummer van 6 maart ‘75, onder de alarmistische titel: “Naar een zelfmoord van de Belgische onderneming’’ in een artikel dat de loonsverhogingen van de arbeiders en niet de crisis van het kapitalisme verantwoordelijk wil maken voor de werkloosheid in ons land, op onomwonden wijze uitgesproken:
“Hoe kan men aan de arbeidersklasse aan de loontrekkenden, een bepaalde som van offers vragen wanneer de partij en één van de vakbonden waarvan men veronderstelt dat zij hen vertegenwoordigen, van het bewind uitgesloten zijn?... Het is voor ons onbelangrijk, of de heren Claes, Leburton, Falize of Spitaels minister zijn of niet. Dat is hun probleem... Maar het is een kwestie van logica. Op het ogenblik dat het erop aankomt aan een bepaalde klasse van de bevolking offers te vragen, is het niet gepast hun echte of veronderstelde vertegenwoordigers uit het bewind uit te schakelen, een bewind dat verantwoordelijkheid insluit. De eerste verantwoordelijkheid zou moeten zijn, de arbeiders tenminste in de onmiddellijke toekomst, tot inzicht te brengen... De groeiende sociale agitatie, het onredelijke van de eisen, dat zal de heer Tindemans desbetreffende beter overtuigen dan een lange redevoering”.
Een regeringsdeelname van de BSP zou betekenen een deelname aan het burgerlijk beheer van de crisis, in het belang van de burgerij. Al de registers van de demagogie over “het algemeen belang”,”de bedreiging van de welvaart op lange termijn”, “onze uitvoer die in gevaar komt”, zouden worden opengetrokken, om de vorming van een regering van “nationale eenheid” te verrechtvaardigen Wat het programma van zulk een regering zou zijn, dat kan men vandaag reeds in het jaarverslag van de Nationale Bank, in redevoeringen van Evalenko, in de verklaringen van de leiders van de patroonsorganisaties, evengoed terugvinden als in het editoriaal de “Pourqoi Pas?”:
-inkomenspolitiek, t.t.z. eenzijdige beperking van loonstijgingen, zonder dat de regering in staat is, in de praktijk de minste waarborg voor een beperking van de inkomsten van andere maatschappelijke klassen of voor een echte prijsstop te geven (zulke waarborgen zijn onmogelijk, zonder het kapitalistisch privé-eigendom hardhandig aan te tasten);
-beperking van het stakingsrecht, en o.a. regeringsbeslissingen betreffende de “grenzen” van wat de patroons aan stakende arbeiders mogen toegeven; nieuwe beperking van de actiemogelijkheid van stakingspiketten; o.m. doorheen het ontwerp 430.
-bedreiging van de binding van de lonen aan de index, vooral indien het ritme van de inflatie zo hoog blijft als het tegenwoordig is. Met andere woorden, elke nieuwe coalitieregering waaraan de BSP zou deelnemen, zou fundamenteel dezelfde politiek voeren als de regering Tindemans. Het zou een regering zijn die aan de arbeiders offers opdringt.
Het is niet toevallig dat de BSP-leiding aan het ABVV de nodige waarborgen heeft geweigerd, de slogans van de strijd tegen afdankingen en prijsstijgingen, van verdediging van de koopkracht van de lonen en strijd voor de volledige tewerkstelling niet in de betoging naar voren heeft durven schuiven, omdat zij vreest dat binnen een half jaar dezelfde slogans tegen een regering, waaraan de BSP zou deelnemen, zouden kunnen gericht worden.
De grote meerderheid van de BSP-militanten wensen zulk een politieke zwenking niet. Zij wensen niet de kastanjes voor het grootkapitaal uit het vuur te halen. Zij wensen niet de kosten van de recessie, die door het kapitalisme en niet door de arbeiders of hun eisen is veroorzaakt, op de rug van de werkende klasse af te wentelen. Maar zij moeten daaruit een eerste algemene conclusie trekken: de strijd tegen de regering Tindemans moet gevoerd worden op zulke wijze, met zulke doelstellingen en in zulke vorm dat elke nieuwe deelname van de BSP aan een coalitieregering met de burgerlijke partijen CVP en PW onmogelijk wordt tenminste zonder een diepe breuk tussen de arbeidersklasse en BSP-leiding te veroorzaken.
Wij kennen in ons land sinds jaren een paradoxale toestand. België is één van de meest geïndustrialiseerde landen ter wereld. Loon- en weddetrekkenden vormen meer dan 80 % van de actieve bevolking. De twee grote vakbonden, ABVV en ACV, tellen samen meer dan 2 miljoen leden. En toch komt dit geweldig overwicht van de werkende klasse in de maatschappij op politiek gebied, in regering en parlement, geenszins aan bod.
De oorzaak van die paradox is algemeen bekend. Nagenoeg de helft van de georganiseerde arbeidersbeweging — de christelijke — heeft haar navelstreng met een burgerlijke partij, de CVP, nog niet doorgesneden. Zij blijft gebonden aan de partij van het Belgisch patronaat. Stemmen van christelijke arbeiders, die in staking zijnde zijde aan zijde met hun socialistische, communistische of revolutionaire werkmakkers vechten, dienen ertoe om leden van beheerraden van grote banken, holdings, trusts naar de regering en naar het parlement af te vaardigen. Zolang de christelijke vakbeweging principieel de stelling van de klassesamenwerking verdedigde en haar hoofddoel zag in de anti-socialistische strijd, was die politieke houding maar een consequente uitdrukking van een optie ten voordele van de kapitalistische wanorde.
Vandaag komt die houding echter in groeiende tegenstelling met de ontwikkeling van het ACV op syndicaal terrein? Op syndicaal terrein hebben we op permanente wijze het Gemeenschappelijk Front ABVV-ACV dat ook tegen de vorming van de huidige rechtse regeringscoalitie heeft standgehouden. De meningsverschillen tussen ACV en ABVV verminderen.
Meer en meer ACV-militanten staan in de voorste gelederen van harde stakingen. Ook op principieel gebied ontwikkelt zich het ACV naar links, o.a. onder invloed van gelijksoortige ontwikkelingen in Frankrijk (CFDT!) en Nederland. De overgang van de stelling van “medebeheer” naar deze van “arbeiderszelfbeheer” is een teken des tijds.
Welke karpersprongen de politiekers van de zgn. Christen-Democratie ook mogen maken, het is op de duur onmogelijk ais syndicalist voor het beheer van bedrijven door arbeiders, en als politiek militant terzelfdertijd voor het beheer van het land en van ‘s lands bedrijfsleven door bankiers en grootkapitalisten op te komen. Klassenstrijd op syndicaal vlak, klassensamenwerking op politiek vlak, dat is moeilijk te verenigen (zoals menig BSP-er in het verleden en het heden al heeft beleefd. Reeds aan de vooravond van de jongste parlementsverkiezingen was er onder militanten van de KWB-MOC een sterke drukking voor een “scheiding van tafel en bed” met de CVP. Bureaucratische manipulaties hebben nogmaals kunnen verhinderen dat de mening van wat waarschijnlijk reeds de meerderheid van de katholieke arbeidersmilitanten was, de doorslag gaf bij de bepaling van de verkiezingstactiek van de KWB-MOC. Maar het is van levensbelang voor de arbeidersbeweging en de toekomst van de werkende klasse van dit land dat dit de volgende keer niet meer zou gebeuren.
Wanneer de BSP-leiding (en zij wordt daarbij geholpen door de neo-reformisten van de KP) de formules betreffende “travaillistische regering” of “progressistische frontvorming” gebruikt, en terzelfdertijd coalitieregeringen met de CVP voorstaat, dan remt zij het proces van geleidelijke afscheiding van een christelijke arbeiderspartij van de burgerlijk-kapitalistische CVP op beslissende wijze af.
Want waarom zouden de KWB-MOC militanten breken met een Tindemans, Vanden Boeynants, Harmel, De Saegher of Martens, indien de BSP-leiders zelf bereid zijn, hen om de haverklap in hun armen te sluiten ? Coalitieregeringen met de CVP — naar het model van de regering Lefèvre-Spaak van 1961 — zijn geen “travaillistische regeringen”. Het zijn regeringen van samenwerking met de burgerij en het patronaat, die aan de behoudsgezinde kringen toelaten, twee vliegen in één klap te vangen: hun sociaal-economische doeleinden te bereiken (want die worden door zulke coalitieregeringen toch ook verwezenlijkt!) en terzelfdertijd de vakbonden en de arbeidersbeweging in het diskrediet te brengen en de linkerzijde van het land te verzwakken door hen voor de publieke opinie de verantwoordelijkheid voor onpopulaire, tegen de levensbelangen van de werkende klasse gerichte maatregelen te doen nemen.
Na de regering Lefèvre-Spaak heeft de BSP in Wallonië, in het Brusselse en zelfs in Vlaanderen belangrijke posities in het kiezerskorps verloren, hetgeen de politieke krachtverhoudingen in dit land tien jaar lang ten nadele van de werkende klasse heeft veranderd; Terzelfdertijd werd aan de strijdvaardigheid van de arbeidersklasse een duchtige klap toegebracht. Een nieuw avontuur van regeringsdeelname zou opnieuw een gelijksoortig resultaat opleveren.
Wie de eenheid van de erkende klasse van dit land wenst te verwezenlijken in een gemeenschappelijk poltiek front, dat de meerderheid van de werkende bevolking achter zich zou vinden, moet in de eerste plaats gelijktijdig strijden:
-voor een politieke breuk van de KWB-MOC t.t.z. van de politieke arm van de christelijke vakbeweging met de burgerlijke CVP, en de vorming van een zelfstandige politieke organisatie van de christelijke arbeiders;
-tegen elke coalitie van BSP met CVP, PW of gelijk welke politieke formatie van de burgerij. Voor een arbeidersregering gebaseerd op de politieke en syndicale organisaties van de arbeidersklasse, op de georganiseerde arbeidersbeweging.
Alle formules betreffende “travaillisme” en “progressistische frontvorming”, die die twee minimumeisen niet inhouden, betekenen in feite het aanvaarden van een nieuwe coalitiepolitiek met de CVP, die vooral onder de huidige omstandigheden, alleen maar een scherpe behoudsgezinde politiek van “beheer van de crisis” ten koste van de werkende klasse kan voeren.
Wij zijn revolutionair marxisten. Wij zijn ervan overtuigd, dat geen enkel vraagstuk, dat door de huidige recessie en maatschappelijke crisis nogmaals sterk in het bewustzijn van de werkende klasse is geprent, binnen het raam van het kapitalistische stelsel en van de burgerlijke staat kan opgelost worden. Wij zijn voorstanders van een socialistische revolutie. Dit betekent vandaag in ons land een algemene werkstaking, met fabrieksbezetting, met voortzetten van de productie door de arbeiders, met de democratische verkiezing van stakerscomités door de hele werkende bevolking, met federatie van die comités in een lokaal, gewestelijk en een nationaal congres, met omvorming van die stakerscomités tot arbeidersraden die beginnen beheersfuncties ook buiten de bedrijven en het bedrijfsleven op zich te nemen. Die arbeidersraden zullen dan in krachtproef met de burgerlijke klasse,de politieke macht veroveren, het repressie-apparaat breken, en een nieuwe staat, met een hoger en meer uitgebreide vorm van democratie, de raden-democratie, oprichten.
Wij zijn ervan overtuigd dat de werkende klasse, langsheen de ervaring van zelfbeheer van haar eigen strijd, van algemene vergaderingen van stakers en democratische stakerscomités, langsheen de ervaring van arbeiderscontrole over de productie en zelfverdediging tegen repressie, ratten en fascisten, langsheen de duidelijke noodzakelijkheid de arbeidersstrijd niet te laten verbrokkelen maar hem te veralgemenen, het bewustzijn zal veroveren dat deze revolutionaire weg naar het socialisme er niet een is tussen verschillende waartussen we kunnen kiezen,maar de enige weg langs dewelke de werkende klasse de macht kan veroveren in bedrijfsleven en staat.
Maar wij weten terzelfdertijd dat vandaag de grote meerderheid van de werkende klasse nog niet bereid is, die revolutionaire weg gemeenschappelijk eensgezind en onmiddelijk te volgen. En vermits de economische recessie en de maatschappelijke crisis onmiddelijke oplossingen vereisen; vermits wij geen voorstanders zijn van de politique du pire, en niet op onverantwoordelijke wijze schreeuwen: “hoe slechter het de arbeiders gaat, des te beter voor de revolutie”, vermits wij ook weten, dat elke langdurige massale werkeloosheid, de strijdvaardigheid en de eenheid van de arbeidersklasse dreigt te ondermijnen, stellen wij onmiddelijke oplossingen voor, die voor de massa van de ‘socialistische en de christelijke werkers van dit land geloofwaardig en aanvaardbaar zijn, roepen wij hen op, tesamen met de communistische en de revolutionaire arbeiders en bedienden onmiddellijk te strijden voor de verwezenlijking van een eisenprogramma dat steunt op de eisen van de vakbeweging zelf, maar dat op politiek vlak alleen verwezenlijkt kan worden, indien het KWB-MOC met de CVP breekt, indien de BSP elke regeringssamenwerking met burgerlijke partijen verwerpt, en indien we een arbeidersregering gesteund op de georganiseerde arbeidersbeweging afdwingen.
Werkloosheid en inflatie zijn vandaag de twee kwalen, die de arbeiders rechtstreeks bedreigen. Een gemeenschappelijk strijdprogramma dat beantwoordt aan de noodtoestand die vandaag in ons land groeit, moet dus in de eerst plaats een oplossing brengen voor die twee kwalen.
-geen enkele afdanking, geen enkele fabriekssluiting !
-werk in eigen streek voor alle door de crisis bedreigde arbeiders en bedienden !
-onmiddelijke vermindering van de werkduur tot 35 (36) uur per week, zonder vermindering van de lonen !
-verdeling van het bestaand werk in elk bedrijf onder alle werkers, onder controle van door het hele personeel gecozen comités van arbeiderscontrole, zonder vermindering van loon noch van andere voordelen !
-pensioen op 60 j. voor mannen, en op 55 j. voor vrouwen !
-open de boeken van alle kapitalistische ondernemingen (en niet alleen van de bankroete!) om te onderzoeken in hoeverre kapitalistisch winstbejag en kapitalistisch wanbeheer verantwoordelijk zijn voor de recessie !
-Alle door de patroons gesloten bedrijven moeten door de openbare besturen opnieuw worden geopend en in gang worden gehouden onder arbeiderscontrole, zonder vergoeding te betalen aan de bankroete patroon!
-een algemeen plan voor economische ontwikkeling en waarborg van volledige tewerkstelling moet worden uitgewerkt door de vakbewegingen, op de breedst mogelijke wijze democratisch en in het openbaar worden besproken, teneinde te beantwoorden aan de verzuchtingen van de werkende bevolking en aan de eigen regionale kenmerken van Vlaanderen, Wallonië en het Brusselse. Dit plan moet o.a. bepalen wat in de in beslag genomen bedrijven moet worden geproduceerd, op basis van het collectief belang van de werkende bevolking.
Het is vanzelfsprekend dat zulke verstrekkende maatregelen tegen de recessie, en tegen alle pogingen om de recessie ten koste van de werkende klasse op te lossen, op verwoede tegenstand en sabotage van de burgerlijke klasse zullen stuiten. Zij moeten derhalve ingekaderd worden door maatregelen die de hefbomen van het economisch leven uit de handen van het grootkapitaal nemen en in de handen van de gemeenschap leggen:
-nationalisatie zonder schadevergoeding (met uitzondering van de kleine spaarders) van alle privé-banken, financieringsmaatschappijen en holdings. Concentratie van alle financiële middelen in één enkele onderneming, met regionaal beheer in Vlaanderen en Wallonië, onder arbeiderscontrole. Al die financiële middelen moeten in dienst worden gesteld van de verwezenlijking van de door de vakbonden uit te werken plannen voor ontwikkeling van de volkswelvaart en gewaarborgde volledige tewerkstelling.
-nationalisatie zonder schadevergoeding van de bedrijven van de energiesector (steenkool, elektriciteit, gas, petroleum, kernenergie) en hun beheer onder arbeiderscontrole; ontwikkeling van een energiebevoorradingsplan op halflange en lange termijn;
-nationalisatie zonder schadevergoeding van sleutelnijverheden (staal, scheikunde, glas, cement, electrische machinebouw) onder arbeiderscontrole, en hun inschakeling in de verwezenlijking van het economisch plan;
-concentratie van de financiële inspanning in het fundamenteel vernieuwen en moderniseren van de nijverheid van heel het land; met de stelselmatige oprichting van nieuwe bedrijven in gemeenschapsbezit in groeisectoren van de nijverheid en in die gewesten, waar structurele werkeloosheid heerst; 100 000 nieuwe werkplaatsen in Wallonië, de nodige nieuwe werkplaatsen in alle Vlaamse gewesten met structurele werkloosheid;
-elke poging van kapitaalsvlucht of van blokkademaatregelen van het buitenlands kapitaal tegen die ontwikkeling in België, moet beantwoord worden door een stelselmatige actie tot steun van de arbeidersregering in ons land door de vakbeweging en arbeidersorganisaties in alle landen van de EEG en West-Europa, en door het afsluiten van bijzondere verdragen met alle landen ter wereld die bereid zijn met die arbeidersregering samen te werken.
Dit is de weg uit de huidige crisis die beantwoordt aan de verzuchtingen en de overtuiging van de meerderheid van de werkende klasse. Als wij die weg kiezen zullen we vele gevaren te overwinnen hebben, vele nieuwe ongekende moeilijkheden ontmoeten, veel harde strijd moeten leveren. Maar we zullen strijden voor onze belangen, voor onze klasse, voor de toekomst van onze kinderen, voor een betere maatschappij die noch werkloosheid, noch ellende, noch ongelijkheid, noch verdrukking zal kennen. Indien ons slechte herders van die weg afhouden dan zullen de offers niet geringer, dan zal de strijd niet minder hard, dan zullen de ontberingen niet beperkter zijn: maar dan zullen we die offers brengen om voor de zoveelste keer het Kapitaal te helpen een zware beproeving te doorstaan, dan zullen we onze vijanden versterken, onze eigen rangen verdelen, en zware nederlagen voor de arbeidersbeweging voorbereiden.
Socialisten, werkers, op tegen de gevolgen van recessie en crisis, tegen de werkeloosheid en inflatie, tegen de bedreiging van de syndicale vrijheden, en tegen het gevaar van de sterke staat; naar de voorbereiding van de algemene werkstaking, naar eenheid in de strijd tegen het Kapitaal, naar anti-kapitalistische structuurhervormingen, naar een arbeidersregering!