Ernest Mandel

Rosa keert terug!


Geschreven: januari 1969
Bron: La Gauche nr.3, 18 januari 1969
Oorspronkelijke titel: Rosa revient!
Vertaling: Valeer Vantyghem
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, september 2008

Laatste bewerking: 1 september 2008


Zie ook:
Organisatie vraagstukken van de Russische sociaaldemocratie
De Russische Revolutie
Orde heerst in Berlijn

I

Op 15 januari 1919 werden Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht, twee belangrijke leiders van de Duitse revolutie en van de Spartacusbeweging, twee tegenstanders van de kapitalistische oorlog, door de triomferende contrarevolutie vermoord. In 1916 al durfden ze in het centrum van Berlijn te manifesteren voor het proletarisch internationalisme. Vol hartstocht stonden ze aan de kant van de Russische Revolutie, voor hen een onderdeel van de Duitse revolutie.

Er is geen legende zo taai, als zou Rosa Luxemburg op een dag terugkeren om zich aan het hoofd te plaatsen van de revolutie. Inderdaad, Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht zijn het slechte geweten en de kwelgeesten van de sociaaldemocratie en het stalinisme.

Gedurende enkele jaren werden Lenin, Liebknecht en Rosa Luxemburg herdacht op één en dezelfde feestdag: ‘De dag van de 3K’s’ (Lenin stierf op 21 januari 1924).

Het beeld dat we van Rosa Luxemburg hebben is niet verduisterd, ondanks het stalinisme. Het kan geen toeval zijn; op de eerste rij van de grote internationale jongerenbetoging te Berlijn, in februari, zagen we opnieuw, tussen een bos rode vlaggen, de beeltenis van Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht, samen met die van Che en Ho Chi Minh.

De geschriften en de agitatie van Rosa Luxemburg, dat zijn de meest waardevolle bijdragen aan het marxisme en aan het erfgoed van de arbeidersbeweging.

Op sommige punten lijkt het alsof Rosa Luxemburg het niet eens is met Lenin en Trotski, Lukács en Gramsci. Ook zou ze ongelijk hebben gehad waar ze de belangrijke rol van de partij onderschatte, ze had teveel vertrouwen in de spontane acties van de revolutionaire massa’s, haar kijk op de geschiedenis was te idealistisch, haar opvattingen te mechanisch. Antonio Gramsci omschreef het als volgt: ‘In de geschiedenis bestaat er geen zuivere spontaneïteit, dit zou samenvallen met een zuiver mechanisme’.

Uit het voorbeeld van Rosa Luxemburg onthouden we nochtans twee zaken, niet los te zien van Lenin en Trotski. Ze verwierp elke vorm van opportunisme, de democratie binnen het socialisme was haar heilig.

En, de kritiek van Rosa Luxemburg op het reformisme (van Eduard Bernstein) is meer dan actueel.[1]

II

Er is een belangrijke voorwaarde waaraan de Duitse arbeidersklasse zal moeten voldoen in de strijd die zich vroeg of laat zal aandienen. Om de grootst mogelijke slagkracht te ontwikkelen, en eenmaal dat de tactiek en de gevolgen ervan zijn vastgelegd, zal de grootst mogelijke eenheid moeten bereikt worden binnen het socialistische deel van het proletariaat. Echter, bij de eerste schuchtere poging om een massale actie van aanzienlijke omvang op de been te brengen bleek er een belangrijke tekortkoming: de onenigheid, de verdeeldheid tussen de twee organisaties van de arbeidersbeweging: de sociaaldemocratie en de vakbonden ...

Als er strijd wordt geleverd kent de arbeidersklasse geen twee verschillende terreinen, een economische en een politieke, dan is de klassenstrijd één; een strijd die zowel de kapitalistische uitbuiting binnen de burgerlijke maatschappij inperkt en tegelijkertijd de kapitalistische uitbuiting opheft evenals de burgerlijke maatschappij zelf.

In een periode van parlementarisme krijgt de klassenstrijd twee gezichten die om technische redenen van elkaar gescheiden zijn. Het gaat hier niet om twee actievormen die naast elkaar bestaan, doch enkel om twee fases, twee niveaus, in de strijd voor de bevrijding van de arbeidersklasse. In de syndicale strijd gaat het om de onmiddellijke belangen, in de socialistische strijd om de toekomstige belangen. ‘De communisten, zegt het “Communistisch Manifest” vertegenwoordigen, gezien de onderscheiden belangengroepen (nationale of lokale belangen) van het proletariaat de gemeenschappelijke belangen van heel het proletariaat, op alle niveaus van de klassenstrijd, het belang van de beweging in haar geheel, te zeggen, het uiteindelijk doel, de ontvoogding van het proletariaat’.

De vakbonden vertegenwoordigen enkel de groepsbelangen en een fase in de groei van de arbeidersbeweging. Het socialisme vertegenwoordigt de arbeidersklasse en vertolkt de belangen en haar ontvoogding ...

De secretarissen van de vakbonden, door hun beroepsbezigheid als syndicale leiders heel gespecialiseerd, met hun beperkt gezichtsveld eigen aan de economische strijd in een rustige periode, worden al vlug bureaucraten met een eerder beperkte horizon. Door die twee kenmerken ontstaan er enkele neigingen die wel eens fataal zouden kunnen worden voor de toekomst van de syndicale beweging. In de eerste plaats is er de neiging om het eigen apparaat als belangrijker voor te stellen dan het wel is, dat meer en meer verwordt van een middel om een doel te bereiken tot een heilig goed waaraan alle belangen in de strijd ondergeschikt zijn. Zo kunnen we verklaren waarom er wordt gestreefd naar sociale vrede, en er een overdreven vrees heerst voor het verder bestaan van de vakbonden en voor het spontane karakter van sommige massale acties. Evenzo wordt er een overdreven belang toegekend aan de syndicale strijd zelf, aan de perspectieven en de successen.

De leiders van de vakbonden die voortdurend worden opgeslorpt door de economische strijd wensen dat de arbeiders de grote waard van elke economische verworvenheid ten zeerste op prijs zouden stellen, hoe klein die verworvenheid ook moge zijn. Bij elke loonsverhoging, bij elke verkorting van de arbeidsduur, werden de grote verbanden en het geheel van de omstandigheden uit het oog verloren. Aldus kunnen we heel goed begrijpen waarom meer dan één onder hen met zoveel genegenheid spreekt over de verworvenheden van de laatste vijftien jaar, hoe de loonmassa met miljoenen is toegenomen, in plaats van te wijzen op de keerzijde van de medaille, hoe de levensstandaard is gedaald; door de fiscale politiek en de toltarieven de broodprijs is gestegen, door de grondspeculatie is de huurprijs buitensporig toegenomen, in één woord wijzen op de wezenlijke politiek van de burgerij. Immers een groot deel van de verworvenheden van de syndicale strijd werd de laatste vijftien jaar teniet gedaan.

Door uit totale socialistische waarheid die beperkte voor te stellen als een dringende taak, en als absolute noodzaak heeft men het eerste plaats gemunt op de kritiek van wat men aan het doen is, en neemt men de halve waarheden van de kant van de vakbonden in bescherming, die enkel de positieve punten uit de dagelijkse strijd weerhouden. En tenslotte wordt de gewoonte om niet langer meer te spreken over de beperkingen die de sociale orde van de burgerij oplegt, en een gewoonte om vijandig te staan tegenover elke vorm van theoretische kritiek die deze beperkingen aantoont. De abstracte lofrede, het ongebreidelde optimisme, worden beschouwd als zijnde verplicht voor ‘elke vriend van de syndicale beweging ...’

De vakbondsbeweging dat is niet het beeld zoals het wordt opgehangen aan de hand van illusies van een minderheid van de syndicale leiding, dat heel goed te begrijpen valt, maar niettemin verkeerd is, dat is het echte beeld zoals het bestaat in het bewustzijn van de arbeiders, de vrucht van de klassenstrijd. In dit bewustzijn is de vakbond een stukje van het socialisme. ‘Dat het zich dan durft te tonen zoals het is ...’[2]

III

Rosa Luxemburg zag dan ook, ondanks heel wat kritiek op de bolsjewieken, de revolutie, net als Lenin en Trotski als een voortdurend proces dat niet mocht onderbroken worden.

Doch met het probleem van de Grondwetgevende Vergadering en het stemrecht was niet alles gezegd: we moesten het nog hebben over het opheffen van de belangrijkste democratische garanties. Waarborgen die van het grootste belang zijn voor een gezond openbaar bestuur, opdat de werkende bevolking haar activiteiten zou kunnen ontplooien: vrijheid van pers, vereniging en vergadering, nu alle tegenstanders van de sovjetregering buiten de wet waren gesteld. De argumenten die Trotski naar voor schoof om de inbreuken op deze rechten goed te praten zijn allesbehalve sluitend. Integendeel, het is algemeen erkend en staat onomstotelijk vast dat zonder een onbeperkte vrijheid van pers, zonder onbelemmerde mogelijkheid op vergadering en vereniging de bevolking totaal niet in staat is om de macht uit te oefenen.

Lenin zegt dat de burgerlijke staat een instrument is om de arbeidersklasse onder de knoet te houden, de socialistische staat zou dan een instrument zijn om de bourgeoisie te onderdrukken. Het zou dan gaan om een omgekeerde kapitalistische staat. In deze simplistische voorstelling van zaken wordt het belangrijkste uit het oog verloren: de bourgeoisie heeft als heersende klasse geen nood aan een bevolking die politiek geschoold is, en zeker niet meer geschoold dan binnen bepaalde grenzen. Voor de dictatuur van het proletariaat is die opleiding van levensbelang, zonder kan die staat niet bestaan ...

Deze reusachtige opdracht waaraan de bolsjewieken, vol moed en vastberaden, zijn begonnen, vereist dat de bevolking op een heel intensieve manier politieke scholing krijgt, waarbij een hele hoop ervaringen, zonder de aanwezigheid van politieke vrijheden, niet mogelijk zijn.

Als die vrijheden er enkel zijn voor de aanhangers van de regering, voor de leden van één partij, hoe talrijk die ook mogen zijn, dan kunnen we nauwelijks van vrijheid spreken. Vrijheid is altijd de vrijheid voor wie een andere mening heeft. Niet dat we een overdreven belang hechten aan ‘rechtvaardigheid’; maar omdat alles wat besloten ligt in de politieke vrijheid van leerzaams, heilzaams en louterends daarmee verband houdt. Dit schiet zijn doel voorbij wanneer vrijheid een voorrecht worden.

De bolsjewieken zelf, zullen, met de hand op het hart, niet ontkennen, dat ze, stap per stap, aarzelend en op de tast, te werk zijn gegaan, dat ze geprobeerd hebben, geëxperimenteerd, langs alle kanten proeven hebben gedaan, en dat heel wat van hun maatregelen geen pareltjes zijn geweest. In die zin moet het er aan toegegaan zijn, en zal het er aan toegaan wanneer wij tot de daad zullen overgaan — hoewel mogelijks niet overal de omstandigheden zo moeilijk zullen zijn.

De stilzwijgende voorwaarde waaraan de theorie van de dictatuur van Lenin en Trotski zou moeten voldoen veronderstelt dat de overgang naar het socialisme zoiets zou zijn waarvoor de revolutionaire partij een kant en klaar recept op zak heeft, dat enkel nog krachtdadig moet worden gerealiseerd. Jammer genoeg, — of is het godzijdank — heeft de partij geen dergelijk concept. Verre van de optelsom van weloverwogen voorschriften die nog enkel in de praktijk moesten worden gebracht, is de concrete en praktische realisatie van het socialisme, als economisch, sociaal en juridisch systeem, iets dat schuil gaat in de nevels van de toekomst. Wat in ons programma staat, zijn slechts aanwijzingen, die de weg aanwijzen waar de te nemen maatregelen dienen gezocht, wegwijzers die eerder tonen wat we niet willen. Wij weten ongeveer wat er dient te verdwijnen, om de weg vrij te maken voor een socialistisch economisch stelsel: echter hoe de duizenden en duizenden praktische maatregelen er zullen uitzien, grote en kleine, om de socialistische principes binnen te brengen in het recht, in de sociale verhoudingen, daaromtrent bestaat er geen partijprogramma, geen socialistisch handboek, dat ons hierover inlichtingen verschaft. Dit is geen tekortkoming, integendeel, het is een voordeel van het wetenschappelijk socialisme op het utopisch socialisme: het socialistisch systeem kan en mag enkel de vrucht zijn van de geschiedenis, geboren uit de schoot zelf van de ervaring, op het uur van de realisatie. Uit de weg die de levende geschiedenis heeft afgelegd, zoals de organische natuur, waar zij in laatste instantie een onderdeel van is. Uit goede gewoonte schept ze uit een reële sociale behoefte de middelen om hieraan te voldoen, met het probleem brengt ze de oplossing. Maar, als dit inderdaad zo is, dan is het vanzelfsprekend dat het socialisme, als van nature, niet kan per octrooi toegekend worden, niet per keizerlijk decreet kan uitgevaardigd worden. Er zijn als voorafgaande voorwaarde een reeks krachtige maatregelen nodig tegen het privaat bezit, enz. Wat negatief is, wat zal vernietigd worden, dat kan men verordenen, wat zal opgebouwd worden, geenszins. Een wit blad. Duizenden problemen. Enkel de ervaring kan correcties aanbrengen en nieuwe wegen openen. Enkel een vastberadenheid zonder belemmeringen die de weg inslaat van duizenden nieuwe dingen, dat improviseert, krijgt een scheppende kracht, verbetert zelf haar fouten. Zo het openbare leven van de Staten met beperkte vrijheid zo pover is, zo armzalig, zo schematisch, zo onvruchtbaar, dan is het juist omdat de democratie uitgesloten werd, dan is het juist omdat ze het intelligente denken van de levende mens afsluit voor elke verrijking en voor iedere vooruitgang. (Het bewijs: de jaren 1905 en volgende, de maanden februari-oktober 1917) Wat politiek juist is, is ook juist economisch en sociaal.

De hele bevolking moet kunnen deelachtig zijn. Anders wordt het socialisme een verordening, per octrooi toegekend, van op het groene bureaublad van een tiental intellectuelen.

Een volledige openbare controle is nodig. Anders wordt het uitwisselen van ervaringen enkel mogelijk binnen een beperkte kring van ambtenaren van de nieuwe regering. Corruptie wordt onvermijdelijk.(De woorden van Lenin, ‘Mitteilungsblatt, n° 21)

De socialistische praktijk vereist een volledige intellectuele ommekeer bij de grote massa, die door eeuwen burgerlijke overheersing is gedegradeerd. Sociale gevoelens in plaats van egoïstische instincten, massa initiatieven in plaats van berusting, een idealisme dat alle inspanningen overstijgt, enz. Niemand weet dat beter, beschrijft het met meer kracht, herhaalt het met meer koppigheid dan Lenin. Echter, hij vergist zich volledig in de middelen: decreten, dictatoriale macht voor de inspecteurs in de bedrijven, draconische boetes, terreurregime, het zijn zovele lapmiddelen. De enige weg die naar de wederopstanding leidt dat is de school zelf van het openbare leven, de meest brede en onbeperkte democratie, de openbare opinie. Het is precies de terreur die demoraliseert.

Behalve dat, wat blijft er dan over? Lenin en Trotski hebben in de plaats vertegenwoordigende instellingen in het leven geroepen die waren voortgesproten uit algemene volksverkiezingen, de sovjets als de enig echte vertegenwoordigers van de arbeiders. Echter, wanneer het politieke leven in heel het land wordt verstikt dan is het onvermijdelijk dat het leven in de sovjets zelf meer en meer wordt verlamd. Zonder algemene verkiezingen, zonder onbeperkte vrijheid van pers en vergadering, zonder vrije confrontatie tussen de opvattingen, dan sterft in de openbare instellingen het leven af, het wordt een leven in schijn, waar de bureaucratie het enige element is dat actief blijft. Dat is een wet waar niets of niemand zich aan onttrekt ... Het openbare leven valt langzaam in slaap: enkel een dozijn partijchefs, met een onuitputtelijke energie en met een grenzeloos idealisme, leiden en regeren; de leiding is in feite in handen van een dozijn mensen met uitstekende hersenen, en een elite van de arbeidersklasse wordt af en toe op vergaderingen bijeengeroepen om de toespraken van de chefs van applaus te voorzien: om eenparig resoluties te stemmen die men hen heeft voorgelegd — het is dus in de grond de regering van een kliek — een dictatuur, dat is juist, maar nog niet de dictatuur van het proletariaat, neen: de dictatuur van een honderdtal politiekers, m.a.w. de dictatuur in de burgerlijke betekenis van een jacobijnse overheersing (de congressen van de sovjets werden pas om de zes maanden gehouden in plaats van om de drie maanden!). En er is nog meer: een dergelijke toename brengt noodzakelijk een toename van de verruwing met zich mee binnen het openbare leven: aanslagen, gijzelaars, gefusilleerden, enz. (Toespraak van Lenin over de discipline en de corruptie).

En toch, ook hier, is de terreur een zwaard dat stomp is, om maar niet te zeggen, dat snijdt langs twee kanten. De meest draconische onder alle vormen van summiere rechtspraak staat machteloos tegen de uitbarstingen van baldadigheden van de schooiers onder het proletariaat. Meer nog, elke vorm van langdurige staat van beleg leidt onvermijdelijk tot willekeur, en elke willekeur heeft op de samenleving een verdorven invloed. De enige doeltreffende mogelijkheden die de proletarische revolutie kan beschermen zijn hier zoals altijd, radicale politieke en sociale maatregelen, een zo snel mogelijke hervorming van de maatschappij, maatregelen met sociale garanties voor de bevolking en het cultiveren van een revolutionair idealisme, dat pas duurzaam kan standhouden door een intens actief handelen van de bevolking, in het kader van een onbeperkte politieke vrijheid.

Zoals tegen infecties en ziektekiemen de vrije zonnestralen doeltreffender zijn dan ontsmettingsmiddelen en andere geneesmiddelen, zo ook is het de revolutie zelf en haar opbeurend principe, de mentaliteit, het actieve leven, de verantwoording tegenover zichzelf die ze bij de bevolking oproept, bijgevolg de grootste politieke vrijheid die er de vorm aan geeft, die er de weldoende zon en de vredebrengende engel van is ...

Het is de historische opdracht van het proletariaat, eens aan de macht, om in de plaats van de burgerlijke democratie, een socialistische democratie in te stellen, en niet om iedere vorm van democratie te vernietigen. En wel, de socialistische democratie neemt geen aanvang eenmaal in het Beloofde Land, nadat de substructuur van de socialistische economie is opgebouwd, als geschenk van de Kerstman voor het moedige volkje dat ondertussen trouw het handvol socialistische dictatoren heeft gesteund. De socialistische democratie neemt een aanvang op het eigenste ogenblik waarop een begin werd gemaakt met het neerhalen van de heerschappij van de burgerlijke klasse en wanneer de opbouw van het socialisme begint. Het neemt een aanvang op het ogenblik dat door de socialistische partij de macht wordt veroverd. Het is niets anders dan de dictatuur van het proletariaat.

Ja, inderdaad: dictatuur! Maar deze dictatuur bestaat erin hoe de democratie in de praktijk wordt gebracht, niet in het afschaffen van de democratie; een krachtdadige en vastberaden gebruik van de verworven rechten van de burgerlijke economie, zonder dewelke de socialistische transformatie niet mogelijk is. Doch die dictatuur moet het werk zijn van een klasse en niet van een kleine minderheid, die in naam van de klasse de leiding in handen heeft: anders gezegd, ze moet de vrucht zijn, naarmate, de bevolking actief betrokken is, onder haar directe invloed blijft, onderworpen is aan een totale openbare controle, het product is van de groeiende politieke mondigheid van het volk.

Het is heel zeker in die zin dat de bolsjewieken zouden gehandeld hebben ware er niet de versschrikkelijke druk geweest van de wereldoorlog, van de Duitse bezetting, en van alle buitensporige problemen die ermee gepaard gingen, problemen die elke socialistische politiek moeten ondergraven, zelfs vervuld van de beste bedoelingen, en van de meest schitterende principes.

Een sterk argument in die zin is gegeven door het zo overvloedig hanteren van de terreur door de Radenregering en meer bepaald in de laatste periode die het ineenstorten van het Duitse imperialisme voorafging, als gevolg van de aanslag op de Duitse ambassadeur. Deze banale waarheid dat revoluties geen rozenwater zijn, is op zich voldoende.

Alles wat in Rusland gebeurd is kan verklaard worden: het is een onvermijdelijke aaneenschakeling van oorzaken en gevolgen, waarvan het vertrekpunt en het eindpunt zijn: het tekort schieten van het Duitse proletariaat en de bezetting van Rusland door het Duitse imperialisme. Het ware bekrompen geweest om aan Lenin en de zijnen, onder dergelijke omstandigheden, het bovenmenselijke te vragen, om als bij wonder, de mooiste der democratieën, het modelvoorbeeld van de dictatuur van het proletariaat, en een welvarende socialistische samenleving te eisen. Door hun resoluut revolutionaire houding, hun voorbeeldige slagkracht, en hun onwankelbare trouw aan het internationaal socialisme, hebben ze werkelijk gedaan wat kon gedaan worden onder moeilijke omstandigheden. Het gevaar begint waar ze, van de nood een deugd makend, de tactiek waartoe deze fatale omstandigheden hen hebben gedwongen, dit hoe dan ook ineenknutselden tot een theorie die ze wilden aanbevelen, die door het internationaal proletariaat kon nagebootst worden, als het model voor een socialistische tactiek. Zodoende zetten ze helemaal ten onpas hun eigen persoon in de schijnwerpers en hun eigen reële en onbetwistbare verdiensten onder de korenmaat van feiten opgedrongen door de noodzaak. Zo bewezen ze het internationaal socialisme, in naam waarvoor ze uit liefde gestreden en geleden hadden, een slechte dienst, wanneer ze de bedoeling hadden om in haar grondsop, als nieuwe wetenschap, alle vergissingen die in Rusland zijn begaan, onder dwang en noodzaak, te willen herhalen, die per slot van rekening enkel de weerbots waren van het failliet van het internationaal socialisme tijdens deze wereldoorlog ...

... Lenin en Trotski en hun vrienden zijn de eersten geweest die door hun voorbeeld het wereldproletariaat zijn voorafgegaan en het zijn tot heden de enigen die met Ulrik de Hutten mogen roepen: ‘Ik heb het gedurfd!’.

Dit is het essentiële, en wat blijvend is in de politiek van de bolsjewieken. Zodoende komt hen in de geschiedenis de onsterfelijke verdienste toe dat ze de leiding hebben genomen van het internationaal proletariaat door de politieke macht te veroveren en door in de praktijk het probleem van de opbouw van het socialisme te stellen. Zo hebben ze de rekening vereffend tussen Kapitaal en Arbeid. In Rusland kon de kwestie niet anders worden gesteld: in Rusland zelf was er geen oplossing. In die betekenis behoort de toekomst overal aan het ‘bolsjewisme’.

De dag voor ze werd vermoord had Rosa Luxemburg haar laatste artikel geschreven: ‘De orde heerst te Berlijn’.[3]

Wat leert ons de geschiedenis van het socialisme en de moderne revoluties? Toen voor de eerste keer de klassenstrijd in Europa zijn opwachting maakte, werd het een nederlaag. De opstand in 1831 van de canuts te Lyon werd een zware mislukking. Een nederlaag ook voor de chartists in Engeland. Een verplettering voor het Parijse proletariaat tijdens de junidagen van 1848. De Commune van Parijs tenslotte leed een verschrikkelijke nederlaag. De weg naar het socialisme — gezien in het kader van de revolutionaire opstanden — is geplaveid met nederlagen.

En toch zal haar geschiedenis onvermijdelijk, stap per stap, leiden tot de uiteindelijke overwinning! Waar zouden we staan, zonder al die nederlagen, waaruit zouden we de lessen kunnen trekken, waar zouden we de kracht en het idealisme vandaan halen die ons begeesteren? Vandaag, pas aan de vooravond van het beslissende gevecht, in de strijd van het proletariaat, hebben we tijdelijk te maken met deze nederlagen, doch we kunnen er geen enkele naast ons neerleggen. Want uit ieder van deze mislukkingen putten we onze kracht, een deel van onze inzichten en doelstellingen.

Het revolutionaire gevecht staat haaks op de parlementaire strijd. Vier decennia lang hadden we in Duitsland op parlementair vlak enkel ‘overwinningen’ gekend: we vlogen letterlijk van de ene zege naar de andere. En wat zagen we op 4 augustus 1914, toen we oog in oog stonden met de geschiedenis? Een politieke en morele afgang, zonder weerga, de totale ontreddering, het totale bankroet. Ook de revoluties hebben niks dan nederlagen opgeleverd, doch deze niet te vermijden mislukkingen, dat zijn juist de garanties van de uiteindelijke overwinning.

Op één voorwaarde, zoveel is zeker! Er moet nagegaan worden onder welke omstandigheden er telkenmale een nederlaag werd geleden. Was het omdat het energieke optreden van het volk te pletter was gelopen op historische omstandigheden, die nog niet volledig rijp waren, of waren die toe te schrijven aan de interne halfslachtigheid, de besluiteloosheid en zwakte die de revolutionaire strijd hadden verlamd? ...

Met deze historische vraag voor ogen, wat te denken van de nederlaag tijdens wat de ‘week van Spartacus’ wordt genoemd? Komt het omdat de revolutie te onstuimig was, omdat de omstandigheden onvoldoende rijp waren, of juist omdat de opstand te zwak was?

Het was zowel het ene als het andere! Deze crisis had een dubbel karakter, er was de tegenstelling tussen de krachtige en vastberaden aanval van het volk van Berlijn en de besluiteloosheid, het gebrek aan slagkracht van de leiding. Dit waren de kenmerken.

De leiding was tekort geschoten. Doch er kan en er moet een nieuwe leiding komen, een leiding die uit het volk geboren wordt en door het volk gekozen. Het volk is beslissend, de rots waarop de uiteindelijke overwinning van de revolutie zal gebouwd worden.

_______________
[1] La Révolution Russe, Rosa Luxemburg — François Maspéro (Bibliothèque socialiste).
[2] Grève de Masse, Parti et Syndicats — Maspèro — (Bibliothèque socialiste).
[3] Les Sparatacistes — 10/18 — L’Allemagne en révolution, présentée par Gilbert Badia (Edition Gallimard — collection Archives).