Geschreven: oktober 1966
Bron: La Gauche, nr. 38, 15 oktober 1966
Transcriptie en vertaling: Valeer Vantyghem
Oorspronkelijke titel: Défense de la révolution vietnamienne
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
Laatste bewerking: 05 mei 2009
Van Paul Henri Spaak kan niet gezegd worden dat hij geen gelegenheid onverlet laat om zich bij een verkeerde zaak aan te sluiten, een zaak die dan ook nog ingaat tegen de belangen van de mensheid en van het socialisme. Hij heeft zich zozeer vereenzelvigd met de westerse burgerij (‘de westerse christelijke beschaving’) dat met dezelfde vanzelfsprekendheid waarmee hij vroeger de deugden van het socialisme verheerlijkt hij nu de deugden van ‘the American way of live’ aanprijst. Het miljoen frank dat hij ieder jaar verdient als beheerder van de Bell Telephone Corp. kan als vergoeding niet overdreven genoemd worden voor de ijver waarmee hij de dienst uitmaakt van het grootkapitaal. Paul Henri Spaak was minister van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk België in de tussenperiode dat hij algemeen secretaris van de NATO was geweest en beheerder van de Bell Telephone § Telegraph Corp. Hij kon er nog de schijn hoog houden door zijn onbetwistbare gave om te improviseren en zijn zin voor synthese. Maar we weten dat hij zijn dossiers niet al teveel raadpleegde. Dit betekent, om het scherper te stellen, dat hij het meestal over zaken heeft waarvan hij het fijne niet kent.
We moeten rekening houden met die onwetendheid wanneer we kennis nemen van het artikel dat de ex-socialist en de ex-minister van Buitenlandse Zaken heeft laten verschijnen in ‘Le Soir’ van 4 oktober 1966. Hij spelt er generaal de Gaulle de les over de manier waarop de vrede in Vietnam moet terugkeren.
Met zijn rede in Phnom-Penh zou de Gaulle een schitterende kans hebben laten liggen om de stilte te bewaren. Want kan men voor bemiddelaar spelen in een conflict wanneer men eenzijdig een eis richt tot de betrokken partijen? Wat niet naar de zin is van Paul Henri Spaak is de vraag om de troepen uit Zuid-Vietnam terug te trekken. Die vraag tart zijn gevoelens op het gebied van verdelende gerechtigheid.
Volgens Spaak verspreidt de Gaulle een ‘legende’. Die beweert immers dat de aanwezigheid van de Verenigde Staten in Zuid-Vietnam de oorzaak is van een herbegonnen oorlog ondanks het afsluiten van de akkoorden van Genève. En hij, P.H. Spaak, zal de ‘historische waarheid’ in ere herstellen:
‘Na de akkoorden van Genève in 1954, gedurende vijf jaar ongeveer, vond er binnen de relaties tussen Noord en Zuid-Vietnam geen enkele ernstige botsing plaats. Ze ontwikkelden zich ongeveer normaal. Het was in 1959 dat de communistische partij van Noord-Vietnam verklaarde, tijdens haar congres, dat haar belangrijkste taak was hulp te bieden aan haar politieke medestanders in Zuid-Vietnam. Dit politieke doel werd onmiddellijk overgenomen door de regering van Hanoi ... Vanaf toen is men de zaken beginnen te verknoeien.’
Spaak verwijst uitdrukkelijk naar de akkoorden van Genève. Verder in zijn artikel stelt hij dat, om de vrede in Vietnam te herstellen, ‘de principes in 1954 te Genève uitgewerkt herzien moeten worden’. Dus moeten we even het geheugen opfrissen, een geheugen dat zo ineens de ex-minister van Buitenlandse Zaken in de steek heeft gelaten.
Want wat was het belangrijkste doel van de akkoorden van Genève die een einde moesten maken aan de burgeroorlog in Vietnam? Een burgeroorlog die nog eens bovenop de bevrijdingsstrijd tegen de invallers van het Franse imperialisme was gekomen. Dit doel was de hereniging van het land door middel van algemene verkiezingen die moesten plaats vinden vóór 20 juli 1956 (dus twee jaar na het ondertekenen van de akkoorden van Genève).
Men had nog kunnen beweren dat de leiders van het Vietnamese ondergrondse verzet ongelijk hadden toen ze hun vertrouwen stelden in de handtekening van de imperialistische grootmachten. Deze hadden immers een lange geschiedenis achter de rug om hun verdragen met de ‘Derde Wereld’ met de voeten te treden. We kunnen als verzachtende omstandigheden aanhalen dat ze dit hebben gedaan onder de gezamenlijke druk van Moskou en Peking. Hoe dan ook kunnen ze er niet van beschuldigd worden dat ze akkoorden van Genève hebben geschonden. Zelfs Spaak zou hen voor de periode tot 1959 een bewijs van goed gedrag en zeden toekennen.
Wie heeft dan verhinderd dat de akkoorden van Genève werden toegepast en wie heeft geweigerd dat er vrije verkiezingen werden gehouden? Inderdaad, de regering Diem die sinds 7 juli 1954 te Saigon was geïnstalleerd, enkele dagen voor de akkoorden van Genève werden ondertekend.
Wie heeft aan de regering Diem de toelating gegeven om op die manier de internationale publieke opinie een rad voor de ogen te draaien, de imperialistische machten Groot Brittannië en Frankrijk inbegrepen? Deze hadden nochtans de akkoorden ondertekend en verkiezingen geëist. Natuurlijk, de Verenigde Staten, die, toen deze regering was gevormd, te Saigon hun militaire missie hebben versterkt. Op 12 februari 1955 hadden ze besloten de opleiding van het leger van Diem ter hand te nemen en schonken hem daartoe tussen 1955 en 1957 een half miljard dollar.
In tegenstelling met wat Spaak beweert dat ‘in Zuid-Vietnam het aantal Amerikaanse militairen tot 1961 nooit de zevenhonderd eenheden heeft overschreden’, schreef de travaillistische volksvertegenwoordiger William Warley dat er op dat ogenblik in Zuid-Vietnam 2.000 Amerikaanse officieren waren om het leger van Diem te trainen en ‘raad te geven’ (‘France Observateur’, 8 augustus 1957). De regering van de Verenigde Staten heeft dit bovendien nooit geheim gehouden. We lezen in het informatiebulletin van de State Department van 11 juni 1956 de volgende verklaring van M.W. Robertson, onderminister verantwoordelijk voor het Verre Oosten:
‘Onze eerste inspanningen zijn erop gericht om Vietnam te helpen de veiligheidstroepen in stand te houden die bestaan uit een geregeld leger van 150.000 manschappen, een mobiele burgerwacht van 45.000 soldaten en lokale eenheden die strijd leveren tegen de subversie in de dorpen. Wij zijn bezig aan de troepen geld en uitrusting te leveren en we hebben de opdracht om het Vietnamese leger te trainen’.
Wij weten reeds bij monde van Spaak dat Noord-Vietnam ‘vóór 1959’ niks had ondernomen tegen de akkoorden van Genève. Door te spreken daar waar Spaak heeft gezwegen weten we ook dat deze akkoorden vanaf 1956 zijn verscheurd geworden door het regime van Diem en dat dit regime zoiets enkel kon omdat de Verenigde Staten de zaken volledig in handen hadden genomen. Bijgevolg weten we wie verantwoordelijk is voor de oorlog in Vietnam: het Amerikaanse imperialisme.
Maar, zal Spaak ons tegenwerpen, er was de ‘communistische subversie’ die vanaf 1955 moest bestreden worden ... Laten we hierbij opmerken dat in zijn artikel verschenen in ‘Le Soir’ Spaak het nergens heeft over een ‘communistische subversie’ vóór 1959, want volgens hem ‘begonnen de zaken pas verknoeid te raken vanaf dat jaar’.
En laat ons nog wat meer het geheugen opfrissen van deze vreemdsoortige aanhanger van het ‘democratisch en humanistisch socialisme’, van deze voorvechter van de ‘christelijke beschaving’ omtrent zijn stelling dat de zaken tussen juli 1954 en 1959 in Vietnam niet waren ‘verknoeid’.
Vanaf 1955 begonnen de benden van Diem op het platteland jacht te maken op vroegere weerstanders, ‘troebele elementen’ en ‘communisten’. Ze voerden die jacht met een afgrijselijke wreedheid, de nazi’s waardig (een van die vroegere chefs heeft ondertussen Diem vervangen als dictator. Hij heet Ky en verkondigt openlijk dat Hitler zijn voorbeeld is). Iedere vorm van democratische vrijheden werd openlijk onderdrukt. Het artikel 14c van de akkoorden van Genève dat elke represaille tegen de vroegere Vietnamese weerstanders verbiedt werd publiekelijk geschonden.
Elkeen die gevat werd bij het verdelen van een communistische krant of vlugschrift, zelfs bij het lezen ervan, werd onmiddellijk neergeschoten. In de concentratiekampen zaten duizenden mensen opgesloten. Alleen al in het kamp van Phuloi zijn er sinds 1958 duizenden gevangenen om het leven gekomen. Volgens een officiële boodschap aan de Internationale Controle Commissie ingesteld door de akkoorden van Genève vanwege de regering van Hanoi door vergiftiging.
En een niet communistische Duitse journalist:
‘de bevolking in de dorpen werd bij duizenden bijeen gedreven, hun huisjes verbrand, hun rijstvoorraad meegenomen en vernield’ (Hans Hinle: ‘Chinas Schutten über Südent-Asien’, p. 247).
De toestand kan het best worden samengevat in het oordeel dat de stafchef van het Amerikaanse leger, generaal Wheeler, heeft geveld over de broer van Diem, Nhu, de minister van Binnenlandse Zaken:
‘Nhu was een verschrikkelijke terrorist wiens terreur heel het volk tegen de regering in het harnas heeft gejaagd’.
Ziehier een getuige die Paul Henri Spaak moeilijk als een ‘communist’ kan wraken. Zijn verklaring is klaar en duidelijk: het is de bloedige repressie van dictator Diem die het Vietnamese volk op de weg heeft gezet naar de gewapende opstand.
Had dit volk dan niet het gelijk aan zijn kant toen het dit deed? Ja, duizend maal ja! Weet Spaak dan niet dat de Onafhankelijkheidsverklaring van de Verenigde Staten het recht tot opstand proclameert? Het is een heilig recht, wanneer het volk wordt geconfronteerd met een tiranniek regime tegenover het welke het niks kan ondernemen tenzij met geweld? Weet hij dan niet welke de ervaring was met het fascisme in Europa? Had hij dan liever gehad dat de Vietnamezen zich lieten onderdrukken en massaal lieten uitmoorden zonder zich te verzetten tegen deze bloedige tirannie?
Wat hij niet lijkt te weten is dat deze weerstand er eerst is gekomen van de kant van milieus die noch communistisch waren, noch banden hadden met Noord-Vietnam. Dat deze weerstand al sinds 1958 de omvang had van een echte bevrijdingsoorlog (het Zuid-Vietnamese leger moest op grote schaal operaties uitvoeren vanaf juli 1958 in vier provincies van Cochin China die tegen Saigon in opstand waren gekomen).
Welnu, volgens zijn eigen woorden was er op dat ogenblik in het Zuiden geen enkele tussenkomst van de kant van Noord-Vietnam. We hadden hier dus te maken met een zuivere volksopstand, die slechts laattijdig werd erkend en gesteund door de KP van Noord-Vietnam, en dat vanaf september 1960. Want het is toen, en niet in 1959, dat in Hanoi het fameuze congres heeft plaats gevonden, volgens Spaak, het moment waarop ‘ het verknoeien van de zaken begonnen was’ ...
Waarom is een volk dan in opstand gekomen tegen een tirannie die tot de tanden bewapend was door de Amerikaanse vrienden van P.H. Spaak? Heeft onze ex-socialist dan zozeer de kennis verloren opgedaan tijdens zijn jeugdjaren dat hij zich zelfs niet langer de vraag stelt of die opstand geen sociale oorzaken zou kunnen hebben?
Deze oorzaken zijn makkelijk vast te stellen. Voor het afsluiten van de akkoorden van Genève had de revolutie in Zuid-Vietnam uitgestrekte gebieden bevrijd. Het regime van de grootgrondbezitters was er verdwenen; de grond was onder de boeren verdeeld. Zelfs keizer Bao-Daï had zich verplicht gezien om de grondpacht sterk in te perken.
Toen de akkoorden van Genève waren afgesloten hebben de feodale grootgrondbezitters die in het Noorden onteigend waren zich als een wolk sprinkhanen op de vruchtbare gronden van het Zuiden gestort. Ze kregen al snel het gezelschap van de vroegere feodale grondbezitters die in het Zuiden door de revolutie verjaagd waren geweest. De grond werd aan de feodale heren teruggeven. De grondpacht werd vastgelegd op het niveau van voor de revolutie. Vanaf 1958-59 hebben in Zuid-Vietnam de grootgrondbezitters 45 % in bezit van de oppervlakte die met rijst wordt bezaaid!
Boeren die grond hadden verworven en die weer worden afgenomen om die terug te geven aan de vroegere uitbuiters: ge moet niet ver zoeken om de oorzaken te kennen voor de explosieve toestand die sinds 1955 Zuid-Vietnam heeft gekenmerkt.
En een ex-socialist die vindt dat de zaken ‘normaal’ verlopen wanneer een half fascistische dictatuur wordt ingesteld; als er duizenden gevangenen worden gemarteld en gedood; als er overal concentratiekampen worden opgezet; als de linkse verzetsmensen en de communisten uitgeroeid worden; als de grond wordt teruggegeven aan de feodale heren; als er twintig keer meer wordt uitgegeven voor de politie dan voor het onderwijs. Een ex-socialist die dat alles ‘ongeveer normaal’ vindt, maar meent dat de zaken verknoeid worden wanneer na vijf jaar Amerikaanse interventie en drie jaar van volksopstand, Noord-Vietnam eindelijk hulp zendt naar zijn broeders in het Zuiden. Welk antwoord kan men geven aan een dergelijk mens, tenzij men de betekenis van het woord niet langer kent: ‘Schande’ ...
De discussie tussen La Gauche en de redacteuren van de Drapeau Rouge over hoe Vietnam op de meest doeltreffende manier kan verdedigd worden is terug opgenomen. Rosine Léwine heeft een antwoord gegeven in n° 1 (nieuwe reeks) van de Drapeau Rouge — wekelijks (1 oktober 1966) op het artikel verschenen in La Gauche van 24 september 1966. De redactie van de Drapeau Rouge antwoordt ons met drie argumenten.
‘Ernest Mandel, zegt ze, verwijt aan de communisten dat ze zich wat te gemakkelijk afmaken met de acties van de democratische volksmassa’s van de kapitalistische landen die de Vietnamese impasse kunnen doorbreken’.
Aldus gesteld, is het probleem natuurlijk niet zoals we het hebben neergeschreven. De actie van de werkende bevolking van de kapitalistische landen zou van reëel nut zijn om op het Amerikaans imperialisme druk uit te oefenen om zich uit Vietnam terug te trekken ... zo het zou gaan om een effectieve en doeltreffende tussenkomst.
Zo de dokwerkers en de spoorwegarbeiders uit alle kapitalistische landen zouden weigeren om wapens, munitie en Amerikaanse soldaten naar Vietnam te transporteren, zo er in de grote imperialistische landen zou gestaakt worden en voortdurend betoogd als steun aan de strijders van de Vietnamese revolutie; zo er tienduizenden vrijwilligers vanuit Japan naar Vietnam zouden vertrekken, vanuit Groot Brittannië, Frankrijk en Italië om de strijd van het FLN te ondersteunen; zo die beweging almaar sterker wordt en zo het kapitalisme in twee of drie sleutellanden van de wereld wordt bedreigd ... dan zou het Pentagon, dat de situatie beoordeelt in termen van wisselende machtsverhoudingen en sociale krachten, tot het besluit kunnen komen dat, alles bijeen, het terugtrekken uit het wespennest van Vietnam, hen minder duur te staan zal komen dan de agressieoorlog verder te zetten.
Doch de vraag in zulke termen stellen is er tegelijkertijd een antwoord op geven. Als we realistisch blijven, zien we niet goed hoe in de komende maanden acties van deze omvang zullen losbarsten. Welnu, het is in de komende maanden dat het imperialisme nieuwe stappen voorwaarts zal zetten in zijn agressieve stormloop. Het is op deze sterker wordende agressie — waarvan het risico bestaat dat China erbij wordt betrokken — dat het meest efficiënte antwoord dient te worden gevonden.
Heel zeker, de strijd om de werkende bevolking van West-Europa te mobiliseren voor de Vietnamese revolutie moeten we verder zetten en zelfs breder maken. Dat zullen we ook in België doen. Maar we twijfelen er sterk aan of de ‘druk’ van de Gaulle; of een petitiecampagne ‘voor de vrede’, of dat welk diplomatiek initiatief dan ook, zullen volstaan om het imperialisme dat in de aanval is gegaan een halt toe te roepen.
De USSR moet het imperialisme verwittigen dat het in geval van een agressie aan de kant van China zal staan. ‘ Hoe kan (de USSR) haar belofte in de praktijk nakomen, zo morgen bij een militair treffen de Amerikanen tegenover de Chinezen komen te staan ...? Hoe kan de USSR China ter hulp komen? Niet door conventionele wapens te sturen, vliegtuigen, pantserwagens, soldaten, want Peking weigert iedere samenwerking’: dit was het argument dat Rosine Léwine gaf toen we de KP uitnodigden om haar oproep bij de onze te voegen waarin we vroegen dat de USSR de Verenigde Staten openlijk zou waarschuwen dat iedere aanval tegen China zal beschouwd worden als een aanval tegen de Sovjet-Unie zelf.
Dit argument lijkt ons uiterst zwak. Vooreerst, het ware belachelijk dat wij aan het opperbevel van het sovjetleger gaan vertellen wat het moet doen. Maar niemand zal ons wijsmaken dat, zo het niet kan tussenkomen op het Chinese grondgebied zelf, het in Azië en in de Stille Zuidzee over geen enkel middel beschikt om een Amerikaanse aanval tegen China te beantwoorden. Er bestaan toch onderzeeërs en lange afstand bommenwerpers. Op een groot aantal plaatsen in Azië bevinden er zich toch Amerikaanse troepen. Moeten we een tekening maken?
En verder, hoe is het mogelijk dat Rosine Léwine niet inziet dat een dergelijke verklaring vanwege de sovjetregering het belangrijkste argument van de Chinese leiders zou ontkrachten. Ze hebben het over een geheime alliantie van de Amerikanen en de Sovjets tegen China? Maar wanneer dit argument dan toch wordt weerhouden, dan zal de Chinese leiding toch niet verder op die manier kunnen praten, en dit om evidente redenen van zelfverdediging. Als de Amerikaanse aanval er werkelijk komt, dan zullen de Chinese leiders wel heel snel een route openstellen om de sovjethulp naar China te brengen.
Maar de kwestie ligt elders. Waarop we de nadruk hebben gelegd, is het feit dat de escalatie van het imperialisme voorzichtig verloopt, stap per stap, terwijl zorgvuldig wordt gespied, op alle vlak, hoe de tegenstander zal reageren.
Een agressie tegen China is al even goed mogelijk als een landing van Amerikaanse troepen op de kusten van de Democratische Republiek van Vietnam. Dit zal pas gebeuren wanneer Washington denkt dat het straffeloos tot de actie kan overgaan.
Het is met een grote waarschijnlijkheid dat door een plechtige verwittiging van de kant van Moskou, gesteund door een demonstratie van kracht die aantoont dat het de sovjetregering menens is met haar engagement, een agressie tegen China vermeden wordt. Zo kan een nieuwe fase in de escalatie van de Amerikaanse agressie uit de weg worden gegaan.
Heden is dit het grote risico dat de mensheid loopt. Washington zou kunnen geloven dat in een conflict tussen de USA en China de USSR niet zou tussenkomen dat het dan te laat merkt dat het zich hier heeft vergist. Maar eenmaal dat moment aangebroken zou de Verenigde Staten reeds te diep geëngageerd zijn om nog terug te kunnen. Dan zou men recht op een wereldoorlog afstevenen. Zoiets klaar en duidelijk stellen, onmiddellijk, betekent dat men dit risico uit de weg gaat.
Een laatste argument van Rosine Léwine: ons voorstel zou de Sovjet-Unie overleveren aan een provocatie — ze zou zich immers verplicht zien om te antwoorden door middel van atoomwapens.
Wij hebben vanzelfsprekend nergens een dergelijk monsterachtig voorstel gedaan de USSR op te roepen om het initiatief te nemen tot een nucleaire oorlog. Wij hebben voorgesteld — samen met Fidel Castro, Jean Paul Sartre, Bertrand Russell, en nog anderen — dat de USSR op de imperialistische escalatie zou antwoorden met een tegen escalatie. Dat is alles. De tegen escalatie moet evenredig zijn aan de omvang van de escalatie. Er kan geen sprake van zijn om het initiatief te nemen voor het gebruik van atoomwapens.
Wel integendeel, ons voorstel is, per slot van rekening, het enige dat een atoomoorlog kan voorkomen, door in de tegenaanval te gaan op het ogenblik dat de agressie kan tegengehouden worden met klassieke wapens. Het is enkel wanneer men de tegenaanval laat aanslepen tot op het moment dat het imperialisme zijn toevlucht gaat zoeken tot ultieme middelen — bij de laatste fase van de escalatie — dat het risico op een atoomoorlog zal toenemen.
Ons voorstel was geen poging om de Vietnamese impasse te doorbreken. Ze wil de verdediging, onmiddellijk, van de D.R. van Vietnam en de V.R. van China, bedreigd door een nieuwe Amerikaanse agressie. Om de overwinning van de revolutie in Zuid-Vietnam te verzekeren, is het nodig om de revolutionaire strijd op andere plaatsen van de aardbol op te drijven, waardoor het imperialisme zich zal verplicht zien om de krachten te spreiden, en uiteindelijk, om het Vietnamese front af te bouwen. Maar dit is een ander dispuut. We komen er nog op terug.