Geschreven: juni 1960
Bron: Links nr. 16, 11 juni 1960
Transcriptie: Valeer Vantyghem
Deze versie: spelling
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, oktober 2008
Laatste bewerking: 20 oktober 2008
Ons programma van structuurhervormingen heeft de tegenstrever zeker beïnvloed. Sinds maanden verbergen de patroons hun ongerustheid over de economische toekomst van ons land niet meer. En ook in katholieke en liberale middens heeft men het dikwijls over de gebreken van onze economische structuur.
Uit de gemeenschappelijke diagnose vloeien onvermijdelijk gemeenschappelijke technische formules voort. Vermits er te weinig geïnvesteerd wordt, moet men de investeringen bevorderen. Vermits de staatsschuld te hoog is en te vlug stijgt, moeten de openbare financiën gesaneerd worden. Vermits er een jaarlijks deficit is van de ZIV moet dit op de een of andere wijze worden gedekt. Vermits de gemiddelde werkloosheid te hoog is, moet er aan werkverschaffing worden gedaan, enz., enz..
Men zou zich echter vergissen wanneer men veronderstelt dat die gemeenschappelijke technische formules eenzelfde inhoud hebben. In werkelijkheid gaat het om geheel verschillende dingen. Voor de enen komt het erop aan, het kapitalisme voor een tweede keer in dertig jaar uit een gevaarlijk slop te helpen en te consolideren. Voor de anderen gaat het er in tegendeel om, de economie door middel van antikapitalistische maatregelen gezond te maken.
Zo spreekt iedereen over de noodzakelijke gezondmaking van de openbare financiën. Dit kan op drie verschillende manieren gebeuren:
- ofwel door de uitgaven te verlagen en aan de huidige inkomsten aan te passen;
- ofwel door de uitgaven te behouden (met of zonder een herverdeling), en de inkomsten te verhogen, ten koste van de verbruikers en van de massa van de werkende klasse;
- ofwel door de uitgaven te behouden en de inkomsten te verhogen ten koste van de bezittende klasse.
Wij hebben er meer dan eens op gewezen, dat in tegenstelling met hetgeen meestal wordt aangenomen, men in België minder belastingen betaalt, zowel in vergelijking met het nationaal inkomen als wat betreft de hoogte zelf van de belasting van elke bepaalde som dan in andere industrieel hoogontwikkelde landen van het Westen.
Wanneer dus dhr. Rey, liberaal — minister van Economische Zaken en lid van de Commissie van de Gemeenschappelijke Markt, voor een fiscale politiek pleit die de investeringen bevordert, dan eist hij niets meer en niets minder dan subsidies voor de holdings en de grote nijverheid. Want een in 1959 in het Documentatie Bulletin van het ministerie van financiën verschenen studie bewijst dat reeds vandaag zowel de autofinanciering als de totale winst van een nv minder belast worden dan in het buitenland.
In zijn te Leuven uitgesproken redevoering die zoveel stof heeft doen opwaaien, heeft dhr. Theo Lefèvre, voorzitter van de CVP, voorgesteld de uitgaven van de staat te besnoeien en de inkomsten te verhogen. Wat de uitgaven betreft, heeft hij het op de uitgaven voor consumptie en transferten gemunt. Hij heeft er zich echter zorgvuldig voor bewaard, nadere aanduidingen te geven: wil hij soms de uitgaven voor pensioenen verlagen? Of de toelagen voor het vrij onderwijs? Of de dienst van de Staatsschuld? Wil hij, zoals de behoudsgezinde vleugel van de CVP de toelagen aan de ZIV, of aan de NMBS verlagen? Dat is in elk geval niet de socialistische opvatting van een sanering van de openbare financiën.
Wat de inkomsten betreft, heeft dhr. Lefèvre eveneens algemene, nietszeggende formules gebruikt: een enige belasting, een vaste belasting op de inkomsten der maatschappijen, enz. Ook hij heeft beweerd dat ‘de zorg voor industriële expansie omzeggens totaal vreemd (is) aan de thans geldende fiscale beschikkingen’, hetgeen absoluut verkeerd is, vermits de autofinanciering bij ons minder belast wordt dan in gelijk welk ander land van de Gemeenschappelijke Markt.
In werkelijkheid wensen de heren Rey en Lefèvre een flinke hervorming die de belastingen welke drukken op de kapitalistische klasse (enkelingen en ondernemingen) vermindert en niet verhoogt. Wij integendeel wensen het tegenovergestelde. De gemeenschappelijke formule dekt een volledig verschillende inhoud.
De heren Rey en Lefèvre, die zowat de ‘linker’ vleugel van de liberale partij en van de CVP vertegenwoordigen, hebben ook uitvoerig over de noodzakelijkheid van een Nationale Maatschappij voor Beleggingen geschreven en gesproken. Beiden hadden het in dit verband over de ‘economische programmatie’ en over volledige tewerkstelling. Dhr. Lefèvre erkent zelf dat men werkgelegenheid moet scheppen voor 150.000 personen in de loop van de volgende jaren.
Maar hoe wil hij dat bereiken?
Wij staan opnieuw voor twee volledig verschillende oplossingen, al gebruiken ze gelijklopende termen.
Voor de heren Rey en Lefèvre komt het er op aan, de private sector naar nieuwe nijverheden te lokken, door hem bijkomstige voordelen te verlenen: gedeeltelijke garanties voor risico’s, enz. Dat betekent met andere woorden: herverdeling van het nationaal inkomen ten voordele van het kapitaal. Voor ons komt het er op aan, de gemeenschap in de plaats te laten treden van de private sector, overal waar deze in gebreke is gebleven, en de vruchten van dit gemeenschappelijk initiatief uitsluitend in handen van de gemeenschap te laten. De heren Rey en Lefèvre willen op last van de gemeenschap de verliezen en de risico’s socialiseren en de private winsten verhogen. Wij willen de winsten van de gemeenschapsinitiatieven socialiseren.
Wij kunnen eraan toevoegen dat wanneer men zowel de planificatie van de investeringen als de controle op de holdings weglaat, dergelijke ‘structuurhervormingen’ er nooit toe kunnen voeren, de werkloosheid werkelijk op te slorpen. Zij kunnen hoogstens enige opgang brengen aan de nijverheid door haar kunstmatig te subsidiëren. Ten einde het kapitalisme te redden, laat men bewust de werkelijke redding van ‘s lands economie buiten beschouwing!
Partijvoorzitter Collard heeft van de redevoering van dhr. Lefèvre gezegd, dat zij ons ‘halverwege’ tegemoet komt. Op zuiver doctrinaal vlak is het misschien wel zo, dat het moderne neoliberalisme, dat de staatstussenkomst erkent en bevordert, een stap is in de richting van het socialisme. Maar in de praktijk is dit niets nieuws. Het werd in de Verenigde Staten, in Duitsland, in Frankrijk en Groot-Brittannië sinds de jaren dertig toegepast. Wanneer behoudsgezinde krachten als die van La Libre Belgique of van de Gazet van Antwerpen daar vandaag nog van schrikken, dan bewijst dit enkel hoe achterlijk ze zijn in de huidige wereld. Zij willen per se de strijd van 1934-35 weer opnemen en opnieuw verliezen!
Wanneer het huis in brand staat en de pompiers op de steenweg halverwege worden opgehouden, dan is dit even zo erg als waren ze nooit vertrokken: het huis zal tot de grond afbranden. Wanneer wij voor en tijdens het congres van de BSP van 19-20 september 1959 de nadruk hebben gelegd op de noodzakelijkheid ons programma van structuurhervormingen als één geheel te behandelen dan was dat niet uit doctrinair maximalisme, maar enkel en alleen omdat wij ervan overtuigd zijn, dat zonder de toepassing van dit programma als één geheel, de gezondmaking van de economie en de volledige tewerkstelling onmogelijk zijn. Talrijke partijgenoten, inclusief leden van het Bureau, hebben op dat Congres hetzelfde verklaard. Wij zijn benieuwd of zij vandaag nog dezelfde overtuiging aankleven.
Wat ons betreft, kunnen wij enkel de verklaring van partijvoorzitter Collard onderstrepen, dat onze taak er niet in bestaat het kapitalisme (voor de tweede keer in dertig jaar tijd) weer op te takelen of te redden. Als men eventuele voorstellen tot samenwerking met de CVP, die niet verder gaan dan de voorstellen van dhr. Lefèvre bestudeert, dat doet men er goed aan zich deze woorden te herinneren.
Tezelfdertijd hebben we hier met een gecombineerde tactiek van de grootburgerij te doen. De stagnatie van de economie, de groeiende degradatie van de openbare besturen, zijn voor haar even zo onhoudbaar als voor de werkende klasse. Maar zij wil van onze oplossingen niet weten. Zij kan haar eigen oplossingen — austeriteit en ‘sterke staat’ — in de onmiddellijke toekomst nog niet toepassen, want daarvoor is de arbeidersbeweging nog te sterk. Zij tracht dus die oplossingen in twee schijven door te voeren: eerste schijf: coalitieregering CVP-BSP die volmachten maakt en langs decreetwetten regeert, en wier politiek (na enkele maanden illusies) een geweldige ontgoocheling en ontmoediging in de werkende klasse teweegbrengt, terwijl zich op de rechtervleugel van de CVP de krachten verzamelen voor een tegenaanval. Nadat de arbeidersklasse haar offensieve kracht verloren heeft en autoritaire stromingen een massabasis beginnen te krijgen, kan dan de tweede schijf volgen, die tot een ‘sterke staat’ leidt.
De behoudsgezinde politici spreken dit vandaag reeds openlijk uit. Zij gebruiken het argument van de ‘crisis van het regime’ als een middel om de BSP en de vakbonden door afpersing naar een ‘duurzame samenwerking’ te drijven.
Sprekende voor de ‘Cercle Gaulois’ heeft minister Scheyven verklaard: ‘Spijtig genoeg hebben wij de Gaulle maar ...’.
Tijdens de algemene vergadering van het Verbond van katholieke Werkgevers pleitte dhr. Bekaert voor een ‘vrijwillige uitschakeling’ van de ‘opbodpolitiek’ van de partijen ‘in het algemeen belang’.
In de brochure van dhr. Rey wordt voor een duurzame samenwerking tussen patroons en vakbonden gepleit, maar tezelfdertijd een woedende aanval gericht tegen de syndicale propaganda voor structuurhervormingen, en de economische stagnatie in sommige streken van het land als een resultaat van ... syndicale macht en syndicale actie voorgesteld.
Wat de enen door afpersing trachten te bereiken beogen de anderen door verlokking. Dat is de functie van dhr. Lefèvre. Maar de enen zowel als de anderen, spreken een zelfde taal tot de BSP: ‘Heren socialisten, wij komen u een stap tegemoet, maar laat alstublieft het antikapitalistisch karakter van uw voorstellen varen, en helpt ons het kapitalisme verder op te takelen. Zoniet zien we ons verplicht onze toevlucht te nemen tot een autoritair regime en een ‘sterke staat’.
Gaan we ons laten verlokken en afdreigen? Gaan we voor de tweede maal, zoals in 1935, in de val lopen, en een enige kans missen het kapitalisme beslissende slagen toe te brengen en de toekomst van ons volk op die manier te verzekeren? Dat is de vraag waarover we in de volgende maanden hebben te beslissen.