Geschreven: juli 1960
Bron: Links nr.18, 9 juli 1960
Transcriptie: Valeer Vantyghem
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, augustus 2008
Laatste bewerking: 17 augustus 2008
Zie ook: Lumumba |
‘Makakken, meneer, te lui om hun vingers uit te steken als ge niet met de zweep kletst’.
‘De negers? Zij willen van geen politiek weten. Zij zijn tevreden met een volle buik en een velo, als ’t kan’.
‘Kasavubu? [1] Lumumba? Demagogen! Opruiers! Verkocht aan Moskou, meneer. Allemaal de bak in.’
‘Kasavubu? Zijn tussenkomst stond op een zeer hoog niveau ... Lumumba? Gewiekste politicus ... De toekomst van Congo ligt in goede handen ...’
Ziedaar de mening van de doorsnee burger van dit land betreffende Congo, gedurende de laatste drie jaar (sinds Lumumba’s redevoering op de dag van de onafhankelijkheidsverklaring zou men er nog een vijfde variante aan toe kunnen voegen). De gebeurtenissen hebben mekaar zo bijster snel opgevolgd, dat het vandaag nog nauwelijks vatbaar is: drie jaar geleden was er nog geen politieke partij. Vandaag is de Republiek Congo een onafhankelijke staat, kandidaat lid van de Verenigde Naties.
In burgerlijke kringen spreekt men vaak van een ‘pari congolais’, waarbij de regering (of liever de heren van Hemelrijck, De Schrijver, Scheyven, Ganshof van der Meersch [2] en het paleis te Laken) ‘alles op één kaart’ zouden hebben gezet, te weten de kaart van de nauwe samenwerking tussen een onafhankelijk Congo en een van zijn kolonie bevrijd België. Die formule is onjuist. Zij veronderstelt immers dat de overheersende kapitalistische kringen van bij ons een keus hadden. In werkelijkheid bestond die keus niet meer.
Vijftien jaar bloedige ervaringen hebben aan alle verstandige kapitalisten geleerd dat het onmogelijk is, met wapengeweld de vrijheid van een koloniaal volk te onderdrukken. Men moet een politiek analfabeet zijn als de ‘ultras’ van Algiers of de Bidaults en de Soustelles [3] die in alle westerse hoofdsteden hun politieke carrière willen opbouwen op de lijken van koloniale oorogen, om vandaag nog het tegenovergestelde te beweren.
Congo is twintigmaal groter dan België. Dit geweldige land militair te ‘houden’ (in werkelijkheid te heroveren) zou een militaire inspanning gevergd hebben die een belangrijk gedeelte (wellicht de helft) van het Belgisch budget zou hebben opgeslorpt, zonder ernstige kans op welslagen. Het zou tot een diepgaande economische en maatschappelijke ontwrichting van het moederland hebben geleid. Daarbij kwam de vaste wil van de Belgische werkende klasse, haar bloed niet te storten voor de brandkasten van de Union Minière. Een koloniale oorlog in Congo zou weldra een oorlog én tegen het Congolese en tegen het Belgische volk geworden zijn.
Onder die omstandigheden was het besluit om Congo onafhankelijk te maken, noch heldhaftig, noch roekeloos, maar eenvoudig de enige uitweg uit het slop waarin onze koloniale politiek de burgerij van ons land had gevoerd. Deze politiek was er altijd op gericht geweest, elke vorming van een binnenlandse intellectuele of politieke elite te verhinderen. Vandaag bestaan er nauwelijks een dozijn Congolezen met hogeschool diploma’s. Maar dat betekende tegelijkertijd dat het eerste ontwaken van de massa’s een vacuüm zou scheppen. Er waren geen onderhandelaars aanwezig, die men bereid zou vinden tot een ‘associatie’ of een ‘gemenebest’ België-Congo. De totale depolitisering voerde tot totale afscheiding als enige uitweg.
Maar die zo vlug toegestane onafhankelijkheid is tegelijkertijd voor de Belgische burgerij een preventieve toegeving. Zij moet het ontstaan van een revolutionaire stemming binnen de Congolese massa’s verhinderen; zij is niet uit zulke een stemming geboren. Zeker, sinds januari 1959 is het Congolese volk politiek ontwaakt. Maar het politiek bewustzijn, zelfs de dadendrang staan nog in hun kinderschoenen. Door de strijd voor de nationale onafhankelijkheid zou dit bewustzijn snel kunnen groeien. Het schenken van die onafhankelijkheid heeft in zekere zin dit bewustzijnsproces afgeremd.
Ontegensprekelijk gaat het hier om een tegenstrijdige en gecombineerde ontwikkeling. Langs de ene kant zal zich de strijd van de massa’s — vooral in zijn radicale vormen — langzamer ontwikkelen dan in de landen waar de koloniale mogendheid zich halsstarrig heeft verzet tegen de onafhankelijkheid. Langs de andere kant laat de verworven onafhankelijkheid de sociaaleconomische aspecten van de Congolese verzuchtingen vlugger op het voorplan treden dan dit onder de Belgische voogdij zou zijn gebeurd.
Deze tegenstrijdige ontwikkeling weerspiegelt het tegenstrijdig karakter van de koloniale heerschappij zelf. Langs de ene kant heeft zij de vorming van een politiek bewustzijn zo lang mogelijk verhinderd, langs de andere kant heeft zij het land betrekkelijk vlug geïndustrialiseerd en een proletariaat geschapen van meer dan 1 miljoen volwassen mensen, — meer dan in de meeste andere Afrikaanse landen.
Politiek zelfstandig Congo blijft afhankelijk van het moederland voor zover de Belgische koloniale maatschappijen de Congolese economie controleren. Vooreerst zal daaraan wel niets veranderd worden. Ondanks al haar scherpe taal zal de regering Lumumba waarschijnlijk zelfs geen grens vastleggen voor de uitvoer van dividenden van Congo naar België. Het structureel deficit van de betalingsbalans (grotere jaarlijkse uitvoer van dividenden dan aanvoer van privaat kapitaal) zal dus behouden blijven. Allicht zullen andere kapitalistische landen, en misschien ook Joegoslavië, Rusland, Oost-Duitsland, Tsjecho-Slowakije, bepaalde kredieten geven, en industriële objecten bouwen. Dit zal, tijdens een tussenperiode althans, niet veel veranderen aan de economische afhankelijkheid van Leopoldstad tegenover Brussel.
De zeer korte overgangstijd tussen volledige afwezigheid van politieke activiteit en het houden van de eerste wetgevende verkiezingen in Congo heeft de vorming van een nationaal democratische massapartij van het type van de Indiase Congrespartij, de Tunesische Neo-Destour of de partij van N’Krumah in Ghana onmogelijk gemaakt. In feite hebben alle partijen in Congo hun verkiezingsoverwinningen op zuiver etnische grondslag behaald: stam tegen stam. Dit geldt zelfs in hoge mate voor Lumumba’s MNC met uitzondering van de Oostprovincie waar Lumumba over de grenzen van inlandse hoofden en mekaar wantrouwende stammen een zekere eenheid heeft kunnen scheppen.
Het gevaar voor etnische verbrokkeling van Congo was derhalve zeer groot. Men heeft er rekening mee gehouden bij het vormen van de eerste Congolese regering die er eerder uitziet als een Bureau van het Parlement (praktisch alle groepen zijn daarin op basis van evenredigheid vertegenwoordigd) dan als een regering steunend op een parlementaire meerderheid. Lumumba zal nu trachten verschillende van die stammen tot een nationale eenheidspartij bijeen te krijgen. Zal hij daarin lukken? Hij beschikt over twee troeven: controle van het leger en controle van de staatskas, t.t.z. mogelijkheid tot het vormen van een politiek cliënteel.
Zullen de linkse politieke stromingen erin slagen, van begin af aan hun politieke zelfstandigheid te bewaren, en naast de burgerlijk nationalistische Lumumba (zelf een stap vooruit op zuiver etnische groepen) een socialistische getinte beweging van arbeiders, bedienden en dorpsgemeenschappen op te richten? In de regering zelf zijn verschillende linkse ministers aanwezig: de plaatsvervangende eerste minister Gizenga (PSA) sympathiseert met Sekoe Toeré [4]; de CEREA-ministers Kashamoera en Boesikoeroe noemen zich linkse socialisten; de staatssecretaris voor economische coördinatie en planning, Alfons Ngoevoeloe is marxist. Er bestaan plannen tot het versmelten van alle socialistisch getinte groepen: Volkspartij, PSA, CEREA, FGK van Katanga, Alazi, enz. . In het huidige parlement zou zulk een partij, onmiddellijk na Lumumba’s MNC als tweede grootste partij komen te staan. Maar zouden de kiezers die de CEREA in Kivu of de PSA in de districten Kivango-Kwiloe hun stem op etnische basis hebben gegeven, die stem nog verlenen aan een socialistische of socialiserende partij? That’s the question ...
De vakbonden zijn vandaag nog betrekkelijk zwak. Het AKVV en het ACVK tellen samen nog geen honderdduizend leden, t.t.z. minder dan 10 % van alle Congolese loontrekkers. In talrijke landen met een zwakker proletariaat is de vakbeweging in Afrika reeds betrekkelijk sterker dan in Congo (o.a. Tunesië, Tanzania, Oeganda, Ghana, Guinee, Mali, enz.). Desniettemin zou zij sterk kunnen groeien. Haar voorman, Cyriel Adoela, door talrijke partijen spontaan tot senator gecoöpteerd is de meest vooraanstaande socialist van Congo, en vandaag ook waarschijnlijk de meest invloedrijke. Hij is nog met geen enkele politieke partij verbonden. Hij kijkt de kat uit de boom.
Al die omstandigheden zullen het politiek leven van Congo binnen de volgende maanden een kleurrijk beeld en een sterk afwisselend ritme geven. Sommige Belgen zullen daarbij van ‘gebrek aan stabiliteit’ spreken. Zij vergeten dat een volk van dertien miljoen nu begint een leerschool van politiek te doorlopen. En alleen al om die reden, omdat dertien miljoen mensen nu beginnen te leren zichzelf te besturen, welke fouten zij daarbij ook mogen begaan, en op hoeveel hindernissen zij ook stuiten, moeten wij uit volle kracht roepen:
Leve de ononafhankelijke republiek Congo!
_______________
[1] Joseph Kasavubu (1913-1969): eerste president van Congo van 1960 tot 1965.
[2] M. Van Hemelrijck (1958), A. De Schrijver (sept. 1959), R. Scheyven (Nov. 1959), G. van der Meersch (1960): waren Belgische ministers van koloniën.
[3] G. Bidault en G. Soustelle: rechtse Franse politici, vormden in mei 1962 de ‘Conseil National de Résistance’ (CNR) ter verdediging van “Algérie Française’.
[4] Ahmed Sékoe Toeré: (1922-1984), werd in 1957 president van Guinee, knoopte betrekkingen aan met de Sovjet-Unie, de Oostbloklanden en China en streefde naar een verenigd Afrika. Van 60 tot 70 voerde hij een sterk marxistisch gekleurde koers.