Geschreven: 29 mei 1958, om 18h
Bron: La Gauche nr. 22, 31 mei 1958
Vertaling: Valeer Vantyghem
Oorspronkelijke titel: Heures décisives en France — Choisir l’unité d’action
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, december 2008
Laatste bewerking: 22 december 2008
Het zal wel de eerste keer geweest zijn in de parlementaire geschiedenis dat er een regering geweest is die een meerderheid had behaald, en dan nog 408 tegen 166 stemmen, zichzelf heeft ontbonden, met als reden dat ze verslagen was. Pfimlin gaf als uitleg dat hierbij rekening moest worden gehouden met de communistische stemmen, een ware belediging, zowel voor de wiskunde als voor de logica. De communistische stemmen buiten beschouwing gelaten, had deze regering een volstrekte meerderheid van 266 stemmen tegen 165, of men had automatisch de stemmen van de communisten bij de ‘tegenstemmen’ moeten tellen, ook al hadden ze ‘voor’ gestemd.
Er werd zelfs beweerd dat deze stemmen niet ‘republikeins’ waren, stemmen die niet op de balans wogen. Waarom dan die van Tixier Viganancourt in rekening brengen, van Dides, Le Pen en andere poujadisten, notoire aanhangers van Pétain en fascisten? Zijn dit dan republikeinen? Is het aldus dat men deze Republiek, dit algemene stemrecht, moet verdedigen, door vijf miljoen Fransen zomaar uit de natie te verwijderen?
Het strookt meer met de waarheid dat de zitting op 27-28 mei van de Nationale Vergadering eerder een droevige vertoning was. Jacques Delors had duizend keer gelijk toen hij uitriep dat Pfimlin een alibi had gezocht om de wijk te nemen, op de vlucht voor de usurpator. Daar hij dit alibi niet heeft gekregen, is hij zomaar weggelopen, en dat is de brutale waarheid.
Had La Gauche geen groot gelijk toen het, al sinds 14 mei, haar lezers had verwittigd dat het bijna een misdaad ware om nog langer te vertrouwen op de regering Pfimlin, en dat in de hoop de dictator zo de weg te versperren. Hebben de socialistische en communistische partijen dan geen vergissing begaan? Een vergissing die hen fataal zou kunnen zijn? Ze hebben deze regering gesteund, hebben gedurende meer dan een week nagelaten om een beroep te doen op de bevolking, hebben voortdurend het initiatief aan de tegenstander gelaten. Ze hebben toegestaan dat hij ongestraft zijn samenzwering uit kon broeden, open en bloot, ten aanzien van heel de wereld, hij heeft het muitende leger van Algerije kunnen bevoorraden, met manschappen, wapens en brandstof.
En toch, er waren de deelstakingen van de 27ste, de grote arbeidersbetoging van de 28ste, de arbeiders van Tarbes die dadelijk gereageerd hadden, dit is een unieke kans, een onverhoopte mogelijkheid om de situatie recht te zetten. Die kans moet gegrepen worden voor het te laat is! In de Nationale Vergadering is er een meerderheid die tegen de dreigende militaire staatsgreep het been stijf moet houden. Ze kan steunen, tegelijkertijd, op de stembus en de straat, en de overgrote meerderheid van de Franse bevolking mobiliseren. Die meerderheid kan een regering vormen en zo de fascisten onschadelijk maken. Op één voorwaarde echter: onmiddellijk moet er een eenheid in de actie komen tussen socialisten en communisten. Dit is het waarvoor de SFIO moet kiezen. De toekomst van de democratische vrijheden staan op het spel, evenals de hele arbeidersbeweging.
Guy Mollet draagt tegenover de geschiedenis een verpletterende verantwoordelijkheid, hij ligt aan de basis van de huidige crisis. Op 6 februari 1956 had hij gecapituleerd voor de ultra’s van Algiers, hij heeft koppig de oorlog in Algerije verder gezet, een oorlog die enkel de voorbode kon zijn van een dictatuur in Frankrijk. Sinds de nacht van 13 op 14 mei is Guy Mollet openlijk de wegbereider geworden van het gaullisme, hij doet wat hij kan om wie zich verzet binnen de Partij en de parlementaire fractie van de SFIO tegen de wettelijke investituur van de generaal, aan het wankelen te brengen. Daarbij gebruikt hij twee argumenten: zo de Gaulle niet aan de macht komt krijgen we een burgeroorlog; de wisseloplossing, het Volksfront zal leiden tot een ‘Praagse coup’ en naar een ‘volksdemocratie’.
Dat er een burgeroorlog dreigde, een tussenkomst van het leger in Frankrijk, gesteund door de parachutisten uit Algiers, werd door de burgerlijke rechterzijde voortdurend in de verf gezet. Zo wilde men het verzet van Pfimlin ondergraven, en ook die van de meerderheid van de Nationale Vergadering. Het schijnt dat dit de doorslaggevende reden geweest is, waarom de voorzitter van de regeringsraad heeft gecapituleerd, het gevolg, vanaf 14 mei, van de ongelooflijke lakse houding van de regering tegenover de fascistische generaals van Algiers. Aangemoedigd door het succes dat hen zonder slag of stoot te beurt was gevallen dachten ze reeds aan de vooravond te staan van een oversteek over de Ebro, met een triomftocht naar Parijs.
Deze dreiging echter moeten we tot haar juiste proporties herleiden. Het reguliere leger in Algerije is niet in opstand gekomen, het waren enkel de para’s die de ‘comités voor het algemeen welzijn’ hadden opgericht. Deze para’s, vergeten we het niet, moeten tegen het Algerijnse volk oorlog voeren in opdracht van de ultra’s, die hen ophitsen. Doch kunnen ze even goed oorlog voeren tegen het volk van Frankrijk? Beschikt dit laatste dan niet over een verschrikkelijk doeltreffend vergeldingswapen, een algemene, onbeperkte staking in de havens, op de vliegvelden, die elke bevoorrading afsnijdt van het leger in Algerije? Hoeveel weken zou het leger dan nog kunnen stand houden, als de arbeidersklasse overgaat tot georganiseerd verzet? En wat met het leger in Duitsland, dit contingent soldaten dat voor 25 tot 30 % uit communisten bestaat. Zouden deze soldaten bereid zijn om tegen hun vader ten strijde te trekken, en dit op een ogenblik dat deze laatste hen openlijk oproept tot ongehoorzaamheid.
De chantage met een burgeroorlog heeft slechts resultaat, zolang men niets wil doen aan het leger, met andere woorden, zolang men bij de beslissing blijft om de oorlog in Algerije verder te zetten. Maar als dat anders wordt aangepakt, op een verstandige manier, als er eens zou overwogen worden om met alle mogelijke middelen generaals te verwijderen die in opstand zijn gekomen tegen de volkssoevereiniteit en de democratie? Dan pas zal zonder al teveel problemen een manier gevonden worden om hen uit te schakelen.
En we moeten eens de moed opbrengen om het klaar en duidelijk te stellen: een dictatuur die men zonder strijd, zo maar, aan de macht laat komen, is op zich de meest wrede, de meest grove en de meest bloedige onder de burgeroorlogen: een minderheid van de natie kan een meerderheid zonder verdediging knevelen, onderdrukken, in de gevangenis werpen, martelen en uitmoorden! Is het nog nodig om de herinnering op te roepen van het verschrikkelijke precedent van nazi Duitsland? Hadden onze Duitse kameraden het juist voor toen ze de burgeroorlog uit de weg zijn gegaan, toen ze Hindenburg, die Hitler op de troon heeft gebracht, aan de macht hebben laten komen? Hadden ze gelijk toen ze nagelaten hebben om, de wapens in de hand, zich tegen Hitler te verzetten? Had een burgeroorlog in 1933 aan de mensheid en het Duitse volk geen miljoenen mensenlevens gespaard?
Echter, wordt er ons gezegd, de Gaulle, die de Republiek in ere wil herstellen, is geen dictator. En sommigen voegen er nog aan toe: hij is bereid om Guy Mollet en zelfs Pierre Mendès-France in zijn kabinet op te nemen. Zulk een redenering berust op een verkeerd uitgangspunt. Een regering gedraagt zich niet naar de geheime bedoelingen van haar chef, doch handelt volgens de wil en de logica van de sociale krachten die deze regering op de been hebben gebracht.
Het zijn de ultra’s van Algiers, het leger met zijn officieren en generaals, die hevige vijanden van de democratie, die de Gaulle naar voor schuiven en hem aan de macht willen brengen, met de bedoeling Frans Algerije te redden, om de oorlog in Algerije verder te zetten. De oorlog kan niet verder blijven duren zonder dat er almaar zwaardere offers van het Franse volk worden gevergd, en via een geraffineerd systeem komen die bijna uitsluitend op de schouders van de loontrekkers terecht. Deze nu, zullen, vroeg of laat in verzet komen. Waartoe zal het dan gediend hebben om het gezag van de staat weer gezond te maken, als er opnieuw stakingen uitbreken, in de toekomst, net als in het verleden? En als men die wil neerslaan en verbieden, moet dan niet de communistische partij verboden worden, evenals de CGT en andere organisaties onder haar invloed? En tenslotte komen de andere vakbonden aan de beurt. Deze zouden immers de leden van de CGT, die in de clandestiniteit gedreven waren, met open armen ontvangen. In 1933 waren er amper drie maanden verstreken tussen het verbod van de communistische partij en het opheffen van de sociaaldemocratie. Gelooft men echt dat het nu in Frankrijk langer zal duren?
Vermoedelijk zal de Gaulle, om de bevolking om de tuin te leiden, zijn best doen, om in het begin, het kader van de Grondwet te respecteren, tot de sociale spanningen hem zullen verplichten om in te grijpen. De echte bedoelingen nu, van de krachten die achter hem staan, worden pas duidelijk in twee veelzeggende berichten die ons hebben bereikt. Het eerste leert ons dat het ‘comité voor het algemeen welzijn’ van Ajaccio aan de communistische raadsleden de toegang tot de gemeenteraad heeft ontzegd. Kan men democraat blijven en een vierde van de natie, de helft van de arbeidersklasse, buiten de wet stellen? Een tweede bericht stelt dat de Gaulle een kabinet zou samenstellen bestaande uit technici; met Juin verantwoordelijk voor het leger, Lacoste in Algerije, en een voorlopige commissaris om de vakbonden te controleren! Waarschijnlijk lopen de samenzweerders vooruit op de mogelijkheden van het ogenblik; maar welk ware anders het doel om de autoriteit van de staat te herstellen, tenzij dit?
Zij die lafhartig zijn gezwicht, stellen dat als ze de Gaulle ‘bekrachtigen’, hij zo ‘uit de handen’ van diens extremistische raadgevers blijft. Voor de Goede Zaak! Dit zou betekenen dat het spelletje oplichterij, dat gedurende twee weken binnen de Nationale Vergadering werd opgevoerd, naar de ministerraad zou getransfereerd worden! En waarom zou de chantage met een burgeroorlog die zo doeltreffend leek op het ogenblik dat de arbeidersorganisaties nog intact waren, plots niet langer efficiënt werken, nadat de arbeidersklasse is gecapituleerd en een formidabele nederlaag heeft geleden?
Blijft de hypothese van een ‘volksdemocratie’. Laten we klaar en duidelijk zijn. We zijn kordate tegenstanders van een volksdemocratie, evengoed als onze vrienden van de SFIO. Doch de geschiedenis heeft ons geleerd dat de ‘volksdemocratie’ er pas is gekomen, als gevolg van de samenloop van twee omstandigheden:de bezetting door de Sovjet-Unie, en de atomisering van de arbeidersklasse. Die eerste factor stelt zich niet in Frankrijk en evenmin bestaat er het gevaar, dat het morgen snel zo zal zijn. De tweede factor, een enthousiaste arbeidersklasse die in opmars is, die de strijd in de eenheid heeft gevonden, zou een nieuw juni 36 en een nieuwe september 44 kunnen teweeg brengen, en zou de beste garantie zijn tegen atomisering en demoralisatie, en binnen de arbeidersbeweging zelf, voor de democratische vrijheden.
De keuze die we moeten maken is niet deze tussen de Gaulle en een ‘volksdemocratie’, we moeten kiezen tussen de Gaulle en het verdedigen van de democratische vrijheden, tussen een burgeroorlog, die we op een slaafse en passieve manier ondergaan, en een burgeroorlog waartegen we ons uit volle kracht en met alle middelen verdedigen. President Coty tracht de socialistische volksvertegenwoordigers verantwoordelijk te stellen voor een burgeroorlog, een poging die al even bedrieglijk als lafhartig is. Vandaag bestaat er in de Nationale Vergadering een meerderheid voor een linkse regering, doch die meerderheid houdt zich strikt aan het grondwettelijk kader. Indien muitende generaals nu tegen zulk een regering een staatsgreep zouden plegen, dan zijn zij het, en zij alleen, die verantwoordelijk zijn voor het bloed dat is vergoten. Zo we vandaag zwichten voor hun chantage dat ze geweld zouden gebruiken, dan zullen we in de toekomst zwichten, telkens we op een kruispunt staan. Dit zou de weg breed open leggen voor een dictatuur, en in Algerije voor een oorlog op leven en dood, zelfs voor een oorlog in heel Noord-Afrika.
Alle socialisten in België en in heel Europa moeten onmiddellijk en met alle middelen hun steun verlenen aan die Franse socialisten die willen ontsnappen aan het juk van Lacoste-Mollet. Geheel de Internationale moet terugdenken aan wat er is gebeurd in de jaren 30. Het wachtwoord luidt: samen ten strijde trekken of verdeeld ten onder gaan. Onze keuze is hierbij snel gemaakt.