Herman Gorter
Het imperialisme, de wereldoorlog en de sociaaldemocratie
Hoofdstuk 3
Het kapitaal komt door het imperialisme in een nieuwe verhouding tegenover het proletariaat.
Het proletariaat komt door het imperialisme in een nieuwe verhouding tegenover de bourgeoisie.
Het imperialisme maakt de toestand van het proletariaat in het algemeen slechter.
Hierbij moeten wij wat langer stilstaan. Om te weten dat het proletariaat zich met alle macht tegen het imperialisme verzetten moet, moet men begrijpen dat het imperialisme het proletariaat nadelig is.
De koloniale politiek brengt aan de kapitalistische maatschappij in het algemeen de grootste voordelen.
Het was de koloniale politiek die in de zestiende en zeventiende eeuw de stroom van edele metalen naar Europa bracht en zo het moderne kapitalisme in Holland, Engeland en Frankrijk deed ontstaan.
Door de koloniale politiek ontstond de kapitalistische handel en industrie, door haar de overzeese markt.
Zij veroverde Noord- en Zuid-Amerika, Australië en Afrika en maakte deze werelden tot voortbrengers van landbouwproducten voor Europa.
Door haar was het mogelijk dat Engeland het eerst, daarna andere landen een grootindustrie ontwikkelden.
Door haar zijn de goudstromen uit Californië, Australië en Transvaal naar Europa gekomen die het kapitalisme opnieuw geweldig hebben bevrucht en reusachtig uitgebreid.
Zij is dus de brenger van goud, de schepper van nieuwe markten, de brenger van altijd meer grondstoffen en voedingsmiddelen.
Zij zet die scheppende kracht vanaf de zestiende tot nu in de twintigste eeuw onafgebroken en steeds intenser voort.
Zij maakte, en maakt dus, met het kapitaal de industrie, - dus ook het moderne proletariaat.
Koloniale politiek, en dus ook het imperialisme, kunnen ook directe voordelen brengen aan het proletariaat.
Of zij ze brengen, hangt alleen van de koloniën af. Er zijn koloniën die alleen aan een kleine groep kapitalisten, er zijn er die aan vele kapitalisten, ambtenaren, officieren voordeel geven en niet of zo goed als niet, aan het proletariaat, er zijn er die zo wel aan een groot gedeelte van de kapitalistische als aan een deel van de arbeidersklasse voordeel brengen.
Engels Indië en Nederlands Indië, door de natuur ontzaglijke rijke landen, met een nijvere, ontwikkelde, talrijke bevolking, brengen ook aan de arbeidersklasse van Engeland en Nederland voordeel, d.w.z. werk en loon. En zo zijn er meer landen, bv. China, waarop het kapitaal nu aast.
Wanneer bv. kapitaal geëxporteerd wordt naar, laat ons zeggen Nederlands-Indië, dan betekent dit export van ijzer en staalwaren, machines enz. die in Nederland zijn gemaakt. Het is Nederlandse industrie, Nederlands kapitaal in de koloniën, en dit begunstigt, wanneer kwaliteit en prijzen gelijk zijn, het moederland. Er is dus direct voordeel voor de Nederlandse arbeider.
Verder houdt de productie van voor de uitvoer naar de koloniën en sferen van invloed en zwakke landen als China, bestemde handelswaren vele arbeiders bezig. Zoals in Nederland vele arbeiders in de textielindustrie. Ook hier begunstigen de koloniën, de sfeer van invloed, het kapitaalsgebied, als de overige voorwaarden gelijk zijn, het moederland.
Verder wordt er voor het transport naar de kolonie, enz. veel in het moederland gebouwd. Bv. schepen. Ook hierdoor krijgen vele arbeiders werk. En dit werkt weer op andere industrieën, bv. de ijzermijnen, de walswerken, de ijzer- en staalfabrieken, de steenkolenmijnen terug.
Verder wekt de handel, met bv. weer Nederlands Oost- en West-Indië bijzondere industrieën, bv. rijst- en koffiepellerijen, cacaofabrieken etc.
Tenslotte druipt de reusachtige winst, in India gemaakt, ook (behalve op de hogere en lagere middenstand) op de arbeiders af. Streken en steden in het moederland, (bv. in Nederland de omgeving van Arnhem, Utrecht, Haarlem, het Gooi, de steden den Haag, Arnhem, Nijmegen) leven voor een deel van die winsten. Ook een deel van de arbeiders, bv. de bouwvakken en de luxe-bedrijven. Verder de bedienden, lakeien, etc.
Al deze arbeiders tesamen vormen in Nederland een groot, in Engeland een zeer groot aantal.
En de arbeiders die alleen hun direct voordeel zien, en in de winst van de bourgeois hun winst, menen dat om die voordelen de koloniale politiek hun voordelig is.[4]
Maar het revolutionaire communisme is tegen de kapitalistische koloniale politiek.
Waarom?
Omdat koloniale politiek altijd gevoerd wordt door middel van roof en plundering, moord, en de vreselijkste uitbuiting. [4bis] Daarin kan het revolutionaire communisme niet toestemmen, niet alleen om de hoogste beginselen en idealen van menselijkheid, die het altijd vertegenwoordigt, maar ook uit eigen belang. Die arbeiders worden gebruikt als hun concurrenten, als drukkers van het loon. De kleine boeren en arbeiders van India, en van de door de machtige staten onderdrukte wereld, zijn de toekomstige socialisten. De tijd komt al nader en nader, en is al gekomen of zeer nabij, dat niet alleen de Japanse en Chinese arbeiders, maar ook de Indische, de Egyptische, de zwarte arbeidersbevolking van sommige deden van Afrika tot de arbeidersbeweging, tot het socialisme komt. Die arbeiders en kleine boeren mag het proletariaat niet van zich vervreemden.
Het moet hen helpen en in alles bijstaan, want het moet door hen geholpen worden.
Zij moeten nu reeds inzien dat zij tot het Europese en Amerikaanse en Australische proletariaat behoren.
Koloniale politiek brengt verder, als arbeiders van verschillende naties aan haar meedoen of willen meedoen, vijandschap tussen hen. Koloniale politiek wekt bij de arbeiders die aan haar meedoen, imperialisme, nationalisme en chauvinisme op en verdeelt hen dus.
Koloniale politiek kan aan een gedeelte van de arbeidersklasse (mijnwerkers, ijzer- en staalwerkers, scheepsbouwers etc., kortom allen die wij genoemd hebben), in het klein en gedeeltelijk ten goede komen, zij bederft echter op de duur de strijd van de klasse.
Daarom kan het proletariaat in het algemeen al niet meedoen aan de kapitalistische koloniale politiek, en komt het er door in een sterkere tegenstelling tegenover het kapitaal.
Maar is dit reeds zo met de gewone, ook vroegere, koloniale politiek, te meer is dit nog het geval met de moderne en imperialistische.
Ten eerste legt het moderne imperialisme in vredestijd lasten op de arbeiders die ondragelijk worden.
Het militarisme groeit door het imperialisme eindeloos, de sociale wetgeving staat stil, belastingen en invoerrechten stijgen, het levensonderhoud wordt duurder, de waarde van het loon vermindert, de reactie wordt sterker.
Ten tweede wordt in oorlogstijd het proletariaat door het imperialisme verpletterd. Zijn organisaties worden verscheurd, onmetelijke lasten worden opgelegd, honger en gebrek, werkloosheid en dood, eindeloze smart, vernietiging van hele geslachten komen over zijn hoofd, de vooruitgang staat jaren stil, volkeren worden tegen elkaar opgehitst, in de schoot van de oorlog liggen nieuwe oorlogen.
Ten derde is na de oorlog de kans op vooruitgang voor het proletariaat zeer onzeker, misschien voor jaren weggevaagd ja. De staten kunnen, als de oorlog lang duurt, zo verarmd zijn, zo met schulden overladen, hun economische inzinking, de verzwakking van hun productie kan zo groot worden dat, indien dan nog nieuwe bewapening en nieuwe oorlog volgt, de economische ondergang van het proletariaat en, ten gevolge daarvan, zijn ondergang als strijdende klasse mogelijk wordt.
Door dit alles kan het proletariaat beter nog minder meedoen aan kapitalistische koloniale politiek, d.w.z. aan imperialisme.
Want al deze nadelen zijn oneindig groter dan de straks genoemde voordelen.[5]
En door dit alles komt het proletariaat, door het imperialisme, ook in een nog veel vijandiger, scherpere verhouding tegenover de bezittende klasse.
Maar ten vierde - en dit is de voornaamste verandering, ja, de onmetelijke verdieping en verscherping die door het imperialisme in de verhouding tussen kapitaal en arbeid wordt teweeggebracht - voor het eerst in de wereldgeschiedenis staat nu - door het imperialisme - in vredes- zowel als in oorlogstijd, het gehele internationale wereldproletariaat, ook het Aziatische en Afrikaanse en dat aller koloniën, samen als één geheel - in één strijd die alleen door het proletariaat tezamen gevoerd kan worden – tegenover de internationale bourgeoisie.
Dit is het nieuwe dat het imperialisme brengt.
Dit is het nieuwe dat moet worden begrepen.
Dit is het wat noch de Internationale, noch de nationale partijen die haar samenstellen, hebben gezien.
Alleen wie dit begrijpt kan de nieuwe tijd, de nieuwe fase waarin de strijd tussen kapitaal en arbeid door het imperialisme is getreden, verstaan.
Hieruit, uit dit begrip, moet de nieuwe tactiek die tegen het imperialisme gevolgd moet worden, worden bepaald.
Alle moderne staten, geen enkele uitgezonderd, [6] bedreigen voortdurend – in vredestijd – en verpletteren in oorlogstijd het gehele proletariaat.
In vredestijd bedreigt de bourgeoisie, de regering, het kapitaal van Duitsland met zijn imperialisme, niet slechts het Duitse, maar ook het Franse, het Engelse, het Oostenrijkse, het Russische enz. proletariaat en dwingt dit oneindige lasten te dragen. Hetzelfde doet het Franse, Engelse en Russische kapitaal met het proletariaat van alle landen.
In oorlogstijd vernietigt het Duitse kapitaal niet alleen de macht van het Duitse, maar tegelijk die van het Franse, Engelse, Russische, Oostenrijkse enz. proletariaat.
Desgelijks doen het Russische, het Franse, het Oostenrijkse enz. proletariaat samen met het proletariaat van alle landen.
En het imperialisme bestrijkt de hele wereld.
Men wapent zich overal.
In deze oorlog doet reeds het grootste deel van de wereld mee.
Het grootste deel van Europa, het grootste deel van Azië, heel Australië, een zeer groot deel van Afrika: Zuid-Afrika, Egypte, Algerije, Tunesië, alle Franse, Engelse en Duitse bezittingen, Canada, straks misschien nog andere machten.
Het wereldkapitaal staat dus, in zijn delen, voor het eerst, praktisch, met daden, met één daad, door het imperialisme, als één geheel tegenover het wereldproletariaat.
Het wereldproletariaat heeft voor het eerst, praktisch, te doen met het kapitaal van de wereld.
In de praktische politiek, in de strijd van de sociaaldemocratie tegen de regeringen van de bourgeoisie stond, tot nu toe, het proletariaat van elk land alleen tegenover zijn eigen bourgeoisie.
In de strijd van de vakverenigingen stond, eveneens tot nu toe, het proletariaat nationaal tegenover het nationale kapitaal.
De internationale congressen van de sociaaldemocratische partijen waren samenkomsten tot het opstellen van gemeenschappelijke principes, geen vergaderingen tot het maken van een praktisch krijgsplan.
Die van de vakverenigingen besloten slechts tot onderlinge steun, zelden samenwerking, hoogstens in enkele bijzondere gevallen. En dan nog slechts voor een deel van de arbeiders tegen een zeer klein deel van het kapitaal.
Internationaal werd er nog weinig of niet gestreden.
Wel gaat de trust, het internationaal ondernemersverbond in deze richting: het internationaliseren van de strijd.
Maar wat zelfs de trust en het internationaal ondernemersverbond nog niet hebben gepresteerd: het verenigen van het gehele proletariaat, door één druk, één bedreiging, één strijd, tot één geheel, tot één actie, heeft het imperialisme tot stand gebracht.
Alle burgerlijke partijen van alle landen zijn voor de bewapening en voor de oorlog. Allen bedreigen dus in vredestijd, en vernietigen in oorlogstijd, het internationale proletariaat.
De eerste imperialistische oorlog van de imperialistische staten onderling, déze oorlog waarop zich het kapitaal na 1871 heeft voorbereid, waartoe het nu eindelijk is volgroeid - déze oorlog - de grootste verscherping van de klassenstrijd die heeft plaats gehad sinds de Internationale werd gesticht - stelt voor het eerst de gehele Internationale als één geheel tegenover het internationale kapitaal.
En het imperialisme is blijvend.
De bourgeoisie van één land is dus niet meer alléén de vijand van de arbeider.
Te midden van de in miljoenen stukken scheidende verdeling die de gewone uitbuiting in de fabrieken en werkplaatsen geeft, te midden van de honderdvoudige verdeling die de onderdrukking in de nationale staten teweeg brengt, te midden daarvan en daarboven uit brengt het imperialisme de arbeidersklasse op één front tegenover het kapitaal.
Voor het eerst in de wereldgeschiedenis.
Door één bedreiging, door één daad van het gehele kapitalisme getroffen, staat het proletariaat als één geheel niet meer alleen tegenover zijn eigen bourgeoisie, maar tegenover de bourgeoisie van alle staten.
Het woord van Marx, van Het Communistisch Manifest, dat de arbeiders van ieder land éérst moeten afrekenen met hun eigen bourgeoisie, is door het imperialisme te niet gedaan, onwaar geworden. [7]
_______________
[4] Hier ligt een wortel van het reformisme. Wij zullen verder in ons betoog zien dat hier ook een wortel ligt van de zwakheid van de Internationale en van het meedoen en instemmen van haar met de bourgeoisie in deze wereldoorlog.
Wanneer overigens de kapitalist tegenover de arbeidersklasse hoog opgeeft van de voordelen die ook voor haar uit de koloniën komen, dan kan de revolutionaire arbeider daarop als antwoord geven dat als het kapitaal, dat nu daar geïmporteerd wordt, in het moederland, bv. Nederland, bleef en in industriële ondernemingen belegd werd, dit direct, onmiddellijk, voor de eersten tijd, nog voordeliger zou zijn voor het proletariaat. Want dan zouden de machines hier gebruikt worden. Het loon dat nu in India de gekleurde arbeiders verdienen zou hier worden betaald, etc.
En de arbeider kan daarbij voegen dat een kapitalistisch land zonder koloniën, en zonder sferen van invloed, een enorme bloei kan bereiken. Alleen door handel, uit- en invoer, of door de hoge ontwikkeling van techniek, wetenschap en organisatie van de industrie. En dat Duitsland en België daarvan het bewijs zijn.
Dat dus deze imperialistische oorlog niet nodig is voor de arbeider, doch alleen door de onverzadelijke hebzucht van het kapitaal veroorzaakt wordt.
[4bis] Men zie o.a. het belastingstelsel in Nederlands- en Engels-Indië.
[5] En het proletariaat, hoewel het inziet dat de koloniale politiek het kapitalisme ontwikkelt, heeft het recht zich tegen haar te verzetten. Want niet alleen is de aarde nu verdeeld, en moet het het proletariaat als geheel onverschillig zijn of Duitsland, dan wel Engeland of een ander land een groter stuk van de wereld bezit, en moet het zich dus verzetten tegen elke strijd daarom, maar het heeft bovendien nu het recht zich tegen de koloniale kapitalistische politiek te verzetten, omdat het een andere en betere maatschappij kent en wil dan de kapitalistische, ene waarin geen koloniale uitbuitingspolitiek nodig is, omdat althans de West-Europese staten, Duitsland en Engeland vooral, voor die socialistische maatschappij materieel rijp zijn, omdat de revolutie naar het socialisme, ook door deze oorlog, nabij is, en omdat de onafhankelijkheid van de koloniën de revolutie mogelijk maakt in Europa en Amerika.
Het koloniale program van de revolutionaire sociaaldemocratie is hiermee dus ook aangewezen. Het bestaat uit: 1. Protest tegen koloniale overweldiging en uitzuiging; 2. Poging tot bescherming en vrijmaking van de inlanders, zolang zij zelf te zwak zijn voor revolutionaire actie; 3. Ondersteuning van elke revolutionaire actie van de inboorlingen, en eis van hun politieke en nationale onafhankelijkheid, zodra zij zelf een revolutionaire actie beginnen.
[6] Ook de kleine niet. Holland, België, Portugal nemen direct deel aan de imperialistische koloniale politiek.
[7] De houding, de richting van een nationale sociaaldemocratische partij heeft dus voor de andere sociaaldemocratische partijen niet langer een alleen theoretisch belang. Zij is voor haar een levensvraag en dus voorwerp van kritiek en strijd.