Geschreven: augustus 1907
Bron: La Gauche, nr. 22, 28 mei 1960 / speciaal nr. 75ste verjaardag BWP
Vertaling: Valeer Vantyghem
Oorspronkelijke titel: Moyens d’action socialiste
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
Laatste bewerking: 14 oktober 2009
Hieronder geven we enkele uittreksels van het rapport van Louis de Brouckère voor het congres van Stuttgart (1907) van de socialistische Internationale.
Het verhaal van de lonen in de Verenigde Staten toont hoe aanzienlijk ze zijn gestegen telkenmale het proletariaat zich met grote geestdrift in de klassenstrijd had gestort: rond 48 bij de eerste organisatorische doorbraak, na 66 toen de National Labour Union nog niet in het kleinburgerlijk reformisme was vervallen en toen de geest van de Internationale alle energie prikkelde, rond 86 was er de grote beweging met de ontelbare stakingen voor de achturendag.
Doch sinds 1890, sinds het conservatisme van de American Federation of Labour de boventoon voert, zijn de lonen enkel in schijn nog toegenomen. De bazen hebben af en toe aan hun arbeiders nog de loonsverhoging toegestaan die ze vroegen, maar tegelijkertijd hebben ze gebruik gemaakt van hun politieke en morele dominantie om door middel van protectionisme, trusts, monopolie van de distributie, en zelfs van de merken, de prijzen te verhogen. Derhalve kan de arbeider met meer loon eigenlijk maar evenveel waren kopen als voorheen.
Tijdens deze periode lijkt het werkelijke loon ... ongeveer constant gebleven. In 1905 was dit ietsje met 0,27 procent onder de waarde van het loon van de vorige tien jaar. Maar de officiële statistieken zijn van nature optimistisch. Men heeft de prijs van het levensonderhoud berekend aan de hand van de kostprijs van de levensmiddelen daar waar de prijzen van kleding, huishuur, enz. heel wat meer zijn gestegen. Er werd geen rekening gehouden met de almaar frequenter voorkomende werkloosheid. Wanneer we wat nader toekijken, en dankzij berekeningen op termijn, waarover we niet zullen uitweiden, stellen we vast dat er tenminste een daling heeft plaatsgevonden van 5 % en van waarschijnlijk meer dan 8 %. Tijdens die periode is de rijkdom van het land verdubbeld en de industriële productie is met meer dan de helft toegenomen. Dit is de vrucht van 15 jaar eng syndicalisme en klassensamenwerking.
Ware de vorming van de leden niet op die manier gevoerd geweest, dan hadden we niet zo gemakkelijk het corporatief particularisme kunnen terugdringen en tot een minimum deze restrictieve maatregelen beperken waarvan we zojuist de schadelijke gevolgen hebben aangehaald. De enge belangen, de vooroordelen, het kortzichtig egoïsme, hebben altijd een grote impact gehad op de mensen van alle klassen. Al die duistere krachten brengen telkenmale de vakbonden terug in het zog van de oude dwalingen.
Wanneer de werkgelegenheid niet langer vlot dan wordt een nieuwkomer met nijd bekeken, een vreemdeling met wie het weinige werk moet worden gedeeld, en de verleiding om hem met alle middelen opzij te zetten wordt groot. Wanneer een machine een arm heeft afgerukt, dan is de eerste, de meest vanzelfsprekende reactie, dat men die machine niet langer wil gebruiken, er is een grote dosis verstand, koelbloedigheid, solidariteit nodig, een heel helder inzicht van het sociale probleem om enkel tot die maatregelen over te gaan die op lange termijn doeltreffend zijn, indirect zijn, die de moderne manier doen ons aanbeveelt.
Waar dan zou het proletariaat deze overgave halen, zij het uit een diep geloof in de toekomst van haar klasse, uit een sterke socialistische overtuiging. En de staker die we zojuist hebben aangehaald, die zich heeft geëngageerd in een hard gevecht, waarvan de klasse, niet hijzelf, de vruchten zal plukken, is het dan het kleine dagelijkse profijt die er een held van zal maken, die hem de kracht zal geven om gedurende een week te leven van het loon van één dag, om alle soorten werkjes te aanvaarden, om eerder naar het buitenland uit te wijken dan zich bij de zaken neer te leggen?
Zou een arbeider zelfs maar lid blijven van een vakbond zo het besef van de eenheid van zijn klasse niet reeds bij hem was ontloken? Voor het grote merendeel der proletariërs is de strijd tegen de bazen moeilijk en gevaarlijk. Ze moeten er meestal ook hun veiligheid voor opofferen. Ze stellen zich bloot aan ontslag en aan duizenden gevaren. Zullen we van hen de discipline en de nodige opoffering bekomen wanneer we hen enkel de onzekere kans bieden om hun nederig loon met enkele centimes te verhogen?
Een dergelijk lokroep zal in enkele beroepen of enkele speciale gewesten toereikend zijn, waar de strijd wordt gevoerd onder uitzonderlijk gunstige omstandigheden, waar men van een gemakkelijke overwinning verzekerd is. Misschien zal die nog toereikend zijn in periodes van buitengewone voorspoed waar de gevaren die men loopt wat minder talrijk zijn, en het geld om te verdienen iets overvloediger.
Maar de periodes van voorspoed blijven niet duren, helaas; de conjunctuur is onderhevig aan schommelingen, en een beroep dat vandaag bevoorrecht is, is het morgen niet langer. Zullen de vakbonden dan nog de jagers op ‘het klein profijt’ kunnen behouden? Zij die het arbeidersleger vervoegen om twee centimes meer te verdienen, zullen het zonder twijfel weer verlaten, wanneer er drie centimes te verliezen zijn. Zij die strijden voor de ontvoogding van hun klasse zullen in moeilijke tijden trouw blijven aan hun vaandel.
De syndicale strijd gescheiden houden van de electorale politiek dat zou zijn ... als de vertegenwoordiging van de macht los te zien van de macht die het vertegenwoordigd, of om juister te zijn, van een aanzienlijk deel van dit laatste. Het Parlement is niet het punt waar de politieke strijd wordt gevoerd, het is het proletariaat dat iedere dag het echte gevecht voert, over heel het land, onder duizenden uiteenlopende vormen van klassenstrijd. Daartoe heeft het de organisatie die de macht als burger groter maakt en de politieke leiders dwingt om hoe dan ook met zijn bestaan rekening te houden. Er is de staking, in zekere zin altijd politiek, wanneer er klasseneisen worden gesteld. Er zijn nog de grote openbare mening, de meetings, demonstraties, allerhande petities die in onze democratie en zelfs elders zulk een onbetwistbare invloed hebben. Er zijn tenslotte oproer en opstanden waarvan de rol, wat men er ook moge van denken, ver van uitgespeeld is.
In het Parlement gebeurt niks anders dan de bekomen resultaten vast te stellen, die in wetten om te zetten die ogenblikkelijk de gewijzigde verhoudingen van de aanwezige sociale krachten zichtbaar maken. Ze zijn een beetje als die verdragen, protocollen, conventies allerhande die tijdens de oorlog dagelijks worden afgesloten. Daarom is de parlementaire actie broodnodig, want, als je goed toekijkt, is er geen oorlog zonder verdragen, noch strijd zonder overleg. En de rol ervan wordt almaar belangrijker naarmate de vijandelijkheden meer bedreven zijn en langer duren.
Als we ons voor de geest halen hoe het parlementair stelsel echt ineen zit dan zal het onderscheid tussen de politiek door de arbeidersklasse in de praktijk gebracht, en de politiek van de partij een vals en evenzo gevaarlijk onderscheid lijken, zowel vanuit het standpunt van deze laatste als van de vakbonden. Het zou naar niks anders leiden dan naar een partij die een verkiezingsinstelling wordt, iets dat onderhandelingen zou voeren zonder over krachten te beschikken waarop deze onderhandelingen kunnen steunen. Welnu, dan is het ijdel geklets, van een partij die haar stem is verloren, een byzantijns dispuut van sekten en coterieën, een parlementaire idiotie, zou Marx gezegd hebben.
Gelukkig maar heeft de partij het besluit genomen om niet in deze loutere woordenstrijd te trappen. Ze wil een reële kracht zijn, geen louter symbool, en tegelijkertijd als de electorale strijd voert ze in dit land de echte strijd waarover ik het eerder had. En ik geef als bewijs de groeiende aandacht waarmee ze deze algemene werkstaking observeert waarvan het in de praktijk brengen meer dan eens aan de bezittende klasse belangrijke toegevingen heeft afgedwongen en waarin men de hoogste garantie ziet voor de rechten van het proletariaat en het revolutionaire wapen bij uitstek van dit proletariaat.
De anarchistische naïviteit van enkelen heeft lange tijd hieromtrent vooroordelen in stand gehouden, die langzaam aan het verdwijnen zijn. Nu begrijpt men beter dat verre van tegengesteld, de algemene staking en het algemeen stemrecht, parlementaire actie en directe actie, elkaar aanvullen. Dat het ene als het ware van het andere het gevolg is. Zonder algemeen stemrecht zou de staking, de staking met globale bedoelingen, niets anders zijn dan agitatie, die telkens opnieuw opduikt, en ze zou het proletariaat uitputten zonder dat het ooit van een duurzaam resultaat zou zijn verzekerd. Zonder de staking, die altijd op de loer ligt, die goed is voorbereid, en met zorg achter de hand wordt gehouden, als laatste toevlucht, zou het stemrecht niets anders zijn dan gebeuzel die de burgerij in één handomdraai zou afnemen de dag waarop dit werkelijk hinderlijk zou zijn geworden. Steunend op het ene en op het andere geven die twee instrumenten voor de strijd aan het proletariaat een energieke en vredige macht die het met een minimum aan schokken kan brengen tot de vervulling van waartoe het is voorbestemd.