Qr-MIA
       
Leest u dit met een smartphone?
Met (enkele) smartphones moet u zelf uitmaken welke modus voor u geschikt is


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:

Wilhelm Liebknecht

Liebknecht en Bernhard Becker werden in juli 1865 uit Pruisen verdreven. Liebknecht was na dertien jaar verbanning in de zomer van 1862 naar Berlijn teruggekeerd. De amnestie van 1860 maakte dit mogelijk. Hij gaf gevolg aan de uitnodiging van de oude revolutionair August Braß, die hij net als Engels in Zwitserland had leren kennen en die, zoals gezegd, in de zomer van 1862 in Berlijn een Groot-Duits democratisch blad, de Norddeutsche Allgemeine Zeitung had gesticht. Liebknecht was in de redactieraad opgenomen naast Robert Schweichel, en wel Liebknecht voor de buitenlandse politiek. Aan het karakter van Braß hadden geen van beiden de minste twijfel, daar hij immers had behoord tot de meest radicale revolutionairen. Toen echter eind september 1862 Bismarck het ministerie overnam, ontdekten beiden spoedig dat er iets niet in de haak was. De verdenking werd bevestigd, toen op een dag het toeval wilde dat Schweichel van een bode van het ministerie een schrijven voor Braß in ontvangst nam, waarvan de inhoud, zoals de bode opmerkte, aanstonds moest worden gepubliceerd. Beiden zegden hun betrekking op en traden uit de redactie. Zoals Liebknecht bij gelegenheid openlijk verklaarde, had Lassalle nog een jaar na zijn uittreden uit de redactie van de Norddeutsche Allgemeine Zeitung hem er een verwijt van gemaakt dat hij zijn plaats opgaf. Liebknecht, die destijds een vrouw en twee kinderen had, die hij uit Londen naar Berlijn had laten komen, verdiende nu de kost met correspondenties voor verschillende bladen. Toen ik hem leerde kennen schreef hij onder andere voor de Oberrheinische Kurier in Freiburg in Baden, voor de democratische Tagespost van Rechbauer in Graz en het Deutsche Wochenblatt in Mannheim, waar hij echter bijna geen honorarium kreeg. Later schreef hij ook een paar jaren voor de Frankfurter Zeitung. Openbare lezingen hield hij voornamelijk in de Berlijnse boekdrukkers- en kleermakersverenigingen, maar ook in arbeiders- en volksvergaderingen, waarin hij Bismarcks politiek bestreed, en hij J.B. v. Schweitzer, de redacteur van de Sozialdemokrat, als zijn schildknaap beschouwde.

Na zijn uitwijzing reisde hij eerst naar Hannover, waar Schweichel een baan als redacteur bij de plaatselijke Anzeiger had gevonden. Maar omdat hier niets voor hem te vinden was, kwam hij naar Leipzig, waar hij op een dag, begin augustus, door Dr. Eras, destijds redacteur van de Mitteldeutsche Volkszeitung, bij mij geïntroduceerd werd. Liebknecht, wiens werk en uitwijzing ik kende door de kranten, interesseerde me natuurlijk zeer levendig. Hij was toen veertig, maar bezat het vuur en de levendigheid van een twintigjarige. Meteen na zijn aankomst raakten wij in een politiek gesprek, waarin hij met heftigheid en op niets ontziende manier de Vooruitgangspartij en voornamelijk haar leiders aanpakte en karakteriseerde, zodat ik, die destijds toch ook al geen heiligen meer in hen zag, behoorlijk aangedaan was. Hij was echter een eersteklas persoon, en zijn norse karakter weerhield ons er niet van om snel vrienden te worden.

Liebknecht kwam voor ons in Saksen als geroepen. In juli hadden wij op de laatste conferentie in Glauchau besloten tot het aanstellen van een reizend propagandist. Dat was echter gemakkelijker gezegd dan gedaan, want het ontbrak aan geschikte personen, wier positie in het leven een dergelijke activiteit toeliet. Liebknecht stelde zich graag beschikbaar voor die lezingen. Ook in de Arbeiterbildungsverein was hij welkom als spreker, en weldra waren zijn voordrachten de best bezochte van alle. Bovendien nam hij het onderwijs van Engels en Frans over in de Arbeiterbildungsverein. Zo verwierf hij langzamerhand een zeer bescheiden bestaan. Niettemin, zoals ik later vernam, moest hij menig goed boek naar de antiquair brengen. Zijn positie werd nog verergerd doordat zijn (eerste) vrouw een borstziekte had en intensieve verzorging nodig had. Uiterlijk zag men Liebknecht zijn zorgen niet; wie hem zag en hoorde moet hebben geloofd dat zijn omstandigheden bevredigend waren.

De eerste propagandatocht ondernam hij in het lage Ertsgebergte, vooral in de arbeidersdorpen van de Mülsengrund, waarmee hij de weg baande voor zijn latere kandidatuur voor de Noord-Duitse Rijksdag. Daar ook ik meermalen propagandatochten deed, en wij van toen af in alle politieke kwesties meestal samen optraden, werden onze namen steeds meer in het publiek genoemd, zodat wij ten slotte tegenover het publiek onafscheidelijk schenen. Dit ging zo ver dat toen een partijkameraad in de tweede helft van de jaren zeventig met mij samenwerkte, er van tijd tot tijd zakelijke brieven arriveerden die de namen Liebknecht & Bebel droegen in plaats van het adres Ißleib & Bebel, een gebeuren dat ons altijd vermaakte.

Ik zal Liebknecht in deze bladzijden nog vaak vermelden, maar een beschrijving van zijn leven kan ik hier niet geven. Wie zich daarvoor interesseert, vindt meer details in het boek Het Leipziger hoogverraadproces tegen Liebknecht, Bebel en Hepner en in het geschrift van Kurt Eisner Wilhelm Liebknecht. Beide uitgegeven door boekhandel Vorwärts.

Liebknechts oprechte strijdlust werd gedragen door een onwrikbaar optimisme, zonder welke geen groot doel kan worden bereikt. Geen enkele klap, hoe hard ook, persoonlijk of de partij, kon hem ook maar een moment ontmoedigen of van zijn stuk brengen. Niets verbijsterde hem, hij wist altijd een uitweg. Tegenover de aanvallen van de tegenstanders was zijn leus: “Voor één schurk anderhalve terug.” Tegenover tegenstanders scherp en onverbiddelijk, was hij tegenover vrienden en partijgenoten altijd een goed kameraad, die bestaande geschillen zocht te vereffenen.

In zijn privéleven was Liebknecht een zorgzame echtgenoot en huisvader, met grote liefde aan de zijnen gehecht. Ook was hij een groot natuurvriend. Een paar mooie bomen in een verder onaantrekkelijk gebied kunnen hem inspireren en verleiden om het gebied mooi te vinden. In zijn behoeften was hij eenvoudig en bescheiden. Een uitstekende soep die mijn jonge vrouw hem op een dag kort na ons huwelijk, in het voorjaar van 1866, serveerde, bracht hem zo in vervoering dat hij die de rest van zijn leven niet meer vergat. Hij hield van een goed glas bier of een goed glas wijn en een goede sigaar, maar hij gaf er niet veel aan uit. Had hij eenmaal een nieuw kledingstuk aan, wat niet vaak voorkwam, en ik het niet direct zag en niet mijn waardering er over uitsprak, dan kon ik er vast van op aan dat hij binnen enkele minuten mij er opmerkzaam op maakte en om mijn oordeel vroeg. Hij was een man van ijzer met een kinderlijk gemoed. Toen Liebknecht op 7 augustus 1900 stierf, was het op de dag af vijfendertig jaar geleden dat wij elkaar voor het eerst hadden leren kennen.

In zijn partijwerk hield Liebknecht er van, voldongen feiten te stellen, als hij aannam dat een plan van hem tegenstand zou ondervinden. Onder deze eigenschap leed ik in den beginne sterk, want ik kreeg in de regel de soep te eten, die hij bedorven had. Door zijn gebrek aan praktische vaardigheden moesten anderen de uitvoering van door hem genomen maatregelen overnemen. Uiteindelijk echter vond ik de moed mij te bevrijden van de invloed van zijn apodictisch karakter, en kregen wij het dikwijls met elkaar te kwaad, zonder dat de buitenwacht het merkte en zonder dat onze verhouding daardoor op den duur verstoord raakte.

Men heeft veel geschreven over de invloed die Liebknecht op mij zou gehad hebben; men beweerde bv. dat het alleen aan zijn invloed te danken was, dat ik socialist werd. In een door Langen in München in 1908 uitgegeven brochure staat verder dat Liebknecht mij tot marxist heeft gemaakt, zoals ik mijzelf in september 1868 op de Nürnbergse bondsdag heb bekend gemaakt. Liebknecht zou volgens die brochure een volle drie jaar nodig hebben gehad, om uit de Saulus een Paulus te maken.

Liebknecht was veertien jaar ouder dan ik en had dus, toen wij elkaar, leerden kennen, een lange politieke ervaring op mij voor. Liebknecht was een wetenschappelijk gevormd man, die vlijtig gestudeerd had; die wetenschappelijke vorming ontbrak mij. Liebknecht had ten slotte twaalf jaar lang in Engeland nauw contact gehad met mannen als Marx en Engels en daarbij veel geleerd, een contact dat mij ontbrak. Dat Liebknecht onder zulke omstandigheden grote invloed op mij moest uitoefenen, sprak geheel en al vanzelf. Anders zou het een schande voor hem geweest zijn, als hij niet in staat was geweest die invloed uit te oefenen, of een schande voor mij, als ik uit de omgang met hem geen voordeel had weten te halen. Een van mijn kennissen uit die tijd schreef in de Leipziger Volkszeitung, dat hij mij (in 1865) in een kleine kring had horen praten over mijn kennismaking met Liebknecht en had opgemerkt: “Alle donders, van die kan men wat leren!” Dat zou waar kunnen zijn. Maar socialist was ik ook zonder hem geworden, want ik was al op weg er heen, toen ik hem leerde kennen. In de voortdurende strijd met de lassalleanen, moest ik Lassalles geschriften lezen om te weten wat zij wilden, en daarmee voltrok zich binnen korte tijd een ommekeer in mij. De houding van de liberale woordvoerders in en buiten het parlement had langzamerhand ook bij ons ontevredenheid gewekt, en hun nimbus was aan het verdwijnen. Het was vooral de houding van de liberale woordvoerders in de arbeiderskwesties, die ontstemming teweeg bracht. Mijn omgang met Liebknecht heeft mijn verandering in een socialist bespoedigd. Deze verdienste heeft hij. Hetzelfde is het met de bewering dat Liebknecht mij marxist heeft gemaakt. Ik heb in die jaren veel en zeer goede voordrachten en redevoeringen van hem gehoord. Hij sprak over Engelse vakverenigen, de Engelse en Franse revoluties, Duitse volksbewegingen, over politieke vraagstukken van de dag, enz. Kwam hij over Marx en Lassalle te spreken, dan was het altijd polemisch; lange theoretische uiteenzettingen hoorde ik, volgens mijn herinnering, nooit van hem. Voor privéonderwijs had hij noch ik, de tijd, de dagelijkse strijd en wat daarmee samenhing stond ons niet toe om privé theoretische discussies te voeren. Ook was Liebknecht naar zijn gehele aanleg meer een breed aangelegd politicus dan theoreticus. De grote politiek was zijn passie.

Zoals bijna iedereen die toen socialist werd, kwam ik via Lassalle bij Marx terecht. De geschriften van Lassalle hadden we al in handen voordat we ook maar iets van Marx en Engels kenden. Hoe ik door Lassalie beïnvloed was, toont nog duidelijk mijn eerste brochure Ons doel, dat eind 1869 verscheen. Tegen het einde van 1869 vond ik echter ook eerst behoorlijk tijd en rust, het in de nazomer van 1867 verschenen eerste deel van Het Kapitaal van Marx grondig te lezen, en wel in de gevangenis. Vijf jaar eerder had ik geprobeerd, het in 1859 verschenen geschrift van Marx Bijdrage tot de kritiek op de politieke economie te bestuderen, maar het bleef bij een poging. Overwerk en de strijd om het bestaan gunden mij niet de nodige vrije tijd, het moeilijke geschrift intellectueel te verwerken. Het Communistisch Manifest en de andere geschriften van Marx en Engels werden echter pas eind jaren zestig, begin jaren zeventig in de partij bekend. Het eerste geschrift van Marx dat ik in handen kreeg en dat ik met plezier las, was zijn inaugurele rede bij de stichting van de Internationale Arbeidersassociatie. Dit geschrift leerde ik begin 1865 kennen. Eind 1866 kwam ik bij de Internationale.