Ernest Mandel

Goelag archipel


Geschreven: 1974
Bron: De Internationale, juli 1974
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, september 2007


Goelag Archipel getuigt in drieërlei opzicht van een tragedie. De tragedie van de stalinistische zuiveringen die miljoenen Sovjet-Russische burgers troffen op grond van misdaden die zij niet hadden bedreven. Onder hen bevond zich de meerderheid van de bolsjewistische kaders. Voorts de tragedie van een generatie van rebellerende intellectuelen in de Sovjet-Unie, die door hun ervaringen met het stalinisme er toe zijn gebracht tegelijkertijd ook het leninisme en het marxisme over boord te werpen. Hierdoor waren zij niet meer in staat de oorzaken van de stalinistische onderdrukking, van de huidige werkelijkheid in de Sovjet-Unie, en de oplossing die die crisis van die maatschappij vereist, te begrijpen.

Tenslotte de persoonlijke tragedie van de uitzonderlijk talentvolle schrijver, die door zijn onvermogen de aard van datgene wat hem treft te begrijpen, tot reactionaire conclusies komt; conclusies die weer aanknopen bij de theorieën waarmee Stalin en zijn beulen hun misdaden rechtvaardigden, en die tegenwoordig dienen als rechtvaardiging van de onderdrukking waardoor opnieuw politieke opposanten in de Sovjet-Unie worden getroffen.

Stalinistische concentratiekampen

Het eerste onderwerp van Goelag Archipel is de wereld van de door de GPOe in het leven geroepen dwangarbeidkampen, die onder Stalin een miljoen “misdadigers” zagen toestromen, in meerderheid gedeporteerd, zo niet terechtgesteld, in kennelijke schending van de Sovjet legaliteit, met behulp van monsterlijk-willekeurige procedures zoals marteling, en door totale onderdrukking van de rechten die door de Sovjetgrondwet worden gegarandeerd. Daarbij maakte men soms gebruik van geheime decreten die op zichzelf weer de grondwet en het strafrecht van het land schonden. Solsjenitzyn heeft een groot aantal getuigenissen verzameld over de verhoudingen waaronder de grote stalinistische zuiveringen plaatsvonden. Met name stelt hij de direct voor deze misdaden verantwoordelijke groep rond Stalin aan de kaak: niet alleen de Beria’s en de Jechovs, maar ook de Molotovs en Kaganovitsjen. In dit verband kan ook de terughoudendheid van heel wat hoogwaardigheidsbekleders van de bureaucratie worden verklaard ten aanzien van het voornemen vlak voor het 20ste congres van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie, om het volle licht op Stalins misdaden te werpen.

In details wordt de praktijk van de veroordelingen en deportaties van bepaalde categorieën burgers geopenbaard: bv. het hele personeel van de Chinese Ooster-Spoorweg (een onder gemengd Russisch-Chinees beheer staande spoorlijn dwars door Mandsjoerije naar Vladiwostok), alle Koreaanse communistische vluchtelingen, de meerderheid van de voormalige strijders van de Oostenrijkse Schutzbund, de meerderheid van de voormalige Lettische Rode Garde, die zo’n belangrijke rol speelde in de Oktoberrevolutie en de vorming van het Rode Leger. Ongetwijfeld zullen degenen die (in het Westen) Trotski’s De verraden revolutie en de Misdaden van Stalin konden lezen, of de boeken van de mensjewiek Dallin en Nikolaievsky over de Sovjetkampen, niets fundamenteels nieuws kunnen leren van Goelag Archipel. Zij zullen echter een serie beelden leren waarderen waarin de grote romanschrijver Solsjenitzyn personen heeft getekend, die hij in de gevangenis of in de kampen heeft ontmoet: de oude revolutionaire arbeider Anatoly Illitsj Fastenko; de hoofdingenieur S-vs, prototype van de bureaucratische carrièremaker, de oude mensjewiek en latere bolsjewiek en slachtoffer van een eerste heksenproces (proefproject voor de toekomstige Moskouse processen) M.P. Jakobovitsj; M.D. Rioumin, onderminister van de staatsveiligheidsdienst die er zelfs in slaagde de sinistere rechterhand van Stalin Abakoumow in laagheid te overtreffen (deze schijnt de organisator te zijn geweest van het “complot van de witte jassen”, bedoeld als aanloop tot een massale nieuwe zuivering, die gelukkig werd voorkomen door de dood van de tiran.) Deze onvergetelijke portretten, die kunnen worden toegevoegd aan die van De eerste cirkel en Een dag uit het leven van Ivan Denisovitsj, vormen ongetwijfeld het meest waardevolle deel van het boek.

Men verneemt ook bijzonderheden over de martelingen die de GPOe toepaste om van beklaagden bekentenissen los te krijgen. Solsjenitzyn bevestigt hiermee eigenlijk in grote trekken slechts Trotski’s conclusie, dat de werkelijke basis van de bekentenissen wordt uitgemaakt door de afwezigheid van een onafhankelijk politiek standpunt ten opzichte van het stalinisme (d.w.z. een politieke capitulatie voor de bureaucratische dictatuur).

Sensationele onthullingen komen zelden voor. Een ervan is dat er ook processen waren die (voor de autoriteiten) een slechte wending namen; processen tijdens welke de beklaagden hun bekentenissen herriepen en zich opstelden als aanklagers niet alleen van de beulen, maar ook zelfs van de stalinistische politiek die dikwijls verantwoordelijk was voor de feiten die aan de zgn. ‘misdaden’ (die men de beklaagden in de schoenen wilde schuiven) ten grondslag lagen: bv. het proces tegen de communistische leiders van de kleine plaats Kadyi in het district Ivanov.

De algemene indruk die men krijgt uit dit voornaamste deel van Goelag Archipel is de onvoorwaardelijke veroordeling van een geïnstitutionaliseerde onderdrukking als regeringssysteem — dat was immers de objectieve aard van de stalinistische zuiveringen. Een regime dat niet steunt op de politieke instemming van de werkende massa, noch op de bevrediging van hun materiële behoeften, moet terugvallen op een terreur, die tot voornaamste staatsinstelling wordt verheven. Dit is het meest opvallende aspect van de stalinistische wereld van concentratiekampen, en niet de zg. “economische” bijdrage van de dwangarbeid aan de industrialisatie van de Sovjet-Unie.

Al degenen die uit verblinding ontkenden dat deze terreur bestond of die haar bestaan vandaag nog ontkennen, dragen geen atoom bij tot de “verdediging” van de zaak van het communisme. Zij dekken smerige misdaden tegen het communisme en tegen de arbeidersklasse; misdaden die des te schadelijker zijn omdat zij de zaak van het communisme in diskrediet brengen in de ogen van een niet te verwaarlozen deel van het wereldproletariaat.

Slechts voortzetting?

Als Goelag Archipel slechts de beschrijving van de misdaden van Stalin bevatte, gekruid met enkele beschouwingen op het thema “het leninisme is in wezen verantwoordelijk voor de misdaden van Stalin” zou men zich ertoe kunnen beperken Solsjenitzyn te verdedigen tegen de onderdrukking door de Sovjetbureaucratie en zijn ideologische verwardheid te betreuren. De werkelijkheid is echter anders. Solsjenitzyn poogt in Goelag Archipel met feiten en cijfers systematisch aan te tonen dat de terreur als instelling direct met de Oktoberrevolutie begon. Dit is het tweede centrale thema van het werk dat nauwelijks minder is uitgewerkt dan het eerste. Dit thema wordt gebracht met een menigte ondersteunende bewijzen, in de hartstochtelijke taal van een schrijver wiens literaire talent niet bewezen hoeft te worden en die zich voor miljoenen lezers presenteert met het aureool van slachtoffer van verachtelijke vervolgingen.

Dit thema zal een diepgaande invloed hebben zowel op het publiek van de kapitalistische landen als op dat van de gebureaucratiseerde arbeidersstaten. De dialectiek Solsjenitzyn-Sovjetbureaucratie ontpopt zich meteen al als dialectiek van de contrarevolutie. In zijn onvermogen de argumentatie van Solsjenitzyn te weerleggen, versterkt het Kremlin de geloofwaardigheid van de stellingen van de romanschrijver door hem te overladen met hoon en laster. Hierdoor vergemakkelijkt het Kremlin Solsjenitzyns streven om het bolsjewisme, het marxisme en de arbeidersbeweging door het slijk te sleuren. De cirkel is gesloten wanneer de reactionaire ideologie van Solsjenitzyn door het Kremlin wordt gebruikt om aan te tonen dat de oppositie in de Sovjet-Unie contrarevolutionair is, en dat per slot van rekening de vrijheid van meningsuiting onder controle moet blijven om te voorkomen dat er twee, drie, veel Solsjenitzyns zullen opstaan, met of zonder talent. Er zou een dik boek voor nodig zijn om alle laster van Solsjenitzyn tegen de Oktoberrevolutie in bijzonderheden te weerleggen. We hopen dat dit boek door een revolutionaire marxist zal worden geschreven. Dit zal slechts eens te meer kunnen vaststellen, waar tegenwoordig de erfgenamen en voortzetters van het bolsjewisme staan. Laten we ons op dit moment met het essentiële tevreden stellen. Laten we naar de feiten kijken. Hier begint de moralist Solsjenitzyn met een geweldig stuk misleiding. Met genoegen etaleert hij dozijnen bladzijden lang, zijn gedetailleerde beschrijving van de Rode Terreur. Geen woord over de Witte Terreur die toch voorafging aan het terugslaan van de bolsjewieken en die deze reactie ontketende. Geen woord over de edelmoedigheid van de revolutionairen die in oktober, november en december 1917 de meeste, zo niet alle gevangenen vrijlieten; zoals generaal Kaledin, die direct reageerde met het ontketenen van terreur en moord tegen het proletariaat dat aan de macht was. Geen woord over de duizenden communisten, commissarissen en soldaten die op verraderlijke wijze werden vermoord in een land waar men te vuur en te zwaard poogde de macht van de grondbezitters en de kapitalisten te herstellen. Geen woord over de echte aanslagen op bolsjewistische leiders — geen verbeelde aanslagen waarvan de slachtoffers van de Moskouse processen werden beschuldigd — aanslagen zoals die op Volodarsky, die werd vermoord en de moordaanslag op Lenin.

Geen woord over de interventie van de buitenlandse legers, over de invasie van het Russisch grondgebied gebied op zeven verschillende fronten. Na een dergelijke eenzijdige analyse wordt het formaat van de ‘moralist’ en ‘nationalist’ Solsjenitzyn tot beduidend kleiner proporties teruggebracht.

Nog steeds op het vlak van de feiten, hij die teveel wil bewijzen, bewijst niets. In zijn streven om een parallel te trekken tussen “de afwezigheid van recht en wettigheid” tijdens de eerste jaren van de revolutie, en diezelfde afwezigheid tijdens Stalin, baseert Solsjenitzyn zich op een reeks van beschuldigingen, die werden uitgesproken door de bolsjewistische commissaris van justitie Krilenko. Wat komt er uit deze bewijzen naar voren? Dat er onder Lenin en Trotski nauwelijks sprake was van bekentenissen onder de druk van martelingen; dat de beklaagden zich vrij konden verdedigen, en niet zonder kans op succes; dat deze processen nauwelijks heksenprocessen maar revolutionaire processen waren, ongetwijfeld dikwijls gebaseerd op elementaire en onvoldoende gronden, zoals dat altijd het geval is in elk revolutionair tijdperk, maar duizend mijlen verwijderd van de karikatuur van recht zoals die werd georganiseerd door Stalin.

Twee processen die door Solsjenitzyn worden aangehaald tonen op volmaakte wijze dit fundamentele verschil aan tussen de bolsjewistische revolutie en de stalinistische contrarevolutie. De hoofdingenieur van het waterleidingbedrijf van Moskou, V.V. Oldenborger, een oude apolitieke technicus, wordt vervolgd door een communistische cel die hem op grond van zijn apolitieke houding wil vervangen. Zij drijft hem tot zelfmoord. Solsjenitzyn strooit royaal met beschuldigingen tegen de communisten van genoemd waterleidingbedrijf: complotteurs, verachtelijke, corrupte lieden. Men moet echter het verhaal helemaal uitlezen om te ontdekken dat het door hem genoemde proces is aangespannen door de Sovjetstaat om Oldenborger te verdedigen tegen de communistische cel die hem had vervolgd; een proces dat uitmondde in de veroordeling van zijn vervolgers, een proces waaruit bleek dat de arbeiders van het waterleidingbedrijf vrij waren om Oldenborger in de sovjet te kiezen tegen de unanieme druk van de communistische cel in... Een tolstoïaan, die absoluut tegen het dragen van wapens was, werd tijdens de burgeroorlog wegens dienstweigering ter dood veroordeeld: het tweede onthullende proces. Dit eindigde op een nog sensationeler wijze. De soldaten die de ter dood veroordeelde bewaakten, vonden het vonnis terecht schandelijk; zij organiseerden meteen een algemene vergadering in de kazerne, stuurden een motie naar de stadssovjet waarin nietigverklaring van het vonnis werd geëist en behaalden een overwinning. Arbeiders die een apolitieke ingenieur in de sovjet kunnen kiezen tegen de oppositie van de communistische cel in (in het beste geval waren het supersektariërs, in het slechtste geval echt gecorrumpeerde carrièremakers); soldaten, gevangenbewakers, die zich verzetten tegen vonnissen van de justitie, en die algemene vergaderingen organiseren, zich mengen in “grote staatszaken” en het leven van hun gevangene redden: hier beschrijft Solsjenitzyn zonder het in de gaten te hebben het fundamentele verschil tussen de tijd van de revolutie en die van de contrarevolutie. Laat hem eens voorbeelden uit het stalinistische tijdperk aanhalen van analoge strekking, ter bevestiging van het feit dat in wezen alles onder Lenin en Stalin gelijk was.

Geen leninist die die naam waardig is, zal tegenwoordig hardnekkig ontkennen, dat de macht van de Sovjets fouten beging op het vlak van onderdrukking en van politieke besluiten. Hoe zouden de leiders toen die fouten niet hebben kunnen maken; zij die de geduchte eer hadden de eersten te zijn een arbeidersstaat op te bouwen in dienst van de uitgebuiten en de arbeiders, en dat in een zeer groot land dat ten prooi was aan felle en bloedige aanvallen van machtige vijanden; en die dit moesten doen zonder te kunnen steunen op precedenten, zonder kant en klare kennis op dit terrein? We weten nu dat het onjuist was na het beëindigen van de burgeroorlog de onderdrukking te verscherpen; dat het onjuist was om alle andere Sovjetpartijen in 1921 te verbieden en aldus een één-partij-regime te institutionaliseren; dat het onjuist was fracties binnen de partij te verbieden. Al deze, als tijdelijk bedoelde maatregelen in antwoord op directe moeilijkheden, zijn gekenmerkt door een overschatting van de directe gevaren van de contrarevolutie die toch al was verslagen en verspreid; door een onderschatting van de demoraliserende gevolgen van dergelijke maatregelen voor het bewustzijn en de activiteiten van het proletariaat in een politiek klimaat dat steeds meer werd gekarakteriseerd door administratieve onderdrukking en steeds minder door bewuste deelname van de massa’s. Deze maatregelen hebben de politieke onteigening van het proletariaat, de verstikking van de interne democratie in de bolsjewistische partij, en de vestiging van de bureaucratische dictatuur, vergemakkelijkt. Toen kon men dat niet met zekerheid weten. Men weet het nu. De Vierde Internationale heeft er alle programmatische conclusies uit getrokken die zich uit deze ervaringen opdringen. Degenen die nu echter vuil naar de bolsjewieken spuiten, moeten zich buigen over de alternatieve oplossingen in die tijd. Zij moeten de verschrikkelijke verantwoordelijkheid van de Duitse sociaaldemocraten (d.w.z. van het mensjewisme) naar voren brengen, die, door het bloedig smoren van de Duitse revolutie, eerst Stalin te paard hebben geholpen, en later Hitler. Zij moeten eens stil staan bij het lot dat de arbeiders en arme boeren wachtte, daar, waar de revolutie niet doeltreffend en meedogenloos werd verdedigd. De duizenden slachtoffers van de witte terreur van Horthy in Hongarije om slechts dat geval te noemen, getuigen eerder ten gunste van de justitie der bolsjewieken.

Ideologie in geding

Solsjenitzyn is in een nog zwakkere positie als hij van het terrein der feiten naar dat van de ideeën overgaat. Het enige antwoord dat hij heeft om de stalinistische terreur te verklaren is, het in staat van beschuldiging stellen van de ideologie, van het hedendaagse ideologische fanatisme: inquisitie, veroveraars, kolonisatoren, fascisten, jacobijnen en natuurlijk marxisten, worden door ideologisch fanatisme omgezet in moordenaars van miljoenen tijdgenoten in de 20ste eeuw. Allereerst valt op dat deze opsomming zeer onvolledig is. Waarom heeft Solsjenitzyn het godsdienstig fanatisme in deze lijst vergeten? De godsdienstoorlogen hebben toch miljoenen slachtoffers in de geschiedenis “ten gevolge gehad”? En wat te zeggen van het nationalisme en de ideologie van de “verdediging van het vaderland” in de imperialistische landen die in de eerste wereldoorlog alleen al meer doden hebben “veroorzaakt” dan de hele stalinistische terreur? Is dit vergeten te wijten aan het feit dat Solsjenitzyn een voorstander is van deze ideologieën: godsdienst en nationalisme?

Opvallend is verder het buitengewoon oppervlakkig karakter van deze gedachtegang. Waarom roept dezelfde ideologie in bepaalde tijdperken een moorddadig fanatisme op en in andere perioden een zeer soepele en vreedzame sfeer? Is dat werkelijk om “ideologische” redenen? Is het niet eerder omdat zeer concrete en precieze materiële belangen in het geding zijn?

Solsjenitzyn schept er behagen in de slachtoffers van de stalinistische zuiveringen te “kwantificeren” en zo te vergelijken met die van de tsaristische of fascistische onderdrukking. Men kan echter deze kwantificerende vergelijkingen uitbreiden. Welke “ideologie” heeft toch de halfanalfabetische organisatoren van boekverbrandingen in Chili “gefanatiseerd”, lieden die in enkele dagen 20.000 personen hebben gedood en 40.000 gevangengenomen; iets wat op de schaal van de Sovjet-Unie overgebracht een equivalent van 600.000 vermoorden en 1.200.000 gedeporteerden vertegenwoordigt? Stalin zou er van schaamte over verbleken. Werden zij bewogen door een “ideologisch fanatisme”, of eerder door het verlangen het particulier bezit en de “eeuwige waarden” van de “vrije onderneming” en de kapitalistische exploitatie te verdedigen? En wat te zeggen van de befaamde “kruistocht” die Franco in 1936 organiseerde om zijn land, dat “in handen gevallen was van de roden” te heroveren; een kruistocht die werd voltrokken door de moord op meer dan een miljoen Spanjaarden door “nationalistische” troepen; d.w.z. het equivalent van 9.000.000 doden op de schaal van de Sovjet-Unie, om nog steeds met de vergelijkingen van Solsjenitzyn door te gaan?

Was het werkelijk een of andere “ideologie” die dit ontzettende bloedbad zou hebben opgeroepen? Was het niet eerder een streven om tot elke prijs, al was het ook de prijs van stromen bloed, te verhinderen dat op het Iberisch schiereiland de macht van de arbeiders en arme boeren zou worden gevestigd?

Slechts in het licht van marxistische analyse kan de opeenvolging van barbarij en beschaving in de loop van de menselijke geschiedenis duidelijke contouren krijgen en worden verklaard. Wanneer een klasse in sterke mate is verzekerd van haar macht, en zeker is van zichzelf en van haar toekomst, als haar macht toeneemt en de sociale tegenstrijdigheden tijdelijk verzwakken, dan kan zij zich de luxe permitteren om te regeren met betrekkelijk vreedzame en beschaafde middelen (tot het moment waarop haar macht plotseling wordt betwist: zie de massamoord op de Communards (de strijders van de Parijse Commune, 1871) door de aanhangers van Versailles, zelfs in de zo beschaafde en vergeleken met onze “barbaarse” tijd zo “vreedzame” 19e eeuw.) Als een heersende klasse zich echter in een neergaande ontwikkeling bevindt, als haar macht in verval raakt, als haar heerschappij wordt verscheurd door steeds diepergaande tegenstrijdigheden, dan komt de barbarij weer naar de oppervlakte, en zet de klassenheerschappij een bloedig masker op.

Onze tijd is die van een doodsstrijdcrisis van het kapitalistische systeem. Zolang als deze doodstrijd duurt, zullen de tekenen van barbarij, de bloedige onderdrukking, en de verachting voor mensenlevens toenemen.

In deze historische zin is Stalin een product van het kapitalisme, op dezelfde wijze als Hitler, Auschwitz, Hiroshima, de ontbladeringsbombardementen op Vietnam, en niet het product van de Sovjetmaatschappij en de Oktoberrevolutie.

In een engere en meer directe zin is de stalinistische terreur het product van de overwinning van de politieke contrarevolutie in de Sovjet-Unie. Het feit, dat hij de hele revolutionaire generatie die de Oktoberrevolutie leidde en de arbeidersstaat schiep, moest uitroeien, zou al voldoende moeten zijn om Solzjenitzyns willekeurige gelijkstelling tussen beul en slachtoffers te verwerpen. Deze politieke contrarevolutie vertegenwoordigt op haar beurt tastbare materiële en sociale belangen: die van de geprivilegieerde bureaucratische laag, die op basis van de nieuwe, uit de socialistische revolutie voortgekomen eigendomsverhoudingen, haar monopolie in het economische en politieke beheer verdedigt, alsook de enorme voordelen die hieruit voortvloeien onder verhoudingen van voortgezette schaarste.

Door het marxisme te verwerpen maken Solzjenitzyn en zijn gelijken het zich onmogelijk de gebeurtenissen te verklaren die hen zo diepgaand hebben geschokt. Trotski was geneigd Spinoza te citeren: “niet lachen, niet huilen, maar begrijpen.” Solzjenitzyn lacht bitter, hij huilt veel, maar hij begrijpt weinig.

Moraliserende politiek

Het meest treffend springen de tegenstrijdigheden in het denken van Solzjenitzyn (waarin het marxisme wordt verworpen) in het oog, als deze moralist de elementaire eisen van de moraal laat vallen tegenover de marxisten van onze tijd, Trotski en de trotskisten vooral. Ter rechtvaardiging van zijn stelling dat Stalin de voortzetter en niet de doodgraver van het bolsjewisme is, spant hij zich in om aan te tonen dat alle bolsjewieken Stalin hebben geholpen, voor hem hebben gecapituleerd, hebben meegewerkt aan zijn misdaden, en de rol van medeplichtigen hebben gespeeld in de schijn-“processen”. Uitgaande van de juiste stelling dat degenen die politiek capituleerden voor Stalin logischerwijs hiertoe werden gebracht (“gezien het feit dat een politiek zonder morele basis leidt tot het dekken van alle misdaden”), komt hij tot de conclusie dat alle communisten zich politiek niet tegen Stalin kunnen verdedigen en meewerkten aan de terreur van de jaren 30 en 40. Hij gaat zelfs zo ver te zeggen dat Trotski zelf, ook hij, alles zou hebben bekend wat de GPOe van hem zou hebben geëist; als hij zich in de handen van Stalin bevond. Want ook hij had geen “onafhankelijk standpunt”, geen werkelijke zelfstandige ideologie ten opzichte van het stalinisme. Bovendien had hij niet de ervaring opgedaan van lichamelijke en geestelijke martelingen, die hem weerloos zouden hebben gemaakt tegenover de GPOe. Deze beweringen steunen op geen enkel bewijs. Zij vertegenwoordigen slechts een nieuwe, herziene en verbeterde uitgave van de stalinistische laster tegen het trotskisme.

Beweren dat geen enkele communistische tendens tegenover de stalinistische terreur een zelfstandige ideologische basis had, en dat zij dus op fatale wijze voor die terreur moesten capituleren, houdt wel een buitengewone geringschatting in van de 15 jaren meedogenloze strijd, eerst van de Linkse Oppositie, vervolgens van de beweging voor de Vierde Internationale, tegen de Sovjetbureaucratie; een strijd die was gebaseerd op een samenhangende theoretische en politieke grondslag, en waarvan de geschiedenis op schitterende wijze de juistheid heeft bevestigd. Deze bewering van Solzjenitzyn betekent een belediging aan de nagedachtenis van duizenden trotskistische militanten en anderen die weigerden te capituleren, die weigerden medeplichtig te zijn aan parodieën van rechtspraak, en die met hun leven hebben betaald voor hun trouw aan hun principes, met een moed en karaktervastheid zonder weerga in de geschiedenis.

Beweren dat L. D. Trotski niet het vermogen heeft getoond weerstand te bieden aan de druk van persoonlijke beproevingen, dat betekent vergeten dat hij zijn strijd tegen het stalinisme volhield ondanks de moord van de GPOe op zijn zonen, op zijn secretarissen, op zijn naaste medewerkers. Dat betekent vergeten dat hij deze oppositie ononderbroken handhaafde, nadat reeds een eerste aanslag van de GPOe had plaatsgevonden, op een moment waarop hij elk ogenblik verwachtte te worden vermoord door de agenten van Stalin.

Solzjenitzins herhaling van de bewering dat de trotskisten zich in Stalins kampen sektarisch zouden hebben gedragen en niet in staat zouden zijn geweest tot langdurige hongerstakingen op basis van een program van eisen, is een belediging van de nagedachtenis van deze tienduizenden helden, die ten tijde van de ergste stalinistische terreur een hongerstaking van 18 weken ontketenden, met een program van vijf punten, waarin de rechten van alle politieke gevangenen werden verdedigd.

Van de kant van Solzjenitzin, vastbesloten tegenstander van het revolutionaire marxisme, kan men goed begrijpen, dat hij, in navolging van Stalin, de beslissende bijdrage van het trotskisme aan de strijd tegen de dictatuur van de Sovjetbureaucratie wil uitwissen, om te kunnen verhinderen dat er een continuïteit te zien is tussen de Oktoberrevolutie en de huidige politieke taken in de Sovjet-Unie. Als men echter de immorele methoden ziet die hij voor dat doel moet gebruiken, kan men opnieuw de vinger leggen op het slop waarin elke politiek terechtkomt die zg. steunt op absolute morele normen, en die er fataal toe wordt gebracht haar eigen principes met voeten te treden.

Historische rechtvaardiging

Solzjenitzin spant zich in om alle werkelijkheid van de Sovjet-Unie uitsluitend terug te voeren op de uitingen van stalinistische en poststalinistische terreur. Dit alles komt volgens hem voort uit een revolutie die niet plaats had moeten vinden: “Rusland was niet rijp voor de revolutie.” Waarvoor was Rusland dan wel rijp? Voor de tsaristische barbarij? Voor de hongersnood, de ellende, het eeuwige analfabetisme? Door het in het geding brengen van juistheid van de Oktoberrevolutie — evenals die van de revolutie in alle onderontwikkelde landen — demonstreert Solzjenitzin duidelijk een andere tegenstrijdigheid van de moraliserende politiek. Moet men alleen degenen betreuren die vermoord zijn door de stalinistische terreur? En dan de doden die zijn veroorzaakt door onmenselijke sociaaleconomische regimes, de dozijnen miljoenen doden van de grote hongersnoden in India en prerevolutionair China, zijn die soms minder te betreuren? De gevolgen van de Oktoberrevolutie kunnen niet alleen worden herleid tot de wandaden van de bureaucratie en haar terroristische onderdrukkingspraktijk. De resultaten van de Oktoberrevolutie bestaan ook uit het feit dat een enorm groot land in enkele decennia werd omgevormd tot de tweede industriële mogendheid van de wereld; een land waar het analfabetisme werd uitgebannen, waar het aantal artsen en nieuwe gepubliceerde boeken (inbegrepen vertalingen) per 100.000 inwoners tot het hoogste van de wereld behoort; een land waar de kindersterfte lager is dan in Engeland. Men kan echter de politionele en repressieve willekeur in de Sovjet-Unie als zogenaamd onvermijdelijk gevolg van de Oktoberrevolutie niet bestrijden zonder te zwijgen over dat andere aspect van de Sovjetwerkelijkheid; die werkelijkheid, die de materiële grondslag schiep voor de opbloei van een werkelijke Sovjetdemocratie, als de macht van de bureaucratie omver wordt geworpen.

Noch Marx, noch Lenin, noch Trotski hebben ooit geloofd dat het mogelijk was een werkelijke klassenloze socialistische maatschappij op te bouwen in één land; te minder nog in een economisch onderontwikkeld land. Het imperialistisch tijdperk wordt gekenmerkt door het dubbele feit, dat 1. de internationale overheersing van het kapitaal de ontwikkeling van de achterlijke landen belemmert en misvormt, maar dat 2. ook de revolutionaire bewegingen ertoe neigen zich te internationaliseren. Solzjenitzyn betreurt dit, en vraagt de Sovjetleiders een politiek van “communistisch messianisme” waar zij nauwelijks last van hebben, te laten varen. Een minimum aan moreel gevoel tegenover de ellende in de wereld en de rampen die haar bedreigen, zou eerder moeten leiden tot de conclusie, dat de inspanningen voor de succesvolle ontwikkeling van de socialistische wereldrevolutie moeten worden verdubbeld; iets wat trouwens ook zou bijdragen tot het doen verdwijnen van de politionele en repressieve willekeur in de gebureaucratiseerde arbeidersstaten; d.w.z. tot de overwinning van de politieke revolutie in die landen.

Dilemma

Evenals dat met het werk van elke grote romanschrijver het geval is, typeert Goelag Archipel zowel een sociale situatie in haar geheel, als het denken van een specifieke sociale laag. Solzjenitzin vertegenwoordigt die hele vleugel van de oppositionele intelligentsia in de Sovjet-Unie, die, onder invloed van de misdaden van Stalin, gebroken heeft met Lenin en Marx. Men mag de betekenis en omvang van deze laag, ook onder de jongeren, niet onderschatten. Het bestaan van deze laag zelf vormt trouwens een nieuwe duidelijke veroordeling van het heersende politieke regiem in de Sovjet-Unie. Een zogenaamd socialistische maatschappij waar geen “sociaal antagonistische tegenstrijdigheden” meer zouden bestaan, “de meest één geworden maatschappij van de wereld”, waar achtereenvolgens verschillende generaties van intellectuelen die na de revolutie werden geboren, zich steeds vijandiger tegenover het marxisme ontwikkelen. Deze ontwikkeling kan slechts aangemoedigd worden door het voeren van een “ideologische strijd” tegen die intellectuelen, door vervalsers van het marxisme; door lieden wier laatste argument wordt gevormd door onderdrukking van geschriften en deportaties, door verbanningen, of internering van opposanten in inrichtingen voor gestoorden.

Hoogste ironie van de geschiedenis evenwel; als felle vijanden van het stalinisme die Solzjenitzin en zijn vrienden zijn, deze predikers van de leer dat het leninisme verantwoordelijk zou zijn voor het stalinisme, zij blijven in sterke mate de gevangenen van de stalinistische ideologie. Zij bewegen zich grotendeels in de wereld van de mythen waarmee Stalin zich verontschuldigde en zijn misdaden rechtvaardigde.

Dit komt niet alleen tot uitdrukking in de antitrotskistische laster, die regelrecht uit de keuken van de algemeen secretaris voortkomt. Het komt vooral tot uitdrukking in de wijze waarop de intellectuele oppositie de huidige problemen van de sovjetmaatschappij en hun oplossing aanpakken. Er is in Goelag Archipel een derde thema: minder open en duidelijk dan de eerste twee, die wij hebben proberen te belichten, maar niet minder essentieel voor het denken van Solzjenitzin. Dat is het thema van het onvermogen van de arbeidersklasse om de staat en de economie te beheren. Het moet worden gezegd, dat dit thema de intellectuele arrogantie weerspiegelt, die aan technocraten en bureaucraten eigen is. In een passage over het proces van de zogenaamde “industriële partij” (eind 1930) komt deze ideologie van Solzjenitzin het duidelijkst naar voren. Men leest daar dat het logisch is dat de ingenieurs op de arbeidsplaatsen de discipline proberen op te leggen; dat het logisch is dat de politiek gedeeltelijk wordt bepaald door de eisen van de techniek. Dit hele technocratische credo, en de verwerping van de directe macht van de arbeiders en van de sovjetmacht die dat met zich meebrengt, was en is één van de ideologische fundamenten van het stalinisme. Het is niet toevallig dat men het terugvindt bij Solzjenitzin en zijn vrienden.

Wat hen met de bureaucratie verenigt, is dezelfde weigering de mogelijkheid van de macht van de arbeiders te accepteren, is dezelfde radicale breuk met de levenswijze, het denken, het streven en de idealen van de arbeidersklasse.

In die zin blijft Solzjenitzyn ondanks alles een ideologische gevangene van de bureaucratie, in wezen een voorstander van een autoritair politiek regiem maar dan zonder overdreven onderdrukking.

Hij is de voorzanger van een verlicht autoritair regiem en niet van een sovjetdemocratie, die hij verwerpt als fundamenteel utopisch en kwaadaardig. Zijn politieke actie is niet georiënteerd op een massaoppositie, maar op individueel verzet en “open brieven” aan het Kremlin. Als men de sociale aard van Solzjenitzin en het politieke onvermogen dat daaruit voortvloeit, begrijpt, dan kan men slechts de politieke posities bevestigen die zowel door de nieuwe leninisten in de Sovjet-Unie worden ingenomen als door de revolutionaire marxisten in de kapitalistische landen.

De steun aan de beweging voor het veroveren van democratische rechten in de Sovjet-Unie

Men moet wel heel weinig begrijpen van de sociaal-politieke krachtsverhoudingen in de Sovjet-Unie om te geloven dat stromingen à la Solzjenitzin werkelijk ernstig de economische fundamenten van de maatschappij zouden kunnen bedreigen en een beweging zouden kunnen beginnen voor het herstel van het kapitalisme, daar die zijn af gesneden van de levende krachten van het proletariaat dat de absolute meerderheid van de actieve bevolking uitmaakt.

De loodzware repressieve en conformistische deksel die op de maatschappij drukt is het die de nieuwe opgang van slavofiele, antimarxistische, antirationalistische en antiarbeiders tendenties aanmoedigt; die een apolitieke houding, politiek en ideologisch cynisme onder de massa’s bevordert.

De beste medicijn tegen dergelijke reactionaire ideologieën en het enige doeltreffende middel op lange termijn, is de herleving van het kritische politieke bewustzijn onder de werkende massa’s; het bewustzijn dat hen naar het marxisme zal voeren. Alles wat deze herleving bevordert gaat in de richting van een verdediging en versterking van de sociaaleconomische basis van de Sovjet-Unie. Alles wat de afwezigheid van politieke discussie en differentiatie handhaaft, stimuleert slechts obscurantisme en vijandigheid tegen het marxisme dat verschijnt als staatsgodsdienst.

De intellectuele oppositie in de Sovjet-Unie omvat verschillende stromingen en vleugels, die slechts verenigd worden door a) gezamenlijke strijd tegen de misdaden van Stalin en b) voor de doeltreffende herovering van formeel gegarandeerde burgerrechten, d.w.z. voor de toepassing van de Sovjetgrondwet. De linkervleugel van deze oppositie met generaal Grigorenko als meest hartroerende, staat uit overlevenden van de oude bolsjewieken en leninistische militanten die door hun voorbeeldige moed het leninisme in de ogen van de Sovjetjeugd verdedigen en rehabiliteren. Het is een buitenkansje voor het Kremlin, om de antisocialistische ideologie van Solzjenitzin aan de kaak te kunnen stellen (waarbij men zijn boeken niet in de Sovjet-Unie durft te laten circuleren). De taak van het Kremlin wordt echter minder aangenaam, als zij wordt geconfronteerd met oppositionelen die zich beroepen op Marx en Lenin.

Laten wij — op het ogenblik dat de internationale bourgeoisie de aandacht wil concentreren op Goelag Archipel om de aandacht van haar eigen misdaden af te leiden en vijandigheid op het communisme te richten — onze inspanningen verdubbelen om Grigorenko, Yakhimovitsj en hun vrienden te onttrekken aan hun folteraars, om niet alleen het recht van de Solzjenitzins, maar ook van de marxistische en leninistische oppositionelen te verdedigen, om vrij te kunnen spreken, discussiëren, publiceren en zich te organiseren in de Sovjet-Unie.