Ernest Mandel

De socialistische Internationale en het internationaal socialisme


Geschreven: november 1959
Bron: Links, nr. 1 (2de jaargang, 14 november 1959
Transcriptie: Valeer Vantyghem
Deze versie: spelling
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, oktober 2008

Laatste bewerking: 01 oktober 2008


Zie ook:
De Eerste en Tweede Internationale

Het is in onze kringen bijna een gemeenplaats geworden vast te stellen dat de socialistische Internationale een schim is van wat zij was en wat zij zou moeten zijn. Zij verenigt lang niet meer alle socialistische partijen (om van de arbeidersbeweging in ‘t algemeen maar te zwijgen. In Europa staat één van de sterkste socialistische partijen, de Italiaanse PSI, buiten de Internationale; in Zuid-Amerika staan zij er met één voet buiten. In Afrika is het zo goed als nihil.

Numerieke sterkte is niet alles, een Internationale die ook maar een tiental socialistische partijen tot gemeenschappelijk handelen op internationaal vlak zou aanzetten, zou veel sterker zijn dan de som van die tien partijen. Helaas, ondanks het feit dat zij maar een gedeelte van de internationale socialistische arbeidersbeweging omvat, is de Socialistische Internationale geenszins strijdvaardiger of homogener dan weleer. Integendeel, de sterke ideologische stromingen en meningsverschillen ten spijt was de Internationale voor de Eerste Wereldoorlog veel machtiger dan de huidige Internationale.

Men verklaart dit verschijnsel door vast te stellen dat de groei van de socialistische beweging haar heeft gedwongen regeringsverantwoordelijkheid te nemen op het nationaal vlak, hetgeen de internationale coördinatie van de socialistische actie uiteraard zou bemoeilijken. Het is interessant vast te stellen, dat de ontbinding van de IIIde (communistische) Internationale in 1943 met dezelfde argumentatie werd goedgepraat. Maar de werkelijkheid toont aan dat dit argument geen steek houdt.

In de eerste plaats staan de meeste socialistische partijen vandaag niet in de regering maar in de oppositie. In de tweede plaats is de vereiste niet zozeer dat de Internationale zich bezig zou houden met de binnenlandse politiek van elke sectie, maar wel met de onderlinge coördinatie van hun buitenlandse politiek. En in de derde plaats zou men nog moeten bewijzen dat er een tegenstelling bestaat tussen de belangen van de vrede en het internationaal socialisme en de belangen van de werkende klasse (zowel als de goed begrepen nationale belangen voor elk volk afzonderlijk. Wij geloven dat het heel moeilijk zal zijn zulk bewijs te leveren.

We zouden twee voorbeelden willen aanhalen: het voorbeeld van het Suez avontuur, en het voorbeeld van de koloniale oorlogen.

Op het ogenblik van Brits-Franse aanval tegen Egypte heeft de Algemene Raad van de Internationale met algemene stemmen tegen die van de SFIO (en stemonthouding van de BSP) het Suez avontuur veroordeeld. De Britse Labour Party heeft tegen dit avontuur gestreden, en grote betogingen op touw gezet voor de vrede. Streden onze makkers misschien tegen hun nationaal belang? Voorzeker niet! Was het in het belang van het Franse volk, om dit avontuur op touw te zetten? Wie zou dit vandaag na al de tragische gebeurtenissen van 1958, nog durven beweren? Maar dan is het dus niet het welbegrepen nationaal belang, dat de SFIO ervan heeft weerhouden het Suez avontuur te veroordelen, maar wel de drukking van reactionaire krachten, stemmingen, en maatschappelijke klassen, waarvoor een deel van de Franse socialisten zijn bezweken.

Het is dus niet het feit dat de socialistische partijen regeringsverantwoordelijkheid op zich nemen, dat degelijk werk van de Internationale bemoeilijkt. Het is het feit dat, wanneer zij aan regeringen deelnemen, maar al te vaak voor niet socialistische krachten wijken, een niet socialistische politiek voeren, dat onder die voorwaarden het ontstaan van een machtige Internationale ten zeerste bemoeilijkt!

Of nemen we het voorbeeld van de koloniale oorlogen. Er heerst vandaag in Azië, Afrika en Latijns-Amerika een echt wantrouwen tegenover talrijke socialistische partijen in het Westen, omdat die partijen op sommige ogenblikken zich met het kolonialisme of neokolonialisme hebben vereenzelvigd, de verantwoordelijkheid van koloniale oorlogen op zich hebben genomen, of tenminste aan hun onderscheiden regeringen de middelen hebben gegeven om die oorlogen te voeren.

Maar is het absoluut fout de zaken zo voor te stellen, als zouden de tegenstellingen tussen socialistische partijen van het Westen en socialistische bewegingen van de koloniale landen het onvermijdelijk gevolg zijn van de tegenstellingen tussen het moederland en de zich bevrijdende kolonie? Bestaat er misschien wantrouwen tegenover de Labour Party in Nyassaland? In geen geval, vermits onze Britse vrienden uit alle macht de bevrijdingsbeweging in dit land steunen tegen de verdrukking door de conservatieve regering. Bestaat er vandaag wantrouwen tussen de nationale beweging in Kongo en de Belgische Socialistische Partij? Integendeel, de stoutmoedige verklaringen van het ABVV en van partijvoorzitter Leo Collard in de Kamer hebben bij de Congolese nationale beweging een geestdriftige instemming gekregen.

Het is dus niet het feit van de tegenstelling tussen moederland en kolonie dat de verzwakking van de Internationale tot gevolg heeft. Het is integendeel de verkeerde politiek van sommige socialistische partijen, hun kortzichtig zich vereenzelvigen met koloniale repressie en koloniale oorlogen, die misverstand en wantrouwen heeft gezaaid. Maar het is geenszins fataal dat socialistische partijen altijd een verkeerde politiek tegenover de koloniale bevrijdingsbeweging volgen.

‘Links’ werd opgericht om een vernieuwing van onze socialistische beweging in de zin van een strijdend socialisme te bewerkstelligen. Wij hebben sinds één jaar veel bereikt op dat gebied, na het jongste Partijcongres is het Congo debat in de Kamer daarvan een sprekend bewijs. Maar wij zullen ons doel nooit bereiken, zolang wij geen strijdvaardige Internationale krijgen, naast een strijdvaardige BSP.

Want alle grote politieke vraagstukken van het ogenblik zijn in laatste instantie internationale vraagstukken. De bevrijding van de koloniale landen en de hulp die hen moet worden geboden voor een vlugge industrialisatie, het behoud van de vrede en het verkrijgen van een algemene gelijktijdige en gecontroleerde ontwapening, het verdwijnen van het atoomgevaar, de planmatige ontwikkeling van economie en welstand, het ontketenen van een eensgezinde oorlog van de hele mensheid tegen honger, ziekte en onwetendheid: al die grootse taken die vandaag gesteld zijn kunnen slechts op het internationaal vlak worden opgelost.

Hun oplossing vergt het scheppen van een macht die niet de grootste gemene deler is van nationale regeringen (de Verenigde Naties zijn, in het beste geval, zulk een gemene deler, en kunnen niets anders zijn), maar die de spreekbuis is en het machtsinstrument van het werkende volk in de gehele wereld, onafhankelijk van alle regeringen maar afhankelijk van alle volkeren, die de miljoenen socialistische arbeiders en gesyndiceerden van alle werelddelen samensmeedt tot één macht voor het verwezenlijken van het wereldsocialisme: een echte, verenigde, gedisciplineerde en in gemeenschappelijke actie aaneengesloten socialistische Internationale.