V.I. Lenin

Over de staat


Geschreven: Transcriptie van een toespraak aan de Sverdlov Universiteit. 11 juli 1919
Eerste publicatie: Pravda 18 januari 1929
Originele transcriptie naar HTML: LSP
Deze versie: Marxists Internet Archive, december 2003, verzorgd door Maarten Vanheuverswyn


Kameraden, zoals afgesproken zal ik het vandaag hebben over de staat. Ik weet niet in hoeverre jullie bekend zijn met dit onderwerp. Als ik mij niet vergis is jullie cursus pas begonnen en is het de eerste keer dat jullie dit onderwerp op een systematische wijze zullen bestuderen. Als dat klopt dan zou het wel eens kunnen zijn, dat ik er in het eerste college over dit onderwerp niet in slaag om mijn uiteenzetting voldoende duidelijk en begrijpelijk te maken voor veel van mijn toehoorders. In dat geval wil ik jullie verzoeken je niet uit het veld geslagen te voelen, want het vraagstuk van de staat is een bijzonder complex en moeilijk vraagstuk, dat misschien wel meer dan welk ander, burgerlijke wetenschappers, schrijvers en filosofen in verwarring heeft gebracht. Jullie moeten dan ook niet verwachten, dat dit onderwerp je na één enkele korte toespraak tijdens een eerste bijeenkomst volledig duidelijk zal zijn.

Na deze eerste verhandeling zou je moeten noteren welke onderdelen je niet begrepen hebt of je niet helemaal duidelijk zijn. Je zou er een tweede, derde en een vierde keer op terug moeten komen, zo dat, wat je nog niet begrepen hebt, later aangevuld en verhelderd kan worden door er over te lezen en door aanvullende colleges en discussies. Ik hoop dat we elkaar nog eens zullen ontmoeten en dat we dan in de gelegenheid zijn onze standpunten ten aanzien van alle nieuwe vragen uit te wisselen en na te gaan wat het meest onduidelijk is gebleven. Ik hoop ook dat jullie je ook buiten de discussies en de colleges zullen verdiepen in ten minste een aantal van de meest belangrijke werken van Marx en Engels. Ik twijfel er niet aan, dat jullie deze buitengewoon belangrijke werken kunnen vinden in de catalogi en in de handboeken van jullie bibliotheek voor leerlingen van de Sovjet- en Partijschool. Hoewel sommigen van jullie in het begin misschien wat ontmoedigd zullen zijn door de moeilijkheid van de uiteenzetting, moet ik jullie waarschuwen je daardoor niet uit het veld te laten slaan en omdat wat na eerste lezing nog onduidelijk is wel duidelijk zal worden na een tweede keer lezen of wanneer je de kwestie eens vanuit een andere invalshoek benadert. Ik herhaal nog maar eens dat de kwestie zo complex is en door burgerlijke wetenschappers en schrijvers dermate verhaspeld, dat eenieder die er serieus studie van wil maken en meester worden er een aantal keren tegenaan zal moeten gaan en er keer op keer op terug zal moeten komen om er een duidelijk en doordacht begrip van te verwerven. Met dit vraagstuk zal je steeds weer geconfronteerd worden omdat het een fundamentele kwestie betreft, die aan alle politiek ten grondslag ligt. Niet alleen in stormachtige en revolutionaire tijden als de onze, maar zelfs in de meest vreedzame periodes. In elke krant en met betrekking tot elk economisch of politiek vraagstuk zul je op de een of andere manier dagelijks met dit vraagstuk te maken krijgen: wat is de staat? Wat is haar aard? Wat is haar functie? Wat is de houding van onze partij, de partij die strijdt voor de omverwerping van het kapitalisme, de Communistische Partij? Hoe verhoudt die partij zich tot de staat? Het belangrijkste is dat je door je studie, de discussies en de colleges die je over de staat zult hebben, de vaardigheid zult verwerven deze kwestie zelfstandig te benaderen, omdat je er in zeer uiteenlopende omstandigheden mee te maken zult krijgen, in verband met de meest onbeduidende vraagstukken, in de meest onverwachte omstandigheden en in discussies en disputen met tegenstanders. Slechts wanneer je zelfstandig dit vraagstuk weet te benaderen zul je sterk genoeg zijn in je overtuigingen en in staat zijn ze wanneer, waar en tegenover wie ook te verdedigen.

Na deze korte opmerkingen zal ik me op het vraagstuk richten: wat is de staat, hoe zij is ontstaan en wat zou de fundamentele houding moeten zijn tegenover de staat van de partij van de arbeidersklasse, die strijdt voor de volledige omverwerping van het kapitalisme, de Communistische partij.

Ik heb al gezegd dat er nauwelijks een andere kwestie bestaat, die door vertegenwoordigers van de burgerlijke wetenschap, filosofie, rechtspraak, politieke economie en journalistiek bewust of onbewust zodanig complex gemaakt wordt als de kwestie van de staat. Tot op de dag van vandaag wordt deze kwestie vaak vermengd met religieuze vraagstukken. Niet alleen vertegenwoordigers van religieuze doctrines verwarren het specifieke vraagstuk van de staat met religieuze vraagstukken (van hen verwacht je niet anders), maar ook mensen die zichzelf vrij van religieuze vooroordelen beschouwen doen dat vaak. Zij pogen een vaak zeer ingewikkelde leer te bouwen met een ideologische en filosofische benadering en argumentatie, waaruit zou moeten blijken dat de staat iets heiligs en bovennatuurlijks is; dat zij de kracht is die de mensheid in leven houdt; die de mensheid iets te bieden heeft, dat de mens niet eigen is, maar haar van buitenaf gegeven wordt: een kracht van goddelijke oorsprong. Het moet gezegd, deze leer is zo nauw verbonden met de belangen van de uitbuitende klasse, de grootgrondbezitters en de kapitalisten, en dient dermate hun belangen; is zo diep doorgedrongen in alle gebruiken en opvattingen en in de wetenschap van de heren die de burgerij vertegenwoordigen, dat je er overal resten van tegenkomt, zelfs in de opvattingen van de mensjewieken en de Sociaal-Revolutionairen die, er van overtuigd dat ze een nuchter oordeel hebben over de staat, met afschuw de suggestie afwijzen dat ze beïnvloed zijn door religieuze vooroordelen. Dit vraagstuk is zo verhaspeld en ingewikkeld gemaakt omdat het meer dan enig ander de belangen raakt van de heersende klasse (op de principes na van economische wetenschap na). De leer van de staat dient als de rechtvaardiging voor het bestaan van maatschappelijke privileges, de uitbuiting en het kapitalisme. Het is een grote fout hier uit te gaan van onpartijdigheid en te verwachten dat lieden die beweren wetenschappelijk te zijn je een zuiver wetenschappelijk antwoord zullen geven. Wanneer je eenmaal vertrouwd bent met het vraagstuk van de staat en de leer en de theorie van de staat en wanneer je er diep genoeg in zit, dan zal steeds de onderlinge strijd blijken tussen de verschillende klassen, die wordt weerspiegeld, of haar uitdrukking vindt in de tegengestelde opvattingen over en de beoordeling van de functie en het belang van de staat. Om deze kwestie zo wetenschappelijk mogelijk te benaderen moeten we kort stil staan bij het ontstaan en de ontwikkelingsgeschiedenis van de staat. De belangrijkste en betrouwbaarste manier voor een correcte en wetenschappelijke benadering van een dergelijk maatschappelijk vraagstuk en niet verstrikt te raken in het detail of de grote hoeveelheid aan tegengestelde meningen is met de onderliggende historische verbanden rekening te houden en te onderzoeken hoe een bepaald fenomeen in de geschiedenis is ontstaan en welke belangrijke stadia het in zijn ontwikkeling heeft doorlopen en na te gaan wat er met het oog op die ontwikkeling in het heden van geworden is.

Ik hoop dat jullie je met betrekking tot het vraagstuk van de staat willen verdiepen in het werk van Engels: De oorsprong van het gezin, de particuliere eigendom en de staat. Dit is een van de standaardwerken van het moderne socialisme, waarvan iedere zin met de zekerheid dat het niet zo maar is neergeschreven in vertrouwen geaccepteerd kan worden, omdat die berust op eerste klas historisch en politiek materiaal. Niet alle delen van dit werk zijn een even duidelijk en volledig uitgewerkt, sommige delen veronderstellen een lezerspubliek met een zekere mate van historische en economische kennis. Ik herhaal nog maar eens, niet verontrust te zijn wanneer je het niet allemaal in een keer begrijpt. Dat kan bijna niemand. Maar wanneer je er later nog eens op terug komt, wanneer je interesse is gewekt, dan zal je het meeste, zo niet alles begrijpen. Ik noem dit boek omdat hierin het vraagstuk benaderd wordt op de manier zoals ik bedoelde. Het begint met een historische schets van de oorsprong van de staat. We kunnen dit vraagstuk en ieder ander vraagstuk (zoals bijvoorbeeld de oorsprong van het kapitalisme, van de uitbuiting van de mens door de mens, van het socialisme, hoe is het socialisme ontstaan? Onder welke omstandigheden het kon ontstaan?) pas correct en beslist benaderen wanneer we terugblikken op de complete ontwikkelingsgeschiedenis. Daarom moeten we ons eerst te realiseren, dat de staat niet altijd heeft bestaan. Er was een tijd dat er geen staat was. Zij verschijnt overal waar er klassen van uitbuiters en uitgebuitenen ontstaan.

Voordat de eerste vorm van uitbuiting van de mens door de mens ontstond, het eerste onderscheid in klassen: slavenhouders en slaven, leefden de mensen samen in patriarchale families, of, zoals die soms wordt genoemd de clan-familie (stam, verwantschap). Trekken uit deze primitieve tijden zijn nog steeds zichtbaar in het leven van vele primitieve volkeren. In ieder werk over primitieve culturen zul je steeds beschrijvingen tegenkomen die verwijzen naar een tijd waarin het onderscheid tussen slaven en slavenhouders nog niet bestond. In die tijd bestond er nog geen staat, het speciale orgaan voor systematische van machtsuitoefening en uitbuiting.

In de primitieve maatschappijformatie, toen de mensen in kleine familiegroepen samenleefden, de eerste stadia van ontwikkeling en een toestand van wildheid, een periode waarvan de moderne beschaving duizenden jaren is verwijderd, is er nog geen enkele aanwijzing te vinden voor het bestaan van een staat We vinden er de heerschappij van gebruiken, autoriteit en respect, de macht van de ouderen binnen de clan, die soms door vrouwen wordt uitgeoefend, de positie van de vrouw toen is niet te vergelijken met de vertrapte en onderdrukte positie van nu, maar nergens vinden we een bijzondere, aparte categorie mensen die anderen overheersen, bedoeld voor de systematische, permanente en dwingende machtsuitoefening, geen geweldsmiddelen zoals nu bestaan: leger, gevangenissen en andere middelen om de wil van anderen te onderdrukken, middelen die het wezen van de staat bepalen.

Wanneer we afstand nemen van de zogenaamde religieuze leerstellingen en subtiliteiten, van de filosofische argumenten en opvattingen die door burgerlijke wetenschappers naar voren worden gebracht, als we proberen tot het wezen van de zaak te komen, dan zullen we tot de ontdekking komen dat de staat daadwerkelijk een van de rest van de maatschappij afgescheiden middel tot overheersing is. Op het moment dat er een bijzondere groep mensen ontstaat die zich slechts bezighoudt met het bestuur en daarvoor speciale machts- en onderdrukkingsmiddelen behoeft in de vorm van gevangenissen, leger enz. dan is er sprake van de staat.

Er is een tijd geweest toen er nog geen staat bestond, toen de onderlinge betrekkingen en de maatschappij als geheel, de discipline en de verdeling van het werk geregeld werden door gebruiken en tradities of door het respect voor de autoriteit van de clanoudsten, waaronder ook vrouwen, die destijds niet alleen dezelfde status hadden als mannen, maar niet zelden zelfs een hogere, een tijd waarin er nog geen speciale categorie bestuursspecialisten bestond. De geschiedenis leert dat de staat als dwangmiddel pas met het ontstaan van de klassen is ontstaan, dat wil zeggen de verdeling van de samenleving in groepen, waardoor bepaalde groepen zich voortdurend de arbeid van andere groepen kunnen toe-eigenen, waardoor bepaalde mensen andere mensen kunnen uitbuiten.

We moeten ons er steeds van bewust zijn dat deze onderverdeling van de maatschappij in klassen een gegeven in de geschiedenis is. De ontwikkeling van de mensenmaatschappij van duizenden jaren beantwoordt overal aan dezelfde wetmatigheden. Eerst was er sprake van een maatschappij zonder klassen: de oorspronkelijke patriarchale, primitieve maatschappij zonder elite; daarna een op slavernij gebaseerde maatschappij: de slavenhoudersmaatschappij. Heel het moderne beschaafde Europa heeft deze fase doorlopen. Tweeduizend jaar heeft de slavernij daar geheerst. De meeste volken in de andere delen van de wereld hebben deze fase ook doorgemaakt. Onder de minst ontwikkelde volken treffen we nog steeds sporen van slavernij aan. Slavernij bestaat bijvoorbeeld nog in Afrika. De eerste belangrijke verdeling in klassen was de verdeling in slavenhouders en slaven. De eersten bezaten niet alleen alle productiemiddelen: het land en de werktuigen, hoe primitief ook, maar ook mensen. Men noemt hen slavenhouders omdat degenen die moesten werken en anderen hun arbeid afstaan, slaven genoemd werden.

In de loop van de geschiedenis volgde op deze maatschappijformatie de feodale maatschappijformatie. Veelal ging de slavernij over in lijfeigenschap. De belangrijkste maatschappelijke verdeling liep nu tussen feodale heren en lijfeigene boeren. De verhoudingen tussen de mensen onderling veranderde. De slavenhouders beschouwden de slaven als hun eigendom. Deze verhouding was wettelijk vastgelegd en de slaaf was een goed dat het volledige bezit was van de slavenhouder. Voor de lijfeigene boeren gold de klassenonderdrukking en afhankelijkheid nog steeds, maar de feodale heer kon niet meer als een goed over de boeren beschikken, hij had alleen recht op hun arbeid en kon ze dwingen bepaalde diensten te verrichten. In de praktijk verschilde de lijfeigenschap, met name in Rusland, waar de lijfeigenschap de meest vreselijke vormen aannam en het langst bleef bestaan, niet van de slavernij.

Met de ontwikkeling van de handel, het ontstaan van een wereldmarkt en de geldcirculatie kon er een nieuwe klasse binnen de feodale wereld ontstaan, de kapitalistenklasse. Uit de waar, de ruil van waren en de ontwikkeling van de macht van het geld ontstond de macht van het kapitaal. Gedurende de 18de eeuw of beter sedert het eind van de 18de en gedurende de 19de eeuw vonden er overal in de wereld revoluties plaats. Het feodalisme werd uit alle landen van West Europa verdreven. In Rusland gebeurde dit het laatst. In 1861 hadden er ook hier geweldige veranderingen plaats, als gevolg waarvan de ene maatschappijformatie werd vervangen door een andere. Het feodalisme werd vervangen door het kapitalisme. Daarmee bleef er een onderscheid in klassen en bleven er restanten van lijfeigenschap. De klassendeling had echter een fundamenteel nieuwe vorm aangenomen.

De kapitaalbezitters, de bezitters van het land, de werkplaatsen en de fabrieken maakten slechts de minderheid van de bevolking uit, en dat is nog steeds zo in alle kapitalistische landen. Zij beschikken volledig over de arbeid van het hele volk en als gevolg daarvan bevelen en onderdrukken zij de hele massa van werkers en buiten die uit. Het merendeel van die massa is proletariër of loonarbeider en voorziet in het levensonderhoud door het werk van eigen handen, de arbeidskracht te verkopen. Met de overgang naar het kapitalisme werden de in feodale tijden al vertrapte boeren voor het grootste deel tot proletariër, terwijl slechts een klein deel van het tot rijke boer bracht, zelf arbeiders inhuurde en zo de plattelands bourgeoisie deed ontstaan.

Van het fundamentele feit van de overgang van maatschappijformaties, van de primitieve vormen van slavernij naar lijfeigenschap en uiteindelijk kapitalisme, moet men zich altijd bewust zijn. Alleen dan en alleen wanneer je alle politieke doctrines binnen dit fundamentele kader plaatst, zal je in staat zijn deze doctrines op hun waard te schatten en te begrijpen waar ze betrekking op hebben. Elk van deze grote periodes in de menselijke geschiedenis, de slavenhouders, de feodale en de kapitalistische periode, beslaat vele eeuwen en behelst een veelheid aan politieke vormen en een brede waaier aan politieke doctrines, opvattingen en revoluties. Deze immense verscheidenheid aan politieke, filosofische en andere doctrines vooral van burgerlijke wetenschappers en politici, kan alleen begrepen worden, wanneer wordt vastgehouden aan de verdeling van de maatschappij in klassen, de verandering van de vorm welke de klassenheerschappij aanneemt en door alle maatschappelijke vraagstukken: economische, politieke, geestelijke, religieuze enz. vanuit dit standpunt te benaderen.

Wanneer je de staat vanuit het standpunt van deze fundamentele scheiding bestudeert, zul je zien dat er, zoals ik al zei, geen staat heeft bestaan voordat de maatschappij in klassen verdeeld werd. Maar met dat de maatschappelijke verdeling in klassen ontstond en wortelde zich ook de staat. De geschiedenis van de mensheid kent honderden landen, die door deze fases van slavernij, feodaliteit en kapitalisme zijn gegaan of nog gaan. In al deze landen zul je altijd het ontstaan van de staat kunnen herkennen, ongeacht de grote historische veranderingen, ongeacht de politieke wisselvalligheden en revoluties waarmee deze ontwikkeling van de mensheid in de overgang van slavernij, via het feodalisme en kapitalisme tot aan de huidige dag van wijdverbreide strijd tegen het kapitalisme gepaard is gegaan. Er is altijd een van de maatschappij afgezonderd orgaan geweest bestaande uit een groep mensen die zich uitsluitend, of bijna uitsluitend, met het bestuur bezig hield. De mensen worden verdeeld in bestuurden en speciale boven de maatschappij uitstijgende bestuurders, de vertegenwoordigers van de staat. Dit orgaan, deze over andere mensen heersende groep, moet altijd over dwangmiddelen beschikken, fysieke machtsmiddelen. Of het nu zwaarden zijn of de in de Middeleeuwen uitgevonden vuurwapens dan wel de technische wonderen van de op de laatste technologische ontwikkelingen gebaseerde moderne wapens van de 20ste eeuw. De toegepaste geweldsmethoden veranderen, maar steeds als er sprake is van een staat, is er sprake van een groep die regeert, beveelt, domineert en die zijn macht met alle geweld verdedigt met wapens die beantwoorden aan het technisch niveau van de betreffende periode. Deze algemene verschijnselen moeten we bestuderen, we moeten onszelf afvragen waarom er geen staat was toen er nog geen klassen waren, toen er nog geen uitbuiters en uitgebuitenen waren en waarom de staat wel ontstond toen de klassen ontstonden.

De staat is de machine voor het instandhouden van de heerschappij van de ene klasse over de andere. Toen er nog geen klassen waren, toen voor het tijdperk van de slavernij de mensen in de primitieve omstandigheden van de grotere gelijkheid werkten; toen de arbeidsproductiviteit nog op z’n laagst was en de primitieve mens nauwelijks nog in staat was om de middelen voor een ruw en primitief bestaan voort te brengen, was er nog geen speciale, afzonderlijke, over de rest van de maatschappij heersende en dominerende groep ontstaan en die had ook niet kunnen ontstaan. Pas toen de eerste vorm van klassendeling in de maatschappij verscheen, pas toen de slavernij ontstond, toen een bepaalde klasse een zeker surplus wist te produceren door de eerste vormen van concentratie van arbeid in de landbouw waardoor er een surplus ontstond boven het strikt noodzakelijke voor de miserabele bestaansvoorwaarden van de slaaf en dit surplus in handen kwam van de slavenhouder, toen daardoor het bestaan van deze klasse van slavenhouders werd veiliggesteld, toen werd het voor de instandhouding van de slavernij noodzakelijk dat er een staat kwam. De slavenhoudersstaat ontstond: het machtsorgaan van de slavenhouders ter overheersing van de slaven. Zowel de maatschappij als de staat waren toen veel kleiner dan nu. De huidige communicatiemiddelen bestonden nog niet. Bergen, rivieren en zeeën vormden veel grotere obstakels dan nu en de omvang van de staat bleef beperkt binnen veel nauwere geografische grenzen. Het staatsapparaat was in technisch opzicht beperkt en zwak. Desondanks was het een dwangmiddel om de slaven in slavernij te houden, een middel ter onderdrukking en onderwerping van een deel van de maatschappij aan een ander deel. Het is onmogelijk het grootste deel van de maatschappij systematisch voor een ander deel van de maatschappij te laten werken zonder een permanent dwangmiddel. Zo lang er geen klassen waren bestond een dergelijk middel niet. Pas toen er klassen ontstonden en overal waar deze verdeling optrad en zich handhaafde, ontstond dat bijzondere instituut: de staat. De staat kan uiteenlopende vormen aannemen. Gedurende de periode van de slavernij vinden we in de toen meest ontwikkelde en beschaafde landen, zoals het oude Griekenland en Rome, al verschillende volledig op slavernij gebaseerde staatsvormen. In die tijd ontstond er al een verschil tussen monarchie en republiek en tussen de aristocratie en de democratie. Een monarchie is de macht van één enkele persoon, een republiek is de afwezigheid van elke niet gekozen macht, een aristocratie is de macht van een relatief kleine minderheid, een democratie is de macht van het volk (democratie in het Grieks betekent letterlijk macht van het volk). Al deze verschillen ontstonden gedurende de periode van de slavernij. Ondanks deze verschillen was de staat in de slavenhoudersperiode een slavenhoudersstaat, of het nu een monarchie of een republiek was, een aristocratie of een democratie.

In iedere cursus over de geschiedenis van de oudheid zul je te horen krijgen over de strijd tussen koninkrijken en republieken. Maar fundamenteel is dat de slaven niet alleen niet gezien werden als burgers, maar zelfs niet als menselijke wezens. In het Romeinse recht werden slaven beschouwd als have. De wetgeving op doodslag, om nog maar niet te spreken over andere wetten ter bescherming van het individu, golden niet voor slaven. Het Romeinse recht beschermde alleen de slavenhouders en alleen die werden erkend als volledig berechtigde burgers. Of het nu ging om een koninkrijk of een republiek, het was de monarchie dan wel de republiek van de slavenhouders. Alle rechten waren slechts de rechten van de slavenhouders, terwijl de slaaf volgens de wet slechts bezit was en niet alleen kon iedere soort van geweld tegen een slaaf worden uitgeoefend, zelfs het vermoorden van een slaaf was geen misdaad. Er bestond verschil in de interne organisatie van slavenhoudersrepublieken. Er waren aristocratische republieken en democratische republieken. In een aristocratische republiek nam een kleine elite deel aan de verkiezingen; in een democratische republiek nam iedereen, behalve de slaven, deel aan de verkiezingen, doch alleen de slavenhouders. Dit fundamentele gegeven dient te worden onthouden, want niets is meer verhelderend ten aanzien van het vraagstuk van de staat en het laat toont duidelijk het karakter van de staat.

De staat is een machine voor de onderdrukking van de ene klasse door de andere, een machine om ondergeschikte klassen te doen gehoorzamen aan de heersende. Deze machine bestaat in verschillende vormen. In de slavenhoudersstaat zagen we de monarchie, de aristocratische republiek en zelfs de democratische republiek. De regeringsvormen liepen sterk uiteen, maar hun wezen was steeds hetzelfde: de slaven vormden een onderdrukte klasse van rechtelozen en werden zelfs niet als menselijke wezens beschouwd. Zo is ook het wezen van de feodale staat.

De verandering in de uitbuitingsvorm maakte van de slavenhoudersstaat een feodale staat. Dit is van zeer groot belang. In de slavenhoudersmaatschappij is de slaaf rechteloos en wordt niet als mens beschouwd. In de feodale maatschappij is de lijfeigene gebonden aan de grond. Het hoofdkenmerk van de lijfeigenschap is de binding van de boeren (die destijds de meerderheid vormden, de stadsbevolking was nog klein) aan de grond, daar is het hele concept van lijfeigenschap op gebaseerd. De boer mocht een bepaald aantal dagen voor zichzelf werken op het stukje land dat de landheer aan hem had toegewezen; op de andere dagen werkte de lijfeigen boer voor zijn heer. Het wezen van de klassenmaatschappij bleef in stand: de maatschappij bleef gebaseerd op klassenuitbuiting. Alleen de landheren hadden volledige rechten, de boeren hadden geen enkel recht. In de praktijk verschilde hun positie weinig van die van de slaven in de slavenhoudersstaat. Desondanks stond er een bredere weg open voor de emancipatie van de boeren, want de lijfeigene boer werd niet gezien als het directe bezit van de heer. Hij kon een gedeelte van zijn tijd op zijn eigen stukje land werken, kon om het zo te zeggen in zekere mate zijn eigen bezit zijn. Met de toenemende mogelijkheden geboden door de ontwikkeling van de ruil- en handelsrelaties viel het feodale systeem langzaam maar zeker in elkaar, waardoor de mogelijkheden voor de emancipatie van de boeren langzaam aan verbeterden. De feodale maatschappij is altijd gecompliceerder geweest dan de slavenhoudersmaatschappij. Handel en industrie ontwikkelden zich verder, wat uiteindelijk leidde tot het kapitalisme van vandaag. Gedurende de middeleeuwen heerste het feodalisme. Er bestonden ook hier verschillende staatsvormen, ook hier treffen we zowel de monarchie als de republiek aan, hoewel de laatste vorm veel zwakker tot uitdrukking kwam. Maar altijd werd de landheer geacht de enige heerser te zijn. De lijfeigene boeren waren absoluut uitgesloten van alle politieke rechten.

Zowel onder de slavernij als onder het feodale systeem kon een kleine minderheid niet zonder dwang een grote meerderheid domineren. De geschiedenis is vol van voortdurende pogingen van de onderdrukten de onderdrukking af te werpen. De geschiedenis van de slavernij getuigt van bevrijdingsoorlogen die tientallen jaren duurden. Trouwens, de naam “Spartacist” aangenomen door de Duitse communisten, de enige Duitse partij die werkelijk strijdt tegen het juk van het kapitaal, hebben zij gekozen omdat Spartacus een van de meest vooraanstaande helden was in een van de grootste slavenopstanden, die ongeveer 2000 jaar geleden plaatsvond. Jarenlang werd het volledig op slavernij gebaseerde en schijnbaar almachtige Romeinse Rijk, geschokt en geslagen door de grote opstand van slaven die zich, van wapens voorzien, tot een groot leger verenigden onder leiding van Spartacus. Uiteindelijk werden zij verslagen, gevangengenomen en door de slavenhouders gemarteld. Dergelijke burgeroorlogen kenmerken de hele geschiedenis van het bestaan van de klassenmaatschappij. Ik heb zojuist het voorbeeld genoemd van de grootste van deze burgeroorlogen in het tijdperk van de slavernij. Het hele tijdperk van het feodalisme wordt ook gekenmerkt door het voortdurend optreden van boerenopstanden. In de middeleeuwen bijvoorbeeld, nam de strijd tussen de twee klassen: heren en boeren, in Duitsland grote proporties aan en veranderde in een burgeroorlog van de boeren tegen de landheren. Jullie kennen allemaal gelijksoortige voorbeelden van herhaalde opstanden van boeren tegen feodale landheren in Rusland.

Om hun heerschappij en hun macht te behouden hadden de heren een orgaan nodig waarmee ze grote aantallen mensen onder hun heerschappij konden verzamelen en onderwerpen aan bepaalde wetten en regels, en al deze wetten dienden slechts een doel: de macht van de landheren over de lijfeigene boeren. Zo zag de feodale staat er bijvoorbeeld in Rusland uit of in zeer achtergebleven Aziatische landen waar zij tot op de dag van vandaag voortbestaat. Zij was in vorm republikeins of monarchaal. Waar de staat een monarchale vorm aannam, werd de heerschappij van één enkel persoon erkend, in een republiek werd een uit gekozen vertegenwoordigers van grootgrondbezitters samengestelde regering in zekere mate erkend. Dit was de feodale maatschappij. De feodale maatschappij werd gekenmerkt door een verdeling in klassen waarbij de grote meerderheid van lijfeigen boeren volledig ondergeschikt was aan een onbetekende minderheid: landheren die de grond bezaten.

De ontwikkeling van de handel en de warenruil leidde tot de kristalisatie van een nieuwe klasse: de kapitalisten. Het kapitaal ontstond tegen het einde van de middeleeuwen, toen, na de ontdekking van Amerika, de wereldhandel een enorme ontwikkeling doormaakte, de hoeveelheid edele metalen toenam, goud en zilver het algemene ruilmiddel werden, de geldcirculatie grote individuele rijkdommen deed ontstaan. Zilver en goud werden over de hele wereld als rijkdom erkend. De economische macht van de klasse van grootgrondbezitters nam af en de macht van de nieuwe klasse, de vertegenwoordigers van het kapitaal, nam toe. De reconstructie van de maatschappij vooronderstelde dat alle burgers gelijk zouden worden, de oude verdeling in slaven en slavenhouders verdween. Iedereen werd voor de wet gelijk ongeacht het kapitaal dat hij bezat. Of hij land in eigendom had, of een sterveling met niets anders dan zijn arbeidskracht: iedereen was voor de wet gelijk. De wet beschermt iedereen in dezelfde mate. De wet beschermt de eigendom van de bezitters tegen aanvallen van de massa’s die geen ander bezit hebben dan hun eigen arbeidskracht, de proletariërs, die steeds meer verarmen en ten gronde gaan. Dat is de kapitalistische maatschappij.

Ik kan hier nu niet in detail op in gaan. Dit vraagstuk zul je weer tegenkomen wanneer het partijprogramma behandeld wordt, dan zul je een beschrijving van de kapitalistische maatschappij krijgen. Deze maatschappij overwon de lijfeigenschap en het oude feodale systeem onder de leuze van de vrijheid. Maar het was de vrijheid voor de bezitters van eigendom. Toen het feodalisme aan het eind van de 18de en het begin van de 19de eeuw uit een viel (in Rusland gebeurde dit later dan in andere landen, in 1861) werd de feodale staat opgevolgd door de kapitalistische staat, die de vrijheid voor het hele volk verkondigt en zegt dat zij de wil van het hele volk tot uitdrukking brengt en ontkent dat zij een klassenstaat is. Er ontwikkelde zich een strijd van de socialisten voor de vrijheid van het hele volk tegen de kapitalistische staat. Een strijd die geleid heeft tot de schepping van de Socialistische Sovjetrepubliek en die de hele wereld omvat.

Om de tegen het wereldkapitaal begonnen strijd te kunnen begrijpen, om het wezen van de kapitalistische staat te begrijpen, moeten we ons realiseren dat toen de kapitalistische staat voortkwam uit de strijd met de feodale staat, het die strijd inging onder de leuze van de vrijheid. De afschaffing van het feodalisme betekende vrijheid voor de vertegenwoordigers van de kapitalistische staat en diende hun belangen in zoverre de lijfeigenschap afbrokkelde en de boeren de mogelijkheid verworven hadden zich het land in eigendom toe te eigenen wat zij voor compensatie hadden gekocht of tegen een gedeeltelijke vereffening van de pacht. Dit interesseerde de staat niet: het verdedigde het bezit, ongeacht hoe dit tot stand was gekomen, omdat de staat op private eigendom berustte. In alle moderne beschaafde landen werden de boeren private bezitters. Zelfs als de landheer een deel van zijn land overgaf aan de boer verdedigde de staat de private eigendom, door de landheer met een compensatie te belonen, verkopen voor geld. De staat verklaarde als het ware dat ze het private bezit volledig in stand zou houden en het bood daarvoor iedere vorm van steun en bescherming. De staat erkende eigendomsrechten van iedere koopman, industrieel en ambachtsman. En deze maatschappij die gebaseerd is op de private eigendom, de macht van het kapitaal en de volledige afhankelijkheid van de bezitloze arbeiders en werkende massa’s van boeren verklaarde dat haar heerschappij gebaseerd was op vrijheid. In de strijd met het feodalisme propageerde zij de vrijheid van eigendom en was er bijzonder trots opdat de staat zogenaamd opgehouden was een klassenmaatschappij te zijn.

Desondanks bleef de staat een machine die de kapitalisten hielp om de arme boeren en de arbeiders in onderwerping te houden. Naar buiten toe leek het echter vrij. Het kondigde algeheel stemrecht af en verklaarde door middel van haar voorvechters, priesters, wetenschappers en filosofen, dat het geen klassenstaat was. Zelfs nu, nu de Socialistische Sovjet Republieken dat bestrijden, beschuldigen ze ons van inperking van de vrijheid en dat we een staat bouwen op dwang en de onderdrukking van de ene door andere, terwijl zij de democratische volkstaat zijn. En nu, nu de socialistische wereldrevolutie is begonnen, juist nu de revolutie in een aantal landen is geslaagd, nu de strijd tegen het wereldwijde kapitalisme bijzonder acuut is geworden, is het vraagstuk van de staat van het grootste belang geworden en men mag wel zeggen, het meest brandende, het brandpunt van alle politieke kwesties en politieke discussies van het moment.

Welke partij in Rusland of willekeurig beschaafd land we ook nemen, we zien dat bijna alle politieke discussies, onenigheden en meningen zich nu richten op het begrip van de staat. Is de staat in een kapitalistisch land, in een democratische republiek — in het bijzonder een als Zwitserland of Amerika — in de meest vrije democratische republieken, de uitdrukking van de wil van het volk, het totaal van de algemene beslissing van het volk, de uitdrukking van de nationale wil enzovoorts of is de staat een machine die de kapitalisten van dat bepaalde land in staat stelt hun macht te blijven uitoefenen over de arbeidersklasse en de boeren? Dat is de wezenlijke vraag waarom het in alle politieke discussies in de hele wereld nu draait. Wat zeggen ze over het bolsjewisme? De burgerlijke pers misbruikt de bolsjewieken. Je zult geen enkele krant vinden, die niet de afgezaagde beschuldiging herhaalt dat de bolsjewieken de wil van het volk schenden. Wanneer de mensjewieken en de Sociaal-Revolutionairen in hun simplisme (maar misschien is het geen simplisme, of het simplisme waarvan het spreekwoord zegt dat het erger is dan diefstal) denken dat zij de beschuldiging hebben uitgevonden dat de bolsjewieken de vrijheid en de wil van het volk schenden, dan zitten ze er flink naast. Onder de rijkste kranten in de rijkste landen is er vandaag de dag niet één te vinden die geen tientallen miljoenen uitgeeft aan de verspreiding en de uitzaai van burgerlijke leugens en imperialistische politiek in oplagen van tientallen miljoenen. Al deze kranten herhalen deze simpele argumenten en beschuldigingen tegen het bolsjewisme, nl. dat Amerika, Engeland en Zwitserland vooruitstrevende en op de wil van het volk gebaseerde staten zijn, terwijl de bolsjewistische republiek een staat is van bandieten waar vrijheid ongekend is en dat de bolsjewieken het idee van de heerschappij van het volk hebben geschonden en zelfs zo ver zijn gegaan dat zij de constitutionele vergadering uiteen hebben gejaagd. Deze verschrikkelijke beschuldigingen tegen de bolsjewieken worden over de hele wereld herhaald. Deze beschuldigen confronteren ons rechtstreeks met de vraag: wat is de staat. Om deze beschuldigingen te begrijpen, om ze te analyseren, ze verstandig te benaderen en er niet op basis van geruchten over te oordelen maar vanuit een gefundeerde eigen mening, moeten we een duidelijk beeld hebben van wat de staat is. We hebben hier te maken met allerlei soorten kapitalistische staten en met alle theorieÎn die voor de oorlog zijn opgesteld om ze te verdedigen. Om de vraag goed te kunnen beantwoorden moeten we deze theorie en opvattingen kritisch bestuderen. Ik heb jullie al geadviseerd om het boek van Engels de oorsprong van de familie, de private eigendom en de staat te raadplegen. In dit boek staat dat iedere staat waar sprake is van het private eigendom van de grond en de productiemiddelen, waar het kapitaal heerst, hoe democratisch die ook mag zijn, een kapitalistische staat is, een machine die door de kapitalisten gebruikt wordt om de arbeiders en de arme boeren te onderdrukken. Algeheel stemrecht, een volksvertegenwoordiging een parlement zijn slechts buitenkant, een loze belofte, die het wezen niet aantast.

De dominantievormen van de staat kunnen verschillen: het kapitaal manifesteert zijn macht op de ene manier waar een bepaalde vorm bestaat en op een andere manier waar sprake is van een andere vorm; maar in wezen ligt de macht in handen van het kapitaal, of er nu stemrecht bestaat of niet en of de republiek democratisch is of niet. Hoe democratischer de staat is, hoe grover en cynischer de heerschappij van het kapitalisme is. Een van de meest democratische republieken ter wereld is de VS, toch is de macht van het kapitaal, de macht van een handvol miljardairs over de hele maatschappij, nergens zo agressief en ruw en zo openlijk corrupt als in Amerika. Wanneer het kapitaal eenmaal bestaat, domineert het de hele maatschappij en er is geen democratische republiek, geen vorm van stemrecht die aan dat wezen iets kan veranderen.

De democratische republiek en het algemeen stemrecht waren een enorme stap vooruit in vergelijking met het feodalisme. Zij gaven het proletariaat de mogelijkheden voor het bereiken van zijn huidige eenheid en solidariteit en de doelbewuste en gedisciplineerde gelederen te vormen welke een systematische strijd voeren tegen het kapitaal. De lijfeigene boeren hadden geen enkele mogelijkheid die hier maar op leek, laat staan de slaven. We weten van de slaven dat ze in opstand kwamen, oproer maakten en burgeroorlogen ontketenden, maar ze hebben nooit een klassenbewuste meerderheid kunnen vormen en partijen om de strijd te leiden, ze hadden geen duidelijk na te streven doelen voor ogen en zelfs op de meest revolutionaire momenten in de geschiedenis bleven zij pionnen in de handen van de heersende klassen. De burgerlijke republiek, het parlement, algeheel stemrecht dit alles is een grote vooruitgang vanuit het standpunt van wereldwijde maatschappijontwikkeling. De mensheid kwam in het stadium van het kapitalisme en het was alleen het kapitalisme dat, dankzij de stedelijke cultuur, de onderdrukte arbeidersklasse tot inzicht in zichzelf kon brengen en tot het scheppen van de internationale arbeidersbeweging, de miljoenen arbeiders, over de hele wereld in partijen georganiseerd: de socialistische partijen die bewust leiding geven aan de strijd van de massa’s. Zonder parlementarisme, zonder een kiessysteem zou deze ontwikkeling van de arbeidersklasse niet mogelijk zijn geweest. Daarom zijn al deze zaken in de ogen van de massa zo belangrijk geworden. Daarom lijkt een radicale verandering zo moeilijk. Het zijn niet alleen de bewuste hypocrieten, wetenschappers en priesters die de burgerlijke leugen, dat de staat vrij is en de belangen van allen verdedigt, overeind houden en verdedigen, dat doen ook een groot aantal mensen die oprecht vasthoudt aan oude vooroordelen en de overgang van het oude kapitalisme naar het socialisme niet kunnen begrijpen. Het zijn niet alleen direct van de bourgeoisie afhankelijke mensen, niet zij die gebukt gaan onder het juk van het kapitalisme of door het kapitaal zijn omgekocht (allerlei wetenschappers, kunstenaars, priesters, enz. staan in dienst van het kapitaal) maar zelfs mensen die onder invloed van vooroordelen over burgerlijke vrijheid in de hele wereld de wapenen tegen het bolsjewisme op hebben genomen, omdat de Sovjet Republiek bij zijn ontstaan deze burgerlijke leugens heeft afgewezen en openlijk heeft verklaard: jullie zeggen dat jullie staat vrij is terwijl jullie staat zolang er private eigendom bestaat in werkelijkheid niets anders is dan een machine die de kapitalisten gebruiken om de arbeiders te onderdrukken ook al is het een democratische republiek. Hoe vrijer de staat, hoe duidelijker dit tot uitdrukking komt. Voorbeelden hiervan zijn Zwitserland en de VS. Nergens regeert het kapitaal zo cynisch en meedogenloos en nergens openbaart dit zich zo duidelijk als in deze landen, hoewel het democratische republieken zijn en ondanks de uiterlijke schijn en geleuter over de democratie van de arbeid en de gelijkheid van alle burgers. In feite heerst in Zwitserland en de VS het kapitaal en iedere poging van de arbeiders om hun positie te verbeteren wordt onmiddellijk met een burgeroorlog beantwoord. Deze landen hebben minder soldaten, een klein staand leger — Zwitserland heeft een militie en iedere Zwitser heeft thuis een geweer, terwijl Amerika tot voor kort geen staand leger had, dus als er een staking is bewapend de burgerij zich, schakelt huurlegers in en onderdrukt de staking en nergens wordt de strijd van de arbeidersklasse zo meedogenloos onderdrukt als juist in Zwitserland en Amerika en nergens manifesteert de invloed van het kapitaal in het parlement zich met zoveel macht als in deze landen. De macht van het kapitaal is alles, de beurs is alles, het parlement en de verkiezingen zijn marionetten... Maar de ogen van de arbeiders worden steeds meer geopend en het idee van een sovjetregering verspreid zich steeds meer, vooral na de bloedige slachting die we net achter de rug hebben. De arbeidersklasse raakt er steeds meer van doordrongen dat er een meedogenloze oorlog tegen het kapitaal zal moeten worden gevoerd.

Welke gedaante een republiek, zelfs de meest democratische, ook aanneemt, als zij een burgerlijke republiek is, als zij de private eigendom van grond, bedrijven en fabrieken handhaaft en als het private kapitaal de hele maatschappij in loonslavernij houdt, dat wil zeggen als zij niet uitvoert wat in ons programma staat en in de sovjet grondwet, dan is die staat een machine ter onderdrukking van mensen door mensen. Wij zullen deze machine in handen brengen van de klasse die de macht van het kapitaal omverwerpt. We zullen alle oude vooroordelen over de staat die universele gelijkheid betekent, afwijzen want dat is bedrog: zolang er uitbuiting bestaat kan er geen sprake zijn van gelijkheid. De grootgrondbezitter kan niet gelijk zijn aan de werkman, of de hongerige aan de verzadigde. Het proletariaat werpt deze machine, staat genaamd, waarvoor de mensen met bijgelovig ontzag bogen, geloof hechtend aan de oude sprookjes over volksmacht; het proletariaat werpt deze machine aan de kant en verklaart het een burgerlijke leugen. We hebben deze machine aan de kapitalistenklasse ontnomen en overgenomen. Met deze machine, of knuppel zullen we alle uitbuiting vernietigen. En wanneer de mogelijkheid tot uitbuiting nergens ter wereld meer bestaat, wanneer er geen bezitters van grond en van fabrieken meer zijn en wanneer er geen situatie meer is waarin er een paar zwelgen en de anderen verhongeren, pas wanneer dit niet meer mogelijk zal zijn zullen we deze machine op de vuilnishoop gooien. Dan zal er geen staat meer zijn en geen uitbuiting. Dat is het standpunt van onze communistische partij. Ik hoop dat we in volgende colleges weer op dit onderwerp zullen terug komen, en nog eens en nog eens.