V.I. Lenin

Oorlog en revolutie

Lezing gehouden op 14 (27) mei 1917


Geschreven: lezing gehouden op 14 (27) mei 1917
Bron: Uitgeverij Progres Moskou, 1973
Vertaling: Uitgeverij Progres, gedaan aan de hand van het 32ste deel van de 5de uitgave van de Volledige Werken van V.I. Lenin, voorbereid door het Instituut voor het Marxisme-Leninisme bij het CC van de CPSU
Deze versie: Voor het eerst gepubliceerd op 23 april 1929 in de Pravda nr. 93
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive

Laatste bewerking: 24 januari 2010


Verwant:
Vijftig jaar geleden, 1914, het Grote Schisma

Het probleem oorlog en revolutie wordt de laatste tijd zowel in de gehele pers als in iedere volksvergadering zo vaak aan de orde gesteld dat vele kanten van dit vraagstuk menigeen van u waarschijnlijk welbekend zullen zijn, ja menigeen reeds lang vervelen. Ik was nog niet in de gelegenheid op partij- of over het algemeen op volksvergaderingen van dit district het woord te voeren of ook maar aanwezig te zijn, waardoor ik wellicht gevaar loop in herhalingen te vervallen of niet uitvoerig genoeg op die aspecten van het vraagstuk in te gaan die u in het bijzonder interesseren.

Het schijnt mij toe dat het belangrijkste dat in het vraagstuk van de oorlog gewoonlijk buiten beschouwing gelaten wordt, waaraan niet voldoende aandacht wordt besteed, de voornaamste oorzaak van de omstandigheid dat zo veel debatten – ik mag wel zeggen niets inhoudende, uitzichtloze en nutteloze debatten – worden gevoerd het feit is dat men de hoofdzaak vergeet, de kwestie nl. welk klassekarakter de oorlog heeft, waarom deze oorlog is uitgebroken, welke klassen hem voeren, welke historische en historisch-economische omstandigheden hem veroorzaakt hebben. Voor zover ik in de gelegenheid was op volks- en partijvergaderingen te beluisteren hoe bij ons de kwestie van de oorlog aan de orde gesteld wordt, ben ik tot de overtuiging gekomen dat een groot aantal misverstanden daaromtrent juist ontstaat op grond van het feit dat wij steeds weer bij de behandeling van het vraagstuk van de oorlog volkomen verschillende talen spreken.

Vanuit het standpunt van het marxisme, d.w.z. van het moderne wetenschappelijke socialisme, is, wanneer socialisten bespreken hoe men de oorlog moet zien en welke houding men er tegenover moet aannemen, de kwestie waar het om draait voor welke doeleinden deze oorlog wordt gevoerd, welke klassen hem voorbereid en zijn richting bepaald hebben. Wij, marxisten, zijn geen onvoorwaardelijke tegenstanders van iedere oorlog. Wij zeggen: Het is ons doel een socialistisch maatschappelijk systeem in het leven te roepen, dat na opheffing van de verdeling van de mensheid in klassen, na afschaffing van de uitbuiting van de ene mens door de andere en van de ene natie door de andere onvoorwaardelijk iedere mogelijkheid van oorlog uit de weg zal ruimen. Maar in de oorlog om deze socialistische maatschappelijke orde zullen wij onvermijdelijk omstandigheden aantreffen waarbij de klassenstrijd binnen elke natie afzonderlijk kan samenvallen met een juist door deze klassenstrijd veroorzaakte oorlog tussen verschillende naties, en wij kunnen dan ook de mogelijkheid van revolutionaire oorlogen, d.w.z. van oorlogen die uit de klassenstrijd zijn ontstaan, door revolutionaire klassen gevoerd worden en een directe, onmiddellijke revolutionaire betekenis hebben, niet ontkennen. Wij kunnen dit vooral ook niet omdat er in de geschiedenis van de Europese revoluties van de laatste eeuw, gedurende 125-135 jaar, naast een overwegend aantal reactionaire oorlogen ook revolutionaire oorlogen zijn geweest, bijvoorbeeld de oorlog van de Franse revolutionaire volksmassa’s tegen het verenigde monarchistische, achterlijke, feodale en halffeodale Europa. En er is tegenwoordig geen methode om de massa’s te bedriegen die zozeer in West-Europa en de laatste tijd ook bij ons in Rusland verbreid is, als die welke tracht hen te misleiden door op het voorbeeld van revolutionaire oorlogen te wijzen. Er zijn oorlogen en oorlogen. Men moet onderzoeken onder welke historische omstandigheden de desbetreffende oorlog is ontstaan, welke klassen hem voeren en met welk doel zij hem voeren. Doen wij dit niet, dan hebben al onze uiteenzettingen over de oorlog niet meer te betekenen dan leeg gepraat, dan een niets opleverende woordenziften. Daarom zal ik zo vrij zijn, omdat u immers als onderwerp het probleem van de verhouding van de oorlog tot de revolutie gekozen hebt, uitvoerig op dit aspect van de zaak in te gaan.

Bekend is de uitspraak van Clausewitz, een van de beroemdste schrijvers over de filosofie van de oorlog en de geschiedenis van de oorlog, welke als volgt luidt: ‘De oorlog is louter een voortzetting van de politiek met andere middelen.’[1] Deze uitspraak is afkomstig van een schrijver die kort na het tijdperk van de napoleontische oorlogen de geschiedenis van de oorlogen heeft bestudeerd en filosofische lessen uit deze geschiedenis heeft getrokken. Deze schrijver, wiens voornaamste gedachten tegenwoordig door ieder weldenkend mens onvoorwaardelijk gedeeld worden, heeft reeds circa 80 jaar geleden het bij filisters en onwetenden gangbare vooroordeel bestreden dat men de oorlog kan losmaken van de politiek van de erbij betrokken regeringen, van de erbij betrokken klassen dat men de oorlog, wanneer ook, kan beschouwen als alleen maar een overval die de vrede verstoort, met een daarop volgend herstel van deze verstoorde vrede. Tegen elkaar vechten en elkaar verdragen! Dat is een primitieve van onwetendheid getuigende opvatting die al tientallen jaren geleden weerlegd is en door elke enigszins zorgvuldige analyse van ieder willekeurig historisch tijdperk van oorlogen wordt weerlegd.

Oorlog is een voortzetting van de politiek met andere middelen. Iedere oorlog is onverbrekelijk verbonden met de politieke ordening waaruit hij voortkomt. Dezelfde politiek die een bepaalde grote mogendheid, een bepaalde klasse binnen deze grote mogendheid lange tijd achter elkaar vóór de oorlog voerde, zet deze zelfde klasse onvermijdelijk en steevast gedurende de oorlog voort, waarbij zij slechts de vorm van handelen verandert.

Oorlog is een voortzetting van de politiek met andere middelen. Toen de Franse revolutionaire stedelingen en de revolutionaire boeren aan het eind van de 18de eeuw, nadat zij in hun land de monarchie door middel van revolutie ten val hadden gebracht, de democratische republiek stichtten, toen zij, nadat zij met hun monarch hadden afgerekend, door middel van revolutie ook met hun landheren afrekenden, moest deze politiek van de revolutionaire klasse het hele overige autocratische, tsaristische, koninklijke, halffeodale Europa wel tot in zijn grondvesten doen schudden. En de onvermijdelijke voortzetting van deze politiek van de revolutionaire klasse die in Frankrijk had gezegevierd waren de oorlogen, waarin zich tegen het revolutionaire Frankrijk alle monarchistische naties van Europa keerden die hun beroemde coalitie vormden en met een contrarevolutionaire oorlog tegen Frankrijk optrokken. Zoals toentertijd in het land het Franse revolutionaire volk voor de eerste keer een sinds eeuwen ongekend toppunt van revolutionaire energie aan de dag legde, zo legde het in de oorlog aan het eind van de 18de eeuw een gigantische revolutionaire scheppende kracht aan de dag, toen het het hele systeem van de strategie omvormde, met alle oude oorlogswetten en -gebruiken brak en in de plaats van de oude troepen een nieuw, revolutionair volksleger en een nieuwe wijze van oorlogvoering schiep. Dit voorbeeld verdient naar het mij voorkomt, bijzondere aandacht, daar het ons op aanschouwelijke wijze juist datgene laat zien wat de publicisten van de burgerlijke kranten op het ogenblik steeds maar weer vergeten, waarbij zij op de vooroordelen en de bekrompen onwetendheid van de volkomen onontwikkelde volksmassa’s speculeren die niet begrijpen dat er een onverbrekelijke economische en historische samenhang bestaat tussen iedere oorlog en de aan deze voorafgegane politiek van ieder land, van iedere klasse die voor de oorlog de heerschappij uitoefende en het bereiken van haar doeleinden met zogenaamde ‘vreedzame’ middelen trachtte te verzekeren. Met zogenaamde, want de gewelddadigheden die bijvoorbeeld noodzakelijk plegen te zijn om een ‘vreedzame’ heerschappij over de koloniën mogelijk te maken kunnen moeilijk vreedzaam worden genoemd.

Er heerste in Europa vrede, maar deze werd bewaard doordat de heerschappij van de Europese naties over honderden miljoenen bewoners van de koloniën slechts door middel van voortdurende, ononderbroken, nooit aflatende oorlogen werd uitgeoefend, oorlogen die door ons Europeanen niet als oorlogen worden beschouwd, daar zij maar al te vaak meer overeenkomst vertoonden met een beestachtig afmaken, een beestachtig uitroeien van weerloze volken. Maar de zaak ligt zo dat wij, om de tegenwoordige oorlog te begrijpen, in de eerste plaats de politiek van de Europese mogendheden in haar geheel moeten beschouwen. Men moet geen op zichzelf staande voorbeelden, geen op zichzelf staande gevallen kiezen die steeds gemakkelijk uit de samenhang van maatschappelijke verschijnselen te lichten zijn en absoluut geen waarde hebben, omdat men met even weinig moeite een tegenovergesteld voorbeeld kan aanvoeren. Neen, men moet de gehele politiek van het gehele systeem van de Europese staten in hun economische en politieke wederkerige betrekkingen beschouwen om te begrijpen op welke wijze uit dit systeem consequent en onvermijdelijk de tegenwoordige oorlog is ontstaan.

Wij nemen voortdurend pogingen waar, in het bijzonder van de zijde der kapitalistische kranten – onverschillig of het nu monarchistische of republikeinse zijn –, aan de tegenwoordige oorlog een historische inhoud te verlenen die hij niet heeft. Men komt bijvoorbeeld in de Franse republiek niets zo veelvuldig tegen als pogingen om deze oorlog van de kant van Frankrijk voor te stellen als een voortzetting en evenbeeld van de oorlogen van de grote Franse revolutie van 1792. Er bestaat geen op groter schaal toegepaste methode om de Franse volksmassa’s, de Franse arbeiders en de arbeiders van alle landen te misleiden dan de poging om het ‘jargon’ van dat tijdperk en zijn bijzondere leuzen op ons tijdperk over te dragen, dan de poging de dingen zo voor te stellen alsof het republikeinse Frankrijk ook nu zijn vrijheid tegen de monarchie verdedigt. Men vergeet daarbij de ‘kleinigheid’ dat toentertijd, in 1792, de oorlog in Frankrijk werd gevoerd door een revolutionaire klasse die een revolutie zonder weerga tot stand bracht, waarbij met ongehoorde heldhaftigheid van de massa’s de Franse monarchie met wortel en tak werd uitgeroeid en die tegen het verenigde monarchistische Europa enkel en alleen in opstand kwam om haar revolutionaire strijd voort te zetten.

De oorlog in Frankrijk was de voortzetting van de politiek van de revolutionaire klasse die de revolutie had gemaakt, de republiek door strijd tot stand had gebracht, met een tot dan toe ongekende energie met de Franse kapitalisten en landheren had afgerekend en nu ter wille van deze politiek, ter wille van het voortzetten ervan, een revolutionaire oorlog voerde tegen het verenigde monarchistische Europa.

Tegenwoordig echter hebben wij voor alles te maken met een systeem van bondgenootschap tussen twee kapitalistische machtsgroepen. Wij hebben te maken met de grootste kapitalistische wereldmogendheden: Engeland, Frankrijk, Amerika en Duitsland, waarvan de gehele politiek tientallen jaren lang in een ononderbroken economische wedijver bestond, wedijver om de beheersing van de gehele wereld, om het tot slavernij brengen van de kleine naties, om zich te verzekeren van een drievoudige, ja tienvoudige winst van het bankkapitaal dat de hele wereld onder zijn invloed heeft gebracht. Daarin bestaat de werkelijke politiek van Engeland en Duitsland. Daar wil ik in het bijzonder de nadruk op leggen. En men mag niet aflaten daar steeds de nadruk op te leggen, want als wij dit vergeten zullen wij nooit iets van de tegenwoordige oorlog begrijpen en weerloos aan de macht van de eerste de beste burgerlijke publicist overgeleverd zijn, die ons bedrieglijke, fraaie volzinnen opdist.

De werkelijke politiek van beide groepen van de allergrootste kapitalistische reuzen – Engeland en Duitsland die met hun bondgenoten tegen elkaar te velde getrokken zijn –, deze politiek van vele tientallen jaren voorafgaande aan de oorlog moet in haar totaliteit bestudeerd en begrepen worden. Indien wij dit niet zouden doen, indien wij niet alleen de voornaamste vereiste van het wetenschappelijke socialisme en van iedere sociale wetenschap in het algemeen zouden vergeten – zouden wij onszelf ook van de mogelijkheid beroven ook maar iets van de tegenwoordige oorlog te begrijpen. Wij zouden ons aan Miljoekov[2] uitleveren, een bedrieger die het chauvinisme en de haat van het ene volk tegen het andere aanwakkert met methoden die zonder uitzondering overal worden aangewend, met methoden waarover de hiervoor door mij genoemde Clausewitz tachtig jaar geleden schreef, Clausewitz die toen reeds de spot dreef met de mening als zouden de volken in vrede leven en dan plotseling op elkaar losslaan! Alsof dat de waarheid was! Kan men soms de oorlog verklaren zonder hem in verband te brengen met de desbetreffende staat, van het desbetreffende staatssysteem, van de desbetreffende klassen? Ik herhaal nogmaals: Dat is de kern van de zaak die men voortdurend vergeet en niet begrijpt waardoor negentienden van de gesprekken over de oorlog tot een inhoudsloos gekrakeel, resp. tot een uitwisselen van holle frasen worden. Wij zeggen: Indien men de politiek van beide groepen van oorlogvoerende mogendheden in de loop van tientallen jaren niet bestudeerd heeft – om toevalligheden te vermijden en geen op zichzelf staande voorbeelden daaruit te nemen –, indien men de samenhang van deze oorlog met de daaraan voorafgegane politiek niet heeft aangetoond, heeft men niets van deze oorlog begrepen!

Deze politiek toont ons echter overal dit ene: de ononderbroken economische rivaliteit van de twee grootste wereldgiganten, van de twee grootste kapitalistische economische groepen. Enerzijds is dat Engeland, een staat die in het bezit is van het grootste deel van de aardbol, een staat die qua rijkdom op de eerste plaats staat, die deze rijkdom niet zozeer door de arbeid van zijn arbeiders vergaard heeft als wel in de eerste plaats door de uitbuiting van een onmetelijk aantal koloniën, door de onmetelijke macht van de Engelse banken die zich aan het hoofd van alle andere banken tot een naar verhouding zeer kleine groep reuzenbanken – drie, vier, vijf – aaneengesloten hebben en over honderden miljarden roebels beschikken, en wel zo dat men zonder overdrijving zeggen kan: er is op aarde geen stukje land waarop dit kapitaal zijn zware hand niet gelegd heeft, geen stukje land! dat niet in duizenden draden van het Engelse kapitaal verstrikt is. Dit kapitaal had aan het eind van de 19de en in het begin van de 20ste eeuw zulk een omvang aangenomen dat het zijn werkzaamheden tot ver over de grenzen van afzonderlijke staten uitstrekte en een groep reuzenbanken met een ongehoorde rijkdom schiep. Nadat het dit zeer geringe aantal banken had voortgebracht, omstrikte het met behulp van het hierdoor ontstane net met honderden miljarden roebels de gehele wereld. Dit is het fundamentele in de economische politiek van Engeland en in de economische politiek van Frankrijk, waarover Franse publicisten zelf, bv. medewerkers van de op het ogenblik door voormalige socialisten geleide ‘Humanité’[3] (en wel niemand anders dan de bekende publicist in financiële aangelegenheden Lysis), reeds enige jaren voor de oorlog geschreven hebben: ‘Frankrijk is een financiële oligarchie, Frankrijk is de woekeraar van de gehele wereld.’

Aan de andere kant is tegen deze in hoofdzaak Engels-Franse groep een andere, nog meer op buit beluste, nog roofgieriger groep in beweging gekomen, een groep kapitalisten die aan de kapitalistische feestdis wilden deelnemen toen de plaatsen reeds bezet waren, daarbij echter nieuwe methoden ter ontwikkeling van de kapitalistische productie, een betere techniek en een onvergelijkelijke organisatie in de strijd wierpen, die het oude kapitalisme, het kapitalisme van het tijdperk van de vrije concurrentie in het kapitalisme van de reuzentrusts, van de syndicaten en kartels veranderden. Deze groep ontwikkelde de grondslagen voor de nationalisatie van de kapitalistische productie, voor het verenigen van de reuzenmacht van het kapitalisme met de reuzenmacht van de staat tot een enkel mechanisme dat vele miljoenen mensen ineen enkele organisatie van het staatskapitalisme omvat. Dit nu is de geschiedenis van de economie, de geschiedenis van de diplomatie gedurende verscheidene tientallen jaren, waaraan niemand voorbij kan gaan. Zij alleen wijst de weg naar een juiste oplossing van de kwestie van de oorlog en toont aan dat ook de tegenwoordige oorlog een product van de politiek van die klassen is die in deze oorlog slaags geraakt zijn, van de twee reuzen die al lang voor de oorlog over de gehele wereld, over alle landen de netten van hun financiële uitbuiting gespannen hadden, die voor de oorlog de gehele wereld economisch onder elkaar verdeeld hadden. Zij moesten wel in botsing komen, omdat vanuit het standpunt van het kapitalisme de herverdeling van deze heerschappij onvermijdelijk was geworden.

De oude verdeling berustte op het feit dat Engeland in de loop van enkele eeuwen zijn vroegere concurrenten had geruïneerd. Zijn vroegere concurrent was Holland dat in vroegere tijd de gehele wereld beheerste, zijn vroegere concurrent was Frankrijk dat ongeveer honderd jaar oorlog om de heerschappij voerde. Door lange oorlogen had Engeland op grond van zijn economische macht, de macht van zijn handelskapitaal zijn nergens meer bestreden wereldheerschappij gevestigd. Toen dook een nieuwe rover op; in 1871 ontstond een nieuwe kapitalistische grote mogendheid die zich onvergelijkelijk sneller ontwikkelde dan Engeland. Dat is een fundamenteel feit. Men zal geen enkel boek over de geschiedenis van de economie vinden dat dit onbetwistbare feit – de snellere ontwikkeling van Duitsland – niet toegeeft. Deze snelle ontwikkeling van het Duitse kapitalisme was de ontwikkeling van een jonge en sterke rover die temidden van de Europese mogendheden verscheen en verklaarde: ‘Jullie hebben Holland geruïneerd, jullie hebt Frankrijk kapot gemaakt, jullie hebben de halve wereld in bezit genomen – wees zo vriendelijk ons een passend aandeel te geven.’ Maar wat is een ‘passend aandeel’? Op welke wijze wordt dat in de kapitalistische wereld, in de wereld van de banken vastgesteld? Daar wordt de macht zo bepaald als door een orgaan van de Amerikaanse miljardairs met echt Amerikaanse openhartigheid en echt Amerikaans cynisme werd gedaan. Het verklaarde: ‘In Europa gaat de oorlog om de wereldheerschappij. Om de wereld te beheersen heeft men twee dingen nodig: dollars en banken. Dollars hebben wij, banken zullen wij oprichten en wij zullen de wereld beheersen.’ Dat is de verklaring van een toonaangevende krant van de Amerikaanse miljardairs. Ik moet zeggen dat in deze cynische Amerikaanse uitspraak van een ingebeelde en brutaal geworden miljardair duizend maal meer waarheid schuilt dan in de duizenden artikelen van de burgerlijke leugenaars die deze oorlog voorstellen als een oorlog wegens zekere nationale belangen en nationale kwesties en meer van zulk soort klaarblijkelijke leugens ten beste geven, die zich om de geschiedenis in haar totaliteit niet bekommeren en een op zichzelf staand voorbeeld als de overval van Duitse rovers op België aangrijpen. Dit voorbeeld beantwoordt ongetwijfeld aan de waarheid. Zeker, deze groep rovers heeft op een ongehoord beestachtige manier België overvallen,[4] maar deze rovers hebben, hetzelfde gedaan wat andere groepen rovers met toepassing van andere methoden gisteren gedaan hebben en heden ten dage met andere volken doen.

Als wij discussiëren over het vraagstuk van de annexaties – en dat is een vraagstuk dat behoort tot wat ik u in het kort als de geschiedenis van de economische en diplomatieke betrekkingen heb trachten uiteen te zetten waarvan de tegenwoordige oorlog het gevolg is –, als we discussiëren over annexaties vergeten wij steeds dat dit gewoonlijk juist datgene is waarom deze oorlog wordt gevoerd, namelijk de verdeling van de veroveringen of, populair gezegd, de verdeling van de door beide roversbenden bij elkaar geroofde buit. Als we discussiëren over annexaties komen wij voortdurend methoden tegen die wetenschappelijk gezien geen enkele kritiek kunnen doorstaan en maatschappelijk-publicistisch gezien niet anders dan grof bedrog kunnen worden genoemd. Vraagt u er een Russische chauvinist of een sociaalchauvinist naar, en hij zal u op uitstekende wijze duidelijk maken wat een annexatie door Duitsland is – dat begrijpt hij uitstekend. Maar als u hem vraagt een algemene definitie van annexatie te geven die zowel voor Duitsland als voor Engeland en Rusland van toepassing zou kunnen zijn, zal hij u nooit antwoord geven. Dat zal hij u nooit geven! En toen de ‘Retsj’[5] (om van de theorie op de praktijk over te gaan) zich over onze ‘Pravda’[6] vrolijk maakte en zei: ‘De pravdisten zien Koerland als een annexatie! Hoe kan men nu met zulke lieden discussiëren?’ En toen wij daarop antwoordden ‘Weest u zo goed en geeft ons een definitie van annexatie die zowel op de Duitsers als op de Engelsen en de Russen kan worden toegepast, en wij voegen daaraan toe: óf u zult een ontwijkend antwoord geven of wij zullen u onmiddellijk ontmaskeren’, toen hulde de ‘Retsj’ zich in stilzwijgen. Wij houden vol, dat nog geen enkele krant, noch van de chauvinisten in het algemeen, die eenvoudig zeggen dat men het vaderland moet verdedigen, noch van de sociaalchauvinisten ooit een definitie van annexatie heeft gegeven die zowel op Duitsland als op Rusland van toepassing is, een definitie die op welke kant dan ook van toepassing zou kunnen zijn. En ze kunnen die ook niet geven, omdat deze hele oorlog een voortzetting van de politiek van annexaties, d.w.z. van veroveringen, kapitalistische roof is die door beide kanten, door beide oorlogvoerende partijen in praktijk wordt gebracht. En daarom zal men begrijpen dat de vraag wie van deze beide rovers als eerste het mes getrokken heeft, voor ons niet de minste betekenis heeft. Neemt u de geschiedenis van de uitgaven voor vloot en leger van beide groepen in de loop van tientallen jaren, neemt u de geschiedenis van de kleine oorlogen die zij vóór de grote voerden – ‘kleine’ oorlogen, omdat in deze oorlogen weinig Europeanen, daarentegen echter honderdduizenden mensen van de volkeren omkwamen die zij tot slavernij brachten, die vanuit hun standpunt niet eens als volken beschouwd worden (die Aziaten, die Afrikanen – zijn dat soms volken?); met deze volken werd op de volgende manier oorlog gevoerd: zij hadden geen wapens en werden met machinegeweren uitgemoord. Zijn dat misschien oorlogen? Dat zijn toch eigenlijk helemaal geen oorlogen, die kan men gerust aan de vergetelheid prijsgeven. Op zo’n manier trachten zij dus de volksmassa’s ronduit te bedriegen.

Deze oorlog is de voortzetting van de politiek van veroveringen, van het uitroeien van hele volksgemeenschappen, van ongehoorde bestialiteiten die door de Duitsers en Engelsen in Afrika, door de Engelsen en Russen in Perzië – ik weet niet door wie van hen het meeste – zijn begaan en op grond waarvan zij door de Duitse kapitalisten als vijanden werden beschouwd. Zo, jullie zijn sterk omdat jullie rijk zijn? Maar wij zijn sterker dan jullie, daarom hebben wij hetzelfde ‘heilige’ recht om te roven. Hierop nu komt de geschiedenis van de Russisch-Duitse, van de Russich-Engelse en de Duits-Engelse betrekkingen neer. Dit nu is de sleutel tot het begrijpen van de vraag waarom deze oorlog wordt gevoerd. Juist daarom is de alom verspreide versie van de oorzaak van de oorlog charlatanerie en bedrog. Men vergeet de geschiedenis van het financierskapitaal, men vergeet hoe deze oorlog om de herverdeling tot rijpheid kwam en stelt de zaak als volgt voor: twee volken leefden vreedzaam, toen viel het ene volk aan en het andere verdedigde zich. Hierop nu komt de werkelijke geschiedenis van het Engelse en het Duitse financierskapitaal gedurende vele tientallen jaren voor de oorlog neer. Vergeten is de hele wetenschap, vergeten zijn de banken, de volken worden onder de wapens geroepen, de boer die niet weet wat politiek is wordt onder de wapens geroepen. Men moet zich verdedigen en daarmee uit! Wanneer men zo argumenteert zou het consequent zijn geen enkele krant meer uit te geven, alle boeken te verbranden en uiteenzettingen over annexaties in de pers te verbieden – op zo’n manier kan men tot een rechtvaardiging van zulk een opvatting over annexaties komen. Zij kunnen de waarheid over de annexaties niet zeggen, omdat de hele geschiedenis zowel van Rusland als van Engeland en Duitsland een ononderbroken, niets ontziende, bloedige oorlog om annexaties is. In Perzië en in Afrika werden niets ontziende oorlogen gevoerd door de liberalen, die in India mensen als politieke misdadigers lieten afranselen, omdat zij het gewaagd hadden eisen te stellen waarvoor ook bij ons in Rusland gestreden werd. De Franse koloniale troepen brachten eveneens volken onder het juk. Dit nu is de voorgeschiedenis, de werkelijke geschiedenis van de weergaloze roof! Dit nu is de politiek van deze klassen waarin de tegenwoordige oorlog haar voortzetting vindt. Daarom kunnen zij wat annexaties betreft niet het antwoord geven dat wij geven wanneer wij zeggen: Ieder volk dat niet op grond van de vrije wil van zijn meerderheid bij een ander volk aansluiting gevonden heeft, maar op grond van een besluit van de tsaar of van de regering is een geannexeerd volk, een veroverd volk. Van annexaties afzien betekent ieder volk het recht toekennen een afzonderlijke staat te vormen of een verbond aan te gaan met wie het wil. Zulk een antwoord is voor iedere arbeider die ook maar even nadenkt volkomen duidelijk.

In iedere willekeurige resolutie, zoals deze bij tientallen aangenomen en, bv. in de ‘Zemlja i Wolja’,[7] gepubliceerd worden, vindt u het slecht geformuleerde antwoord: Wij willen geen oorlog om over andere volken te heersen, wij strijden voor onze vrijheid. Dat zeggen alle arbeiders en boeren en zij brengen daarmee de mening van de arbeider, de mening van de werkende mens tot uitdrukking, zoals deze de oorlog begrijpt. Zij zeggen daarmede: Als het een oorlog zou zijn in het belang van de werkers tegen de uitbuiters, dan waren wij voor de oorlog. Ook wij zouden dan voor de oorlog zijn en er is geen revolutionaire partij die tegen zulk een oorlog zou kunnen zijn. Ze hebben geen gelijk, deze opstellers van talrijke resoluties, omdat zij de zaak zo voorstellen alsof de oorlog door hen wordt gevoerd. Wij soldaten, wij arbeiders, wij boeren voeren oorlog voor onze vrijheid. Ik zal nooit de vraag vergeten die mij na een vergadering door een arbeider gesteld werd: ‘Wat praat u voortdurend tegen de kapitalisten? Ben ik soms een kapitalist? Wij zijn arbeiders, wij verdedigen onze vrijheid.’ Dat is niet waar, jullie voeren oorlog omdat jullie je regering van kapitalisten gehoorzaamt, de oorlog voeren niet de volken, maar de regeringen. Het verwondert mij niet wanneer een arbeider of een boer die de politiek niet bestudeerd heeft, die niet het geluk of het ongeluk heeft gehad zich met de geheimen van de diplomatie, met het beeld van deze financiële uitplundering (bv. de onderdrukking van Perzië door Rusland en Engeland) bezig te houden, het verwondert me niet wanneer hij dat vergeet, wanneer hij naïef vraagt: Wat heb ik met de kapitalisten te maken wanneer ik oorlog voer? Hij begrijpt de samenhang van de oorlog met de regering niet, hij begrijpt niet dat de oorlog door de regering wordt gevoerd, terwijl hij het werktuig is dat door de regering gebruikt wordt. Hij kan zich het revolutionaire volk noemen, kan mooie resoluties schrijven – voor de Russen is dat al veel, daar dit pas kort geleden in gebruik gekomen is. Er is onlangs een ‘revolutionaire’ verklaring van de Voorlopige Regering verschenen. Hierdoor verandert niets aan de zaak, en andere naties die – wat het schrijven van ‘revolutionaire’ manifesten betreft – in de kapitalistische kunst de massa’s beet te nemen, meer ervaring hebben dan wij, hebben op dat gebied allang alle wereldrecords geslagen. Neem bv. de geschiedenis van het parlement van de Franse republiek vanaf de tijd dat zij een republiek werd die het tsarisme steunde, en wij vinden in deze over tientallen jaren lopende Franse parlementaire geschiedenis tientallen voorbeelden, waarbij manifesten vol van de mooiste woorden een politiek van de smerigste koloniale en financiële uitplundering bemantelden. De hele geschiedenis van de Derde Franse Republiek[8] is de geschiedenis van deze uitplundering. Uit deze bronnen is de tegenwoordige oorlog ontstaan. Het gaat niet om het resultaat van kwaadwilligheid van de kapitalisten of om de een of andere verkeerde politiek van monarchen. De zaak op deze wijze te beschouwen zou verkeerd zijn. Neen, deze oorlog is onvermijdelijk veroorzaakt door de ontwikkeling van een reusachtig kapitalisme in de eerste plaats van het bankkapitalisme. Deze ontwikkeling heeft ertoe geleid dat zeggen en schrijven vier banken in Berlijn en vijf of zes in Londen de gehele wereld beheersen, alle middelen bijeenschrapen, hun financierspolitiek met de gehele gewapende macht funderen, waarna zij ten slotte in een ongehoord beestachtig conflict elkaar te lijf gingen, omdat er geen ruimte meer was om ongehinderd hun veroveringen te kunnen voortzetten. Of de een of de ander moet van het bezit van zijn koloniën afstand doen. Zulke problemen worden in deze wereld van kapitalisten niet door vrijwillige overeenkomst opgelost. Dat kan alleen maar door een oorlog worden beslist. Daarom is het ook belachelijk hier deze of gene gekroonde rover te beschuldigen. Zij zijn allen hetzelfde – deze gekroonde rovers. En daarom is het ook absurd de kapitalisten van het een of andere land te beschuldigen. Zij hebben zich alleen schuldig gemaakt aan het feit dat zij zulk een systeem hebben ingevoerd. Maar dat geschiedt volkomen overeenkomstig de wetten die met alle krachten van de geciviliseerde staat beschermd worden. ‘Ik sta volkomen in mijn recht, ik koop aandelen. Alle gerechtshoven, de gehele politie, het hele staande leger en alle vloten ter wereld beschermen dit recht – mijn heilige recht op aandelen.’ Wanneer banken worden opgericht die met honderden miljoenen roebels opereren, wanneer zij hun netten van uitplundering over de hele wereld hebben uitgespreid, wanneer deze banken in een botsing op leven en dood slaags geraakt zijn – wiens schuld is dat dan? Zoek de schuldige maar! De hele ontwikkeling van het kapitalisme gedurende een halve eeuw is er schuldig aan, en er is geen andere uitweg dan het ten val brengen van de heerschappij van de kapitalisten en de arbeidersrevolutie. Dit is het antwoord waartoe onze partij op grond van de analyse van de oorlog gekomen is en juist daarom zeggen wij: Het hoogst eenvoudige vraagstuk van de annexaties is zo verward geworden, de vertegenwoordigers van de burgerlijke partijen zijn zo zeer aan hun leugens gewend geraakt dat zij de zaak zo kunnen voorstellen alsof Koerland geen annexatie van de kant van Rusland is, Koerland en Polen hebben zij, deze drie gekroonde rovers, onder elkaar verdeeld. Zij hebben het honderd jaar lang verdeeld, zij hebben het bij levende lijve aan stukken gereten en de Russische rover heeft meer kunnen roven omdat hij toen sterker was. En toen uit de jonge rover die toentertijd aan de verdeling deelnam een sterke kapitalistische macht, Duitsland, was ontstaan, verklaarde deze: Laten wij opnieuw delen! Jullie wilt houden wat je hebt? Jullie meent sterker te zijn? Laten wij ons meten!

Dit is het waarop deze oorlog neerkomt. Natuurlijk is deze uitdaging – ‘Laten wij ons meten!’ – slechts de uitdrukking van de tientallen jaren voortdurende politiek van roof, van de politiek der grote banken. Juist daarom is niemand in staat de eenvoudige, voor iedere arbeider en iedere boer begrijpelijke waarheid over de annexaties te zeggen zoals wij dat doen. Juist daarom wordt een zo eenvoudige kwestie als die van de verdragen door de hele pers zo schaamteloos verward gemaakt. U beweert dat we een revolutionaire regering hebben en dat in deze revolutionaire regering ministers zitting hebben genomen die bijna volslagen socialisten zijn, narodniki en mensjewieken.[9] Maar wanneer zij over een vrede zonder annexaties alleen verklaringen kunnen afleggen onder het voorbehoud dat zij niet behoeven vast te stellen wat dat is, vrede zonder annexaties (dat wil nl. zeggen: maak de Duitse annexaties ongedaan, maar behoud die van jezelf), dan zeggen wij: Wat is jullie ‘revolutionaire’ kabinet waard, wat zijn jullie declaraties, jullie verklaringen waard dat jullie geen veroveringsoorlog wilt – als tegelijkertijd het leger wordt opgeroepen tot de aanval over te gaan? Weten jullie dan niet dat jullie verdragen hebben, dat Nicolaas de Bloedige[10] die op echte roversmanier heeft gesloten? Jullie weet dat niet? Het is vergeeflijk wanneer arbeiders en boeren dat niet weten, die niet geroofd, die geen wijze boeken gelezen hebben, maar wanneer ontwikkelde kadetten[11] dit prediken weten zij heel goed wat deze verdragen inhouden. Deze verdragen zijn ‘geheim’, maar de hele diplomatieke pers van alle landen spreekt erover: ‘ – jij krijgt de zee-engten, jij Armenië, jij Galicië, jij Elzas-Lotharingen, jij Triëst en wij delen eens en voor altijd Perzië.’ En de Duitse kapitalist zegt: ‘Ik zal Egypte bezetten, ik zal de Europese volken wurgen als jullie mij m’n koloniën niet teruggeeft en wel met rente’. Een aandeel is een ding dat het niet zonder procenten kan stellen. Dit is de reden waarom een zo eenvoudige en duidelijke kwestie als die van de verdragen tot zulk een menigte ten hemel schreiende, ongehoorde, brutale leugens heeft geleid zoals die ons uit de kolommen van alle kapitalistische kranten tegemoet klinken.

Neem nu de ‘Djen’ van vandaag.[12] Daarin verklaart Wodowozow,[13] een man die men beslist niet van bolsjewisme beschuldigen kan, maar een eerlijke democraat: Ik ben een tegenstander van geheime verdragen, het zij mij toegestaan het verdrag met Roemenië te vermelden. Er bestaat een geheim verdrag met Roemenië en de inhoud ervan is dat men aan Roemenië een hele reeks vreemde volken zal uitleveren als het aan de zijde van de geallieerden strijdt. Zonder uitzondering van hetzelfde soort zijn alle verdragen van de andere geallieerden. Zonder verdragen zouden zij er niet aan begonnen zijn allen te wurgen. Om de inhoud van deze verdragen te leren kennen behoeft men niet in vaktijdschriften te wroeten. Het is voldoende zich de fundamentele feiten van de geschiedenis van de economie en de diplomatie te herinneren om hem te kennen. Oostenrijk trok immers tientallen jaren lang tegen de Balkan op om daar de volken te onderdrukken... En als zij met elkaar in oorlog geraakten, dan moesten zij ook wel in oorlog geraken. En juist daarom verklaren de ministers, de voormalige, Miljoekov, en de tegenwoordige, Teresjtsjenko (de een in een regering zonder socialistische ministers, de ander in een regering met een hele reeks bijna-socialistische ministers), op alle eisen van de volksmassa’s de verdragen openbaar te maken, eisen die steeds dringender worden, dat het openbaar maken van de verdragen tot een breuk met de bondgenoten zou leiden.

Ja, het is onmogelijk de verdragen openbaar te maken, daar zij allen tot een en dezelfde roversbende behoren. Wij zijn het met Miljoekov en Teresjtsjenko eens dat het onmogelijk is de verdragen te publiceren. Daaruit kan men twee verschillende gevolgtrekkingen maken. Wanneer we het met Miljoekov en Teresjtsjenko eens zijn dat het onmogelijk is de verdragen openbaar te maken, wat volgt daar dan uit? Wanneer het openbaar maken van de verdragen onmogelijk is moet men de kapitalistische ministers helpen de oorlog voort te zetten. De andere gevolgtrekking luidt echter als volgt: daar het voor de kapitalisten onmogelijk is zelf de verdragen openbaar te maken, moet men de kapitalisten ten val brengen. Welke van deze gevolgtrekkingen jullie als de juiste beschouwen laat ik jullie zelf ter beslissing over, maar ik raad jullie wel aan grondig over de gevolgen na te denken. Wanneer men er zulke overwegingen op na houdt als de nationalistische en mensjewistische ministers, krijgen we het volgende: aangezien de regering zegt dat het onmogelijk is de verdragen openbaar te maken, moet men een nieuw manifest uitgeven. Papier is nog niet zo duur dat men geen nieuwe manifesten zou kunnen schrijven. Laten we een nieuw manifest schrijven en het offensief ten uitvoer brengen. Waarvoor? Met welk doel? Wie zal dit doel vaststellen? De soldaten worden opgeroepen de roversverdragen met Roemenië en Frankrijk ten uitvoer te brengen. Men sture dit artikel van Wodowozow naar het front en heffe dan een jammerlijk geschreeuw aan: dit is allemaal de schuld van de bolsjewieken, het zijn vast en zeker bolsjewieken die dit verdrag met Roemenië hebben uitgedacht. Maar dan moet men niet alleen met de ‘Pravda’ korte metten maken, dan moet men zelfs Wodowozow wegjagen omdat hij de geschiedenis bestudeerd heeft dan moet men alle boeken van Miljoekov als buitengewoon gevaarlijk verbranden. Men neme de proef op de som en sla een willekeurig boek van de partijleider van de ‘Volksvrijheid’, van de voormalige minister van buitenlandse zaken, op. De boeken zijn goed. Waar gaan zij over? Over het feit dat Rusland ‘recht heeft op de zee-engten, op Armenië, op Galicië, op Oost-Pruisen. Hij heeft alles verdeeld, hij heeft er zelfs een kaart bijgevoegd. Men moet niet alleen de bolsjewieken en Wodowozow naar Siberië sturen omdat zij zulke revolutionaire artikelen schrijven – men moet ook de boeken van Miljoekov verbranden, want als men op dit ogenblik eenvoudige citaten uit deze boeken van Miljoekov zou samenstellen en naar het front zou sturen, zou geen vlammende proclamatie zulk een vlammende uitwerking kunnen hebben. Ik zou nu overeenkomstig de schets die ik voor deze voordracht heb opgesteld nog op de kwestie van de ‘revolutionaire vaderlandsverdediging’ moeten ingaan. Ik geloof dat ik, na hetgeen ik de eer had reeds voor u voor te dragen, over deze kwestie wel kort kan zijn.

Met ‘revolutionaire vaderlandsverdediging’ wordt een bemanteling van de oorlog aangeduid die erop steunt dat wij toch de revolutie[14] gemaakt hebben, dat wij toch een revolutionair volk zijn, een revolutionaire democratie. Maar hoe moeten we deze vraag beantwoorden? Wat voor revolutie hebben wij gemaakt? Wij hebben Nicolaas ten val gebracht. De revolutie was niet zo moeilijk vergeleken met een revolutie die de hele klasse van grootgrondbezitters en kapitalisten ten val zou hebben gebracht. Wie is nu na onze revolutie aan de macht? De grootgrondbezitters en de kapitalisten – dezelfden die in Europa reeds aan de macht zijn. Daar hebben dergelijke revoluties honderd jaar geleden plaatsgevonden, daar zijn de Teresjtsjenko’s, Miljoekovs en Konovalovs allang aan de macht en het speelt geen rol of zij hun tsaar en civiele lijst[15] betalen of dat zij het zonder dit luxevoorwerp kunnen stellen. Een bank blijft een bank ook wanneer men honderden kapitalen in concessies belegt, winst blijft winst onverschillig of het nu een republiek of een monarchie betreft. En wanneer een of ander onbeschaafd land het waagt zich tegen ons geciviliseerde kapitaal, dat zulke heerlijke banken in de koloniën, in Afrika en Perzië[16] opricht, te verzetten, wanneer het een of andere onbeschaafde volk zich tegen onze geciviliseerde bank verzet, sturen wij troepen en die voeren cultuur, orde en civilisatie in, zoals toentertijd Ljachow in Perzië en de Franse ‘republikeinse’ troepen die op dezelfde beestachtige manier Afrikaanse volken uitroeiden. Al is het niet helemaal hetzelfde, het is dezelfde ‘revolutionaire vaderlandsverdediging’, alleen met dit verschil dat de dragers ervan de weinig ontwikkelde brede volksmassa’s zijn die de samenhang tussen oorlog en regering niet zien, die niet weten dat deze politiek stevig steunt op verdragen. De verdragen zijn gebleven, de banken zijn gebleven, de concessies zijn gebleven. In Rusland zitten de beste mensen van hun klasse in de regering, maar dit heeft in het karakter van de wereldoorlog niet de geringste verandering gebracht. Die nieuwe ‘revolutionaire vaderlandsverdediging’ betekent niets anders dan dat de smerige, bloedige oorlog ter wille van smerige, afschuwelijke verdragen met het verheven begrip van de revolutie bemanteld wordt.

Aan de oorlog heeft de Russische Revolutie niets veranderd, maar zij heeft organisaties in het leven geroepen die in geen enkel land bestaan en die in de revoluties van het Westen nauwelijks ooit zijn voorgekomen. De meeste revoluties bepaalden zich ertoe dat een nieuwe regering van het soort van onze Teresjtsjenko en Konovalov werd gevormd, terwijl het land in een toestand van passiviteit en desorganisatie verbleef. De Russische Revolutie ging verder. In deze omstandigheid ligt in kiemvorm besloten dat zij de oorlog kan overwinnen. Deze omstandigheid is dat wij buiten de regering van de ‘bijna-socialistische’ ministers, de regering van de imperialistische oorlog, de regering van het offensief, de met het Engels-Franse kapitaal gelieerde regering, dat wij buiten haar en onafhankelijk van haar over geheel Rusland het net van de sovjets van arbeiders-, soldaten- en boerenafgevaardigden hebben. En dat nu is de revolutie die haar laatste woord nog niet gesproken heeft. Dat nu is de revolutie zoals zij in West-Europa onder zulke omstandigheden niet is voorgekomen. Dat nu zijn de organisaties van de klassen die inderdaad geen annexaties nodig hebben, die geen miljoenen bij de banken gedeponeerd hebben, die er wel nauwelijks belang bij hebben of de Russische overste Ljachow en de Engelse liberale ambassadeur Perzië eerlijk verdeeld hebben. En juist daarin ligt de waarborg besloten dat deze revolutie verder kan gaan, dat de klassen die werkelijk geen enkel belang bij annexaties hebben, ondanks hun grenzeloos, ja al te groot vertrouwen in regering van de kapitalisten, ondanks de vreselijke verwarring, het verschrikkelijke bedrog dat reeds in het begrip ‘revolutionaire vaderlandsverdediging’ zelf besloten ligt, ondanks het feit dat zij de lening steunen, dat zij de regering van de imperialistische oorlog steunen – dat deze klassen in weerwil van dit alles organisaties in het leven wisten te roepen waarin de massa’s van de onderdrukte klassen vertegenwoordigd zijn. Dit zijn de sovjets van arbeiders-, soldaten- en boerenafgevaardigden die in vele streken van Rusland met hun revolutionaire werk veel verder zijn gegaan dan in Petrograd. En dat ligt volkomen voor de hand, aangezien wij in Petrograd het centrale orgaan van de kapitalisten hebben.

Wanneer nu Skobeljew[17] gisteren in zijn rede verklaarde: Wij zullen de gehele winst nemen, 100 % zullen wij nemen, dan heeft hij meer gezegd dan hij kan verantwoorden, zoals ministers dat plegen te doen. Wanneer u de ‘Retsj’ van vandaag ter hand neemt, zult u zien hoe op deze verklaring in Skobeljews rede gereageerd wordt. Daar staat geschreven: ‘Maar dat is honger, dood, 100 % – dat betekent alles!’ Minister Skobeljew gaat verder dan de meest extreme bolsjewiek. Het is laster dat de bolsjewieken de meest linksen zouden zijn. Minister Skobeljew is veel ‘linkser’. Men heeft mij op de onbehoorlijkste manier uitgemaakt – ik zou hebben voorgesteld de kapitalisten tot bijna op het hemd uit te kleden. Op z’n minst heeft Sjoelgin[18] gezegd: ‘Wat mij betreft kunnen zij ons tot op het hemd uitkleden!’ Stelt u zich eens voor dat er een bolsjewiek naar burger Sjoelgin gaat en aanstalten maakt deze uit te kleden. Sjoelgin zou hiervan veeleer minister Skobeljew kunnen beschuldigen. Wij zijn nooit zover gegaan. Wij hebben nooit voorgesteld 100 % van de winst te nemen. Nochtans is zulk een belofte waardevol. Neemt u de resolutie van onze partij en u zult zien dat wij daarin in een uitvoeriger vorm en met redenen omkleed hetzelfde voorstellen wat ik heb voorgesteld. Er moet controle over de banken worden ingevoerd en vervolgens een rechtvaardige inkomstenbelasting.[19] En dat is alles! Skobeljew stelt voor van iedere roebel honderd kopeken te nemen. Iets dergelijks hebben wij nooit voorgesteld en zullen wij nooit voorstellen. Skobeljev heeft eenvoudig een te grote mond opgezet. Hij maakt geen aanstalten dat serieus te verwezenlijken; zo hij dit zou willen, zou hij het alleen al daarom niet kunnen omdat het nogal belachelijk is dit alles te beloven nadat men met Teresjtsjenko en Konovalov vriendschap heeft gesloten. De miljonairs 80 tot 90 % van hun inkomsten afnemen dat kan men – maar niet arm in arm met zulke ministers. Indien de sovjets van arbeiders- en soldatenafgevaardigden aan de macht waren zouden zij inderdaad niet aarzelen, maar ook dan niet alles nemen – zij zouden het niet nodig hebben. Zij zouden een groot deel van de inkomsten nemen. Een andere staatsmacht kan dat niet. En minister Skobeljew kan misschien de beste bedoelingen hebben. Ik heb deze partijen enige tientallen jaren gadegeslagen, ik sta al dertig jaar in de revolutionaire beweging. Daarom ben ik allerminst geneigd aan hun goede voornemens te twijfelen. Maar daar gaat het niet om, het gaat niet om de goede voornemens. Met goede voornemens is de weg naar de hel geplaveid. Alle kanselarijen puilen uit van de documenten, die de handtekening van de burgers ministers dragen, maar daarmee is niets aan de zaak veranderd. Laat men maar beginnen als men controle wil invoeren, laat men maar beginnen! Ons program is van dien aard dat wij, wanneer wij de rede van Skobeljew lezen, kunnen zeggen: Meer eisen wij niet. Wij zijn veel gematigder dan minister Skobeljew. Hij stelt zowel controle als 100 % voor. Wij willen geen 100 % maar wij verklaren: ‘Zolang u niet begonnen bent iets te doen geloven wij u niet.’ Daarin ligt juist het verschil tussen ons: in het feit dat wij aan woorden en beloften geen geloof hechten en ook anderen aanraden dat niet te doen. De ervaringen van de parlementaire republieken leren ons dat men aan papieren verklaringen geen geloof mag hechten. Als men controle wil laat men er dan mee beginnen. Een enkele dag is voldoende om een wet betreffende zulk een controle uit te vaardigen. De sovjet van het personeel van iedere bank, de sovjet van de arbeiders van ieder bedrijf, iedere partij krijgt het recht van controle. Dat is ongeoorloofd, zal men ons zeggen, dat is een zakengeheim, dat is heilige particuliere eigendom! Nu, zoals men wil, men kiezen een van beide. Wanneer men alle boeken, alle rekeningen, alle transacties van de trusts wil beschermen moet men ook niet over controle kletsen, moet men ook niet zeggen dat het land te gronde gaat.

In Duitsland is de toestand nog slechter. In Rusland kan men tarwe op de kop tikken, in Duitsland is dat onmogelijk. In Rusland valt er met organisatie veel te bereiken. In Duitsland kan men helemaal niets meer doen. Er is geen tarwe meer en de ondergang van het hele volk is onvermijdelijk. Nu schrijft men dat Rusland aan de rand van de afgrond staat. Als dat zo is, is de handhaving van de ‘heilige’ particuliere eigendom een misdaad. En wat hebben daarom de woorden over controle te betekenen? Zijn jullie dan vergeten dat Nicolaas Romanov eveneens veel over controle heeft geschreven? Bij hem treft men duizendmaal de woorden staatscontrole, openbare controle, benoeming van senatoren aan. De industriëlen hebben in de twee maanden na de revolutie heel Rusland uitgeplunderd. Het kapitaal heeft honderden procenten winst binnengehaald, ieder jaarverslag heeft het erover. Maar toen de arbeiders in de twee maanden van de revolutie de ‘brutaliteit’ hadden te verklaren dat zij op een menswaardige wijze wilden leven, hief de hele kapitalistische pers van het land een gehuil aan. Elk nummer van de ‘Retsj’ is één woedend gehuil dat de arbeiders het land uitplunderen, terwijl wij toch niet meer dan controle over de kapitalisten beloven. Zou men niet minder beloven. Zou men niet minder beloften kunnen doen, zou men niet meer daden kunnen verrichten? Wanneer jullie controle door beambten wilt, een controle door dezelfde organen als vroeger, dan spreekt onze partij als haar vaste overtuiging uit dat het onmogelijk is jullie daarin te steunen, ook al zouden er in de regering in plaats van een half dozijn een heel dozijn narodnikistische en mensjewistische ministers zitten. Controle kan alleen maar door het volk zelf plaatsvinden. Men moet de controle – de sovjets van bankemployés, de sovjets van ingenieurs, de sovjets van arbeiders – organiseren en meteen morgen met de controle beginnen. Iedere ambtenaar moet strafrechtelijk ter verantwoording worden geroepen indien hij in welke van deze instellingen ook onjuiste gegevens verstrekt. Het gaat om de inventaris van het land. Wij willen weten hoeveel graan, grondstoffen en arbeiderskrachten er zijn en waar deze ingezet moeten worden.

Hiermee kom ik tot het laatste vraagstuk. Dat is het vraagstuk hoe de oorlog beëindigd moet worden. Men dicht ons de absurde mening toe dat wij een afzonderlijke vrede willen. De Duitse kapitalisten en rovers doen pogingen om tot vrede te komen door te verklaren: Ik geef je een stuk van Turkije en Armenië wanneer jij me ertshoudende grond geeft. Daarover spreken de diplomaten toch in iedere neutrale stad! Dat weet iedereen. Het word slechts gecamoufleerd door conventionele, diplomatieke frasen. Daar zijn het diplomaten voor om in diplomatentaal te spreken. Welk een onzin, wij zouden voor het beëindigen van de oorlog zijn door een afzonderlijke vrede! De oorlog die de kapitalisten van de rijkste mogendheden voeren, de oorlog die door de tientallen jaren lange geschiedenis van de economische ontwikkeling teweeggebracht is te willen beëindigen door een eenzijdig afzien van oorlogshandelingen is zulk een dwaasheid, dat het eigenlijk te belachelijk is om ze te weerleggen. Indien wij echter toch speciaal een resolutie hebben opgesteld om haar te weerleggen, dan is dit alleen omdat wij te maken hebben met de brede massa’s onder wie men laster over ons verspreidt. Maar het is onmogelijk er ook maar in ernst over te spreken. De oorlog die de kapitalisten van alle landen voeren kan men niet zonder arbeidersrevolutie tegen deze kapitalisten beëindigen. Zolang de controle niet uit de sfeer van de frase in de sfeer van de daad is overgegaan, zolang voor de regering van de kapitalisten geen regering van het revolutionaire proletariaat in de plaats gekomen is, zolang is de regering ertoe veroordeeld alleen maar te zeggen: Wij gaan te gronde, wij gaan te gronde, wij gaan te gronde. Vandaag sluit men in het ‘vrije’ Engeland socialisten op omdat zij hetzelfde zeggen als ik. In Duitsland zit Liebknecht[20] die hetzelfde gezegd heeft als ik, in Oostenrijk Friedrich Adler[21] (die men wellicht nu al heeft terechtgesteld) die met de revolver hetzelfde heeft gezegd. De sympathie van de arbeidersmassa’s is in alle landen aan de kant van deze socialisten en niet van degenen die naar de kant van hun kapitalisten zijn overgegaan. De arbeidersrevolutie komt in de gehele wereld tot rijpheid. Natuurlijk gaat dit in de andere landen moeilijker. Daar vindt men niet zulke halvegaren als Nicolaas en Raspoetin.[22] Daar staan de beste mensen van hun klasse aan het hoofd van het staatsbestuur. Daar gaat het niet om de revolutie tegen de alleenheerschappij, daar is reeds een regering van de kapitalistische klasse. Daar regeren allang de talentvolste vertegenwoordigers van deze klasse. Juist daarom is de revolutie daar, al is zij er nog niet, toch onvermijdelijk, hoeveel revolutionairen ook te gronde zullen gaan zoals Friedrich Adler, zoals Karl Liebknecht te gronde gaan. De toekomst behoort aan hen, en de arbeiders van alle landen zijn voor de revolutie. En de arbeiders van alle landen zullen overwinnen.

Wat het aan de oorlog gaan deelnemen van Amerika betreft zou ik het volgende willen opmerken. Men zegt dat in Amerika democratie is, dat daar het Witte Huis is. Ik zeg: de slavernij werd een halve eeuw geleden afgeschaft. De oorlog tegen de slavenhouders nam in 1865 een einde. Sedert die tijd echter is het aantal miljardairs daar toegenomen. Zij hebben heel Amerika financieel in hun macht, zij bereiden er zich op voor Mexico in een toestand van slavernij te brengen en ze zullen onvermijdelijk een oorlog beginnen tegen Japan om de verdeling van de Stille Oceaan. Deze oorlog wordt al enige tientallen jaren voorbereid. Alle publicaties spreken erover. En de werkelijke bedoeling van het meedoen van Amerika aan de oorlog is zich op de toekomstige oorlog tegen Japan voor te bereiden. Nu geniet het Amerikaanse volk in ieder geval een aanzienlijke mate van vrijheid en het is nauwelijks aan te nemen dat het de algemene militaire dienstplicht en het mobiliseren van een leger voor een of ander veroveringsdoel, bv. voor een strijd tegen Japan, rustig zou accepteren. De Amerikanen zien aan het voorbeeld van Europa waar dit toe leidt. En zo moesten de Amerikaanse kapitalisten zich in deze oorlog mengen om, onder het voorwendsel voor hoge idealen, voor de rechten van kleine volken te strijden, een sterk staand leger op de been te brengen.

De boeren weigeren graan voor geld te leveren en eisen gereedschap, schoeisel en kleding. In dit besluit ligt een groot stuk van een buitengewoon diepe waarheid besloten. Het land is in feite dermate ontredderd dat men in Rusland, zij het in minder sterke mate, hetzelfde kan waarnemen wat in andere landen allang kan worden vastgesteld: het geld heeft zijn macht verloren. De heerschappij van het kapitalisme wordt door de gehele loop der gebeurtenissen zo zeer ondermijnd dat bv. boeren geen geld aannemen. Zij zeggen: ‘Wat moeten we met geld beginnen?’ En zij hebben gelijk. De heerschappij van het kapitalisme wordt niet ondermijnd op grond van het feit dat de een of ander zich van de macht wil meester maken. Een ‘zich meester maken van de macht’ zou onzin zijn. Het is niet mogelijk aan de heerschappij van het kapitalisme een einde te maken als niet de hele economische ontwikkeling van de kapitalistische landen daartoe leidt. De oorlog heeft dit proces verhaast en dat heeft het kapitalisme onmogelijk gemaakt. Geen kracht zou in staat zijn het kapitalisme te vernietigen als de geschiedenis het niet had ondermijnd en ondergraven.

En dat is een zeer aanschouwelijk voorbeeld. Deze boer brengt tot uitdrukking wat iedereen waarneemt: de macht van het geld is ondermijnd. Er is hier maar één uitweg – overeenkomsten van de sovjets van arbeidersafgevaardigden met de sovjets van boerenafgevaardigden om werktuigen, schoeisel en kleding tegen graan te leveren. Ziehier waarheen de gebeurtenissen leiden, ziehier het antwoord dat het leven dicteert. Wanneer dit niet gebeurt zouden vele miljoenen mensen honger moeten lijden, zouden zij van schoeisel en kleding verstoken blijven. Vele miljoenen mensen staan onmiddellijk voor de ondergang en het is nu niet het ogenblik de belangen van de kapitalisten te behartigen. De uitweg bestaat alleen daarin dat alle macht in handen komt van de sovjets van arbeiders-, soldaten- en boerenafgevaardigden die de meerderheid van de bevolking vertegenwoordigen. Het is mogelijk dat daarbij fouten zullen worden begaan. Niemand beweert dat zulk een moeilijk werk zomaar ineens kan worden georganiseerd. Niets dergelijks wordt door ons gezegd. Men zegt ons: Wij willen dat de sovjets de macht krijgen, maar dat willen zij niet. Wij zeggen, de ervaringen van het leven zullen het hun dicteren en het hele volk zal zien dat er geen andere uitweg is. ‘De macht grijpen’ willen wij niet, daar alle ervaringen van de revoluties ons leren dat slechts die macht duurzaam is die op de meerderheid van de bevolking steunt. Daarom zou een ‘naar de macht grijpen’ een avontuur zijn waaraan onze partij niet kan beginnen. Wanneer de regering een regering van de meerderheid zal zijn, zal zij misschien een politiek voeren die de eerste tijd te kort zal schieten, maar er is geen andere uitweg. Er zal dan binnen dezelfde organisaties een vreedzame verandering in de richting van de politiek zijn. Men kan geen andere organisaties uitvinden. Daarom zeggen wij dat het niet mogelijk is zich een andere oplossing van het probleem in te denken.

Hoe moet de oorlog beëindigd worden? Wanneer de sovjet van arbeiders- en soldatenafgevaargden de macht zou overnemen en de Duitsers de oorlog voortzetten, wat zouden wij dan doen? Wie zich voor de zienswijze van onze partij interesseert, had hierover dezer dagen in onze krant, de ‘Pravda’, kunnen lezen, waar wij uitvoerig citeerden wat we reeds in 1915 in het buitenland hebben gezegd: wanneer de revolutionaire klasse van Rusland, de arbeidersklasse aan de macht zal zijn moet zij de vrede aanbieden. En wanneer de Duitse kapitalisten of die van welk ander land ook onze voorwaarden afslaan zal zij volledig voor de oorlog zijn. Wij stellen niet voor zomaar ineens een eind aan de oorlog te maken. Dat beloven wij niet. Een zo onmogelijke en onuitvoerbare zaak als de beëindiging van de oorlog op grond van de wil van één kant propageren wij niet. Zulke beloften kunnen gemakkelijk gegeven worden, maar men kan ze onmogelijk houden. Het zal niet gemakkelijk vallen uit deze ontzettende oorlog te komen. Drie jaar voert men oorlog. Men zal tien jaar oorlog moeten voeren of wel: men mag voor een moeilijke, harde revolutie niet terugschrikken. Een andere uitweg is er niet. Wij zeggen: aan de door de regeringen van de kapitalisten begonnen oorlog kan alleen maar door de arbeidersrevolutie een eind worden gemaakt. Wie belang stelt in de socialistische beweging moet het Manifest van Bazel van 1912[23] lezen dat door alle socialistische partijen van de hele wereld eenstemmig werd aangenomen, een manifest dat wij in onze ‘Pravda’ hebben afgedrukt, een manifest dat op het ogenblik in geen enkel oorlogvoerend land, zomin in het ‘vrije’ Engeland als in het republikeinse Frankrijk mag worden gepubliceerd, omdat daarin al voor de oorlog de waarheid over de oorlog is gezegd. Daar staat: de rivaliteit van de kapitalisten zal tot een oorlog tussen Engeland en Duitsland leiden. Daar wordt gezegd: er is zoveel kruit opgehoopt dat de geweren vanzelf zullen afgaan. Daar staat geschreven waarom het tot oorlog zal komen en er wordt verklaard dat de oorlog tot de proletarische revolutie zal leiden. Daarom zeggen wij tegen de socialisten die na dit manifest ondertekend te hebben naar de zijde van hun kapitalistische regeringen overgelopen zijn, dat zij het socialisme verraden hebben. In de hele wereld is er scheuring onder de socialisten ontstaan. Er zijn er die minister zijn geworden, anderen die in de gevangenis zitten. Over de gehele wereld propageert het ene deel van de socialisten de voorbereiding op de oorlog, terwijl het andere deel – zoals de Amerikaanse Bebel,[24] Eugene Debs,[25] die bij de Amerikaanse arbeiders hoog aangeschreven staat zegt: ‘Al zou men mij doodschieten, ik geef geen cent voor deze oorlog. Ik ben bereid te strijden, maar alleen voor de oorlog van het proletariaat tegen de kapitalisten van de gehele wereld.’ Zo verdeeld zijn de socialisten in de hele wereld. De sociaalpatriotten in de gehele wereld menen dat zij hun vaderland verdedigen. Zij vergissen zich – zij verdedigen de belangen van het ene hoopje kapitalisten tegen het andere. Wij propageren de proletarische revolutie, de enige waarachtige zaak waarvoor velen het schavot hebben bestegen, waarvoor honderden en duizenden in de gevangenis zitten. De socialisten in de gevangenissen vormen een minderheid, maar voor hen is de arbeidersklasse, voor hen is de hele economische ontwikkeling. Dit alles zegt ons dat er geen andere uitweg is. Aan deze oorlog kan alleen door de arbeidersrevolutie in enkele landen een eind worden gemaakt. Intussen evenwel moeten wij deze revolutie voorbereiden, haar aanmoedigen. Ondanks zijn haat tegen de oorlog, ondanks zijn wil tot de vrede te geraken kon het Russische volk, zolang de tsaar de oorlog voerde, daartegen niets anders doen dan de revolutie tegen de tsaar en het ten val brengen van de tsaar voorbereiden. En dat gebeurde dan ook. Dat heeft de geschiedenis gisteren bevestigd en dat zal zij morgen bevestigen. Wij hebben al sinds lange tijd gezegd: Men moet de rijp wordende Russische Revolutie aanmoedigen. Dat hebben wij eind 1914 gezegd. Daarvoor werden onze Doema-afgevaardigden naar Siberië[26] gestuurd, terwijl men tegen ons zei: ‘Jullie geven geen antwoord. Jullie verwijzen naar de revolutie, terwijl de stakingen zijn opgehouden, terwijl de afgevaardigden tot dwangarbeid zijn veroordeeld, terwijl er geen enkele krant meer is!’ En men beschuldigde er ons van dat wij een antwoord uit de weg gingen. Deze beschuldigingen, kameraden, hebben wij jarenlang gehoord. Wij antwoordden: Jullie kunnen nu wel verontwaardigd zijn, maar zolang de tsaar niet ten val is gebracht is het onmogelijk iets tegen de oorlog te doen. En onze voorspelling kwam uit. Zij is nog niet ten volle uitgekomen, maar het begin ervan is er al. De revolutie begint verandering te brengen in de oorlog van de kant van Rusland. De kapitalisten zetten de oorlog nog voort en wij zeggen: Zolang de arbeidersrevolutie niet in enkele landen begint kan de oorlog niet beëindigd worden, omdat diegenen aan de macht blijven die deze oorlog willen. Men zegt ons: ‘In een aantal landen schijnt alles te slapen. In Duitsland zijn over het geheel genomen alle socialisten voor de oorlog, alleen Liebknecht is ertegen.’ Ik antwoord daarop: Deze ene Liebknecht vertegenwoordigt de arbeidersklasse, op hem alleen, op zijn aanhangers, het Duitse proletariaat, is aller hoop gevestigd. Jullie gelooft dat niet? Zet dan de oorlog voort! Er is geen andere weg. Wanneer jullie niet in Liebknecht gelooft, wanneer jullie niet in de revolutie van de arbeiders gelooft, in de revolutie die bezig is rijp te worden, wanneer jullie daar niet in gelooft, gelooft dan de kapitalisten!

In deze oorlog zal enkel en alleen de arbeidersrevolutie in enkele landen de zege behalen. De oorlog is geen kinderspel, de oorlog is een ontstellende zaak die miljoenen slachtoffers kost, en het is niet zo gemakkelijk er een eind aan te maken.

De soldaten aan het front kunnen het front niet van de staat scheiden en zelfstandig beslissen. De soldaten aan het front zijn een deel van het land. Zolang de staat oorlog voert zal ook het front lijden, daar is niets aan te doen. De oorlog is door de heersende klassen veroorzaakt en slechts de revolutie van de arbeidersklasse kan er een eind aan maken. Of jullie spoedig vrede zult krijgen hangt slechts af van de vraag hoe de ontwikkeling van de revolutie verlopen zal. Welke gevoelvolle dingen ook gezegd zullen worden, hoe dikwijls men jullie ook zal zeggen dat er onverwijld een eind aan de oorlog gemaakt moet worden – men kan dit niet bereiken zonder de revolutie verder te ontwikkelen. Wanneer de macht overgaat in handen van de sovjets van de arbeiders-, soldaten- en boerenafgevaardigden zullen de kapitalisten zich tegen ons verklaren: Japan zal tegen ons zijn, Frankrijk, Engeland, – de regeringen van alle landen zullen tegen ons zijn. Tegen ons zullen de kapitalisten zijn, vóór ons de arbeiders. Dan is het uit met de oorlog waarmee de kapitalisten begonnen zijn. Dit is het antwoord op de vraag hoe aan de oorlog een einde moet worden gemaakt.

_______________
[1] Clausewitz, ‘Vom Kriege’. Erstes Buch, Berlijn 1957, blz. 34.
[2] Miljoekov, P. N. (1895-1943)-leider van de Kadettenpartij, ideoloog van de Russische imperialistische bourgeoisie, geschiedkundige en publicist. In 1917 als minister van buitenlandse zaken in de eerste Voorlopige Regering voerde hij een politiek van voortzetting van de imperialistische oorlog ‘tot een zegevierend einde’. Red.
[3]L’Humanité’ – een dagblad, dat in 1904 door J. Jaurès opgericht werd als orgaan van de Franse Socialistische Partij. Gedurende de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) bevond het zich in de handen van de rechtervleugel van de Franse Socialistische Partij en nam een sociaalchauvinistisch standpunt in. Red.
[4] Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog schond Duitsland op grove wijze de neutraliteit van België en bezette dit land met het doel het als een springplank voor een beslissende aanval op Frankrijk te gebruiken. De bezetting duurde tot het einde van de oorlog en bracht het land grote economische schade toe. Red.
[5]Retsj’ -een dagblad, het centrale orgaan van de Kadettenpartij. Het verscheen van 23 februari (8 maart) 1906 tot 26 oktober (8 november) 1917 in Petersburg. Red.
[6]Pravda’ was een legaal bolsjewistisch dagblad, waarvan het eerste nummer op 22 april (5 mei) 1912 in Petersburg verscheen. Red.
[7]Zemlja i Wolja’ (Land en Vrijheid) was een dagblad, dat van 21 maart (3 april) tot 13 (26) oktober 1917 door het Petrogradse gebiedscomité van de Sociaal-revolutionarie Partij uitgegeven werd. Red.
[8] De Derde Franse Republiek was een burgerlijke republiek, die tot stand kwam als een gevolg van de Septemberrevolutie van 1870. Zij bleef bestaan tot juli 1940. Red.
[9] Narodniki (Volksvrienden) waren vertegenwoordigers van een kleinburgerlijke stroming in de Russische revolutionaire beweging, die in de 60-70er jaren van de 19de eeuw ontstond. De narodniki ontkenden de wetmatigheid van de ontwikkeling van kapitalistische verhoudingen in Rusland. In overeenstemming hiermee beschouwden zij niet het proletariaat maar de boeren als de voornaamste revolutionaire kracht; in de dorpsgemeenschap zagen zij de kiem van het socialisme. In de 80-90er jaren van de 19de eeuw neigden de narodniki tot verzoening met het tsarisme, begonnen de belangen van de rijke boeren (koelakken) te vertegenwoordigen en een verbitterde strijd tegen het marxisme te voeren.
Mensjewieken – aanhangers van een kleinburgerlijke opportunistische stroming in de Russische sociaaldemocratie. Zij kregen hun naam op het IIde Congres van de RSDAP (1903), toen zij bij de verkiezing van de centrale partijorganen in de minderheid en de revolutionaire sociaaldemocraten, geleid door Lenin, in de meerderheid bleken. Vandaar de namen bolsjewieken (van het Russische woord ‘bolsjinstwo’ – meerderheid) en mensjewieken (van het Russische woord ‘mensjinstwo’ – minderheid). Red.
[10] Hiermee wordt Nicolaas II (Romanov), de laatste Russische keizer, bedoeld. Hij regeerde van 1894 tot de burgerlijk democratische Februarirevolutie van 1917. Red.
[11] Kadetten waren leden van de Constitutioneel-democratische Partij, de leidende partij van de liberaal-monarchistische bourgeoisie in Rusland, die in 1905 opgericht werd. In de voornaamste vraagstukken van de binnenlandse en buitenlandse politiek steunden de kadetten het tsarisme. Red.
[12] Djen (De Dag) – een liberaal-burgerlijk dagblad, dat van 1912 tot 26 oktober (8 november) 1917 in Petersburg verscheen. Red.
[13] Wodowozow, W.W. (1864-1933) – een publicist van de liberaal-narodnikistische richting. Red.
[14] Hiermee wordt de burgerlijk-democratische Februarirevolutie van 1917 bedoeld. Red.
[15] De civiele lijst is dat deel van de staatsbegroting van constitutioneel-monarchistische staten, dat uitgetrokken wordt om de persoonlijke uitgaven van de monarch en de kosten van zijn hofhouding te dekken. Red.
[16] Tegen het eind van 1905 brak in Perzië een revolutie uit. Voor het eerst in de geschiedenis van Perzië ontplooide zich een massabeweging onder de arbeiders. In 1907 ontstond in een aantal districten ook een beweging onder de boeren. In augustus 1907, nadat zij de revolutie in eigen land onderdrukt had, sloot de tsaristische regering van Rusland een overeenkomst met de Engelse regering, waarbij Perzië in een Russische en Engelse invloedssfeer verdeeld werd. Een Kozakkenbrigade, die in Teheran gelegerd was onder bevel van de Russische kolonel Ljachow, bracht in juni 1908 in overeenkomst met de sjah een contrarevolutionaire omwenteling teweeg. In 1911 herstelden de interventen het gezag van de sjah en de feodale landheren. Red.
[17] Skobeljew, M.I. (1885-1989) – een mensjewiek, die na de burgerlijk-democratische Februarirevolutie van 1917 (van mei tot augustus) minister van arbeid in de burgerlijke Voorlopige Regering was. Red.
[18] Sjoelgin, W.W. (geb. 1878) – een landheer, monarchist en nationalist. Afgevaardigde in de IIde, IIIde, en IVde Doema’s. In 1917 steunde hij actief de burgerlijke Voorlopige Regering. Red.
[19] Hiermee wordt de resolutie bedoeld van de Zevende (April-) Conferentie van de RSDAP(b) ‘Over het huidige moment’, die door Lenin opgesteld was. Red.
[20] Liebknecht, Karl (1871-1919)- een vooraanstaande figuur in de Duitse en internationale arbeidersbeweging, een van de leiders van de linkervleugel van de Duitse sociaaldemocratie. In de gelederen van de sociaaldemocratie bond hij de strijd aan tegen het opportunisme en het militarisme. In 1916 werd hij wegens antimilitaristische propaganda tot dwangarbeid veroordeeld. Een van de oprichters van de Communistische Partij van Duitsland. Red.
[21] Adler, Friedrich (1879-1960) – een Oostenrijks sociaaldemocraat, die op 21 oktober 1916 de Oostenrijkse minister-president graaf Stürgkh neerschoot. Red.
[22] Raspoetin (Nowych), G.E. (1872-1916) – een avonturier, die grote invloed uitoefende aan het hof van Nicolaas II. Van boerenafkomst won hij als ‘wonderdoener’ het vertrouwen van de keizerlijke familie. In de Raspoetin-cultus kwam het obscurantisme en de morele degeneratie van de heersende kringen in het tsaristische Rusland duidelijk tot uitdrukking. Red.
[23] Het Manifest van Bazel van 1912 was een manifest over de oorlog, aangenomen door het Buitengewone Internationale Socialistische Congres, dat 24-25 november 1912 in Bazel plaatsvond. Red.
[24] Bebel, August (1840-1918) – een van de belangrijkste figuren in de Duitse sociaaldemocratie en de internationale arbeidersbeweging. Red.
[25] Debs, Eugene Victor (1855-1926) – een vooraanstaande figuur in de Amerikaanse arbeidersbeweging. Gedurende de Eerste Wereldoorlog stond hij op een internationalistisch standpunt, veroordeelde het verraad van de sociaalchauvinisten en voerde propaganda tegen de deelname van de Ver. Staten aan de oorlog. Red.
[26] Hiermee worden de bolsjewistische afgevaardigden in de IVe Doema bedoeld, die door de zes voornaamste industriële centra van Rusland verkozen waren. Naast hun parlementaire werkzaamheden deden de afgevaardigden veel revolutionair werk buiten de Doema. In november 1914 werden alle zes afgevaardigden gearresteerd wegens tegen de imperialistische oorlog gerichte revolutionaire propaganda en door de tsaristische regering tot levenslange verbanning naar Siberië veroordeeld. Red.

De lezing Oorlog en Revolutie werd door V.I. Lenin in Petrograd gegeven. Het toegangsgeld voor deze lezing was bestemd voor het in 1914 gestichte ‘ijzeren fonds’ van het dagblad Pravda ter ondersteuning van de illegale bolsjewistische pers. Red.


Zoek knop