Rudi Dutschke

Rudi Dutschke: de SDS en de kritische universiteit

Interview door Guido Totté [1]


Geschreven: december 1967
Bron: La Gauche, nr 17, 27 april 1968
Vertaling: Valeer Vantyghem
Oorspronkelijke titel: Rudi Dutschke, le SDS et l’université critique
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, augustus 2008

Laatste bewerking: 14 augustus 2008


Na de aanslag waarvan hij het slachtoffer werd, heeft vandaag iedereen de naam en het gezicht van Rudi Dutschke leren kennen. Met deze jonge Berlijner voelen alle voorhoede studenten in Europa en de Verenigde Staten zich nauw verwant.
De ideeën van Rudi Dutschke, de doelstellingen van de SDS (Socialistiche Deutsche Studenten) waarvan hij in Berlijn de woordvoerder is, het programma van de kritische universiteit dat als leidraad dient voor deze organisatie werden nergens gepubliceerd en zijn enkel gekend onder hun platte en vage vorm zoals die werd verspreid door de rechtse pers die Rudi Dutschke in een kwaad daglicht heeft gesteld, Rudi Mao.
De organisatie waarvan Rudi Dutschke de woordvoerder is, is het resultaat van de politieke geschiedenis van Duitsland, men zou zelfs kunnen stellen van Europa, die wordt gebundeld in de uitzonderlijke situatie waarin Berlijn zich bevindt, een buffer tussen de socialistische en de kapitalistische landen.
De kritische universiteit is de vertolking van de revolte van de Berlijnse studenten, als voorhoede van de studenten in Europa. Op de organisatie zelf komen we straks terug, we moeten eerst zien welke de politieke betekenis is van de SDS en de manier waarop Rudi Dutschke die ziet.
Berlijn is een voorpost van het anticommunisme. En dus moest hier wel de meest radicale contestatie van het Europese kapitalisme vaste voet aan de grond krijgen onder de gedaante van de kritische universiteit.
Daarover hebben we Rudi Dutschke enkele vragen gesteld.

- Welke is de politieke toestand te Berlijn?

We moeten uitgaan van de economische situatie van Berlijn. In het verleden had het Duitse Reich van Berlijn haar sterkste economische bolwerk gemaakt dat heel aanzienlijk was en zeer goed georganiseerd. Na de Tweede Wereldoorlog werd het Berlijnse eiland, geïsoleerd als het was, op economisch vlak helemaal afhankelijk van de Federale Republiek. De subsidies, vooral van Amerikaanse origine, hebben enkel die industriële sectoren van geld voorzien waar de productiviteit eerder beperkt was.

Er werden dus te Berlijn geen industriële activiteiten ontplooid die op expansie waren gericht. In Berlijn bestaat er enkel lichte industrie, weinig elektromechanische bedrijven, bijna geen scheikunde, vooral textielfabrieken, en weinig metaalbedrijven.

Dus, industriële sectoren die over voldoende kapitaal beschikken maar er nog veel meer nodig hebben willen ze een volgende stap zetten in de technische vooruitgang en zelf niet voor voldoende kapitaal kunnen zorgen.

Tussen 1950 en 1963 — 1964 konden er nog voldoende subsidies verstrekt worden daar er in de Federale Republiek een grote economische voorspoed heerste. Doch ze maakten enkel mogelijk dat de productie zijn gewone gang kon gaan, de basis ervan echter kon niet worden vernieuwd.

Een herstructurering, de arbeidskrachten die kwalitatief moesten omgeschoold worden, vereisten subsidies aan het onderwijs en voor wetenschappelijk onderzoek die niet onmiddellijk rendabel waren. Zelfs in de tijd van economische voorspoed zagen de scholen, de universiteiten zich de miljoenen geweigerd die ze nodig hadden.

Vandaag, nu het zogenaamde ‘economische mirakel’ voorbij is, volstaan de subsidies aan de economie niet langer om aan de bedrijven voldoende hoge winsten te garanderen. Er dient geput uit de schatkist van de BRD om de honger naar winst van de kapitalisten te verzadigen. West-Berlijn wordt dus almaar meer afhankelijk van de BRD en haar economie is veroordeeld tot een relatieve stagnatie, zonder dat er hoop is op heropleving. Op deze vaststelling hebben wij onze politiek gebaseerd.

We moeten het verder ook nog hebben over het anticommunisme waarvan Berlijn een geprivilegieerde getuige en bewijs is.

Een eerste soort anticommunisme, de spreekbuis van de heerschappij van het kapitalisme, was er al in het begin, toen de socialistische revolutie haar opwachting maakte, in Duitsland meer bepaald vanaf 1917. Tijdens de jaren 20 en 30 heeft dit doorgedreven anticommunisme er dan een nieuwe voedingsbodem bij gekregen in de vorm van het stalinisme, toen de leninistische principes uit het partijleven verdwenen waren evenals het vermogen om met de massa’s een dialoog te voeren, via de vakbonden en de andere volksorganisaties. Toen de stalinistische bureaucratie een einde had gemaakt aan de democratie binnen de partij.

Het anticommunisme heeft toen haar tastbare rechtvaardiging gevonden in het verwijzen naar de ‘Processen van Moskou’ en naar allerhande soorten onderdrukking. Iets wat wij weigeren te rechtvaardigen door de moeilijkheden die de USSR toen kende bij de kapitaalvorming nodig voor de industrialisatie. Het ware mogelijk geweest de USSR te industrialiseren zonder terug te grijpen naar het bureaucratische despotisme, door een soort permanente revolutie tussen hen die de leiding hadden en de bevolking, waardoor een nieuwe mens kon worden geboren.

- Welke is nu de politieke en sociale toestand te West-Berlijn?

Velen in Duitsland verklaren het anticommunisme door de politieke en sociale situatie.

In 1945, toen er tussen de grootmachten een akkoord werd gesloten over de verdeling van de invloedssferen was de stalinistische bureaucratie bereikt haar invloed te beperken tot de zone van Oost-Berlijn.

Toen dook het doorgedreven anticommunisme terug op. De sociaaldemocratie was niet bij machte gebleken — zoals een echte socialistische partij had moeten doen — om een kritiek te formuleren op de stalinistische politiek. Ze ging dus over tot het doorgedreven anticommunisme. Toen is er een echte polarisatie opgetreden, de sociaaldemocratie heeft de andere partijen vervoegd in het kamp van het anticommunisme. Zo werd de ideologie van de omsingeling geboren. West-Berlijn was bedreigd door de communisten!

Zoals we eerder hebben vermeld bestond er voorheen al een echte kern van anticommunisme, die werd nu echter gecultiveerd via een gigantische manipulatie en manifesteerde zich als een ware neurose binnen de bevolking van Berlijn. Ja, er mag gesproken worden van een ware ziekte onder de Berlijners, die niet in staat waren om de economische en sociale grondslag van de geschiedenis te vatten en niet konden begrijpen waarom communisme en stalinistische bureaucratie hetzelfde waren.

Vandaar het probleem dat we heden hebben om dit anticommunisme in de kiem te smoren, om deze neurose weg te werken door diverse soorten acties en uitleg, door te discuteren met de politieke partijen, opdat er niet langer zou gezegd worden: ‘Als ge hier niet tevreden bent, vertrek dan naar het Oosten. ’

Want dit is het antwoord dat de meeste Berlijners automatisch geven, weze het nu rijke burgers of arbeiders. De overgrote meerderheid van de loontrekkers, binnen de sociale structuren hen eigen, zegt vandaag nog: neen aan het socialisme, maar het is reeds een tegenstrijdig neen, want binnen de grote massa loontrekkers bestaan er geledingen, groepen die deze anticommunistische neurose aan het overwinnen zijn. Deze voorhoede groepen zouden kunnen open staan voor een oppositie buiten de universiteit, zouden zich met de studenten kunnen verenigen. Onze uitleg is erop gericht om het anticommunisme voor lange tijd te verbannen. We moeten hierbij een heldere, doorgedreven, socialistische en revolutionaire kritiek geven op de DDR en van de West-Berlijnse Communistische Partij (SED) zonder dat we in de val lopen van het anticommunisme.

Want er bestaat het gevaar dat als we kritiek geven op het stalinisme we in de kaart zullen spelen van rechts. We moeten derhalve het stalinisme grondig bestuderen, haar sociale en economische basis. Enkel door die wetenschappelijke studie kunnen we ons standpunt historisch funderen.

- De SDS is een politieke studentenorganisatie die van buitenaf lijkt op een aantrekkingspool. Wat is de SDS?

Ik denk dat de SDS een historische bastaard is. Het fascisme en het stalinisme hebben in Duitsland de socialistische partijen vernietigd, de militanten van de Communistische Partij (KPD), de militanten die buiten de KPD stonden, de kaders van de linkerzijde. Als gevolg hiervan kregen we een uitzonderlijke historische situatie.

De socialisten die niet langer konden rekenen op om het even welk soort organisatie dan ook bleven beperkt tot kleine oases binnen de samenleving, en de oase waarop de Staat het minste vast had was de universiteit. Aldus werd de SDS in Duitsland de enige socialistische organisatie en vertegenwoordigden wij een overgangsperiode waarbinnen de studenten, in zekere zin, de woordvoerders zijn van de loontrekkende massa.

De loontrekkers hebben hun taak en hun mogelijkheden nog niet onderkend en de huidige sociale en economische tegenstellingen die almaar groter worden, deze tegenstellingen hebben nog geen subjectieve gedaante aangenomen onder de vorm van een partij. Daarbij heeft de SDS de opdracht en de mogelijkheid om — samen met hen die, buiten de universiteit het niet langer eens zijn met deze samenleving — strijd te voeren tegen deze samenleving.

Binnen de SDS worden er discussies gevoerd of een partij wel nodig is: allen zijn we het er wel over eens dat er een organisatie nodig is. Of deze organisatie de vorm moet aannemen van een leninistische partij die sommige principes uit het verleden zal overnemen van de revolutionaire arbeidersbeweging, dat is een vraag die open blijft.

Velen onder ons zijn geneigd om deze vraag niet langer te beantwoorden door de keuze te maken voor een partij. Hierbij baseren ze zich op de ervaringen van de revolutionaire arbeidersbeweging en konden ze vaststellen dat de partij mogelijks in zich het gevaar draagt van een ‘georganiseerde corpus’, of, laten we het nader omschrijven, van vergoede functionarissen. De tendens tot despotisme, bureaucratie, glippen aldus de organisatie binnen en de scheiding tussen leiders en volgelingen duikt weer op evenals de vervreemding die er het gevolg van is.

Bij ons is in feite alles gericht tegen deze tendens, wat betekent dat we geenszins afkerig staan van een organisatie, doch we geven geen enkel organisatorisch antwoord.

We aarzelen nog tussen twee concepten: de traditionele partijvorm en een andere die we tot nu toe hebben omschreven als de ‘tegenmaatschappij’. Dit is nog zeer vaag en weinig helder. We hebben onze toevlucht gezocht tot de zelforganisatie. Ook waren de studenten aangetrokken door de vraag of de wetenschappen niet anders konden aangewend worden. Zo werd de kritische universiteit geboren als formule voor een specifiek probleem, voor een specifieke behoefte.

Wanneer de zaken een politieke wending aannemen — zoals na 1 juni — (betoging tegen het bezoek van de sjah van Iran te Berlijn), dan worden er op de universiteit autonome comités gevormd . Deze comités worden gevormd door georganiseerde en niet georganiseerde studenten. De politieke betekenis hiervan was dat we de politisering naar buiten wilden brengen, binnen de stad. Dit alles is nog tweeslachtig, de vorm van organisatie weinig omschreven, maar tot heden anti partij.

De vraag van de ‘tegenmaatschappij’ met een eigen economische en sociale basis ligt ter discussie en hoe het in de praktijk te brengen.

- Heeft de SDS een programma? Gaat het om een algemeen globaal programma of wordt het accent gelegd op enkele centrale thema’s?

Er bestaat geen programma vergelijkbaar met dat van de bolsjewieken bijvoorbeeld. Doch we hebben programmapunten. Zo hebben we een programma tegen de ‘noodtoestand’ (wet op de ordehandhaving, antistakingswetten), een programma tegen de manipulatie vanwege de pers (Onteigen Springer). Dit zijn twee essentiële punten binnen de huidige activiteiten van de SDS.

Hier moeten we een derde punt aan toevoegen dat van groot belang is binnen dit programma: het systematisch organiseren van de desertie binnen het Amerikaanse leger. Dit is een antikapitalistisch strijdpunt.

Zodoende kunnen we moeilijk zeggen dat we geen programma hebben. We moeten spreken van een beweging die reeds in zich sommige elementen bevat van een programma, een programma voor de toekomst.

_______________
[1] Uitzonderlijk nemen we dit interview op