Louis de Visser

Rede uitgesproken in de Tweede Kamer


Geschreven: 9 november 1933
Bron: Brochure Colijn Verdwijn! Agentschap Amstel, Amsterdam, 1933
Transcriptie: Paul Benschop
Deze versie: spelling
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive

Laatste bewerking: 05 mei 2009


Verwant:
Henk Sneevliet
Roestam Effendi

Meneer de Voorzitter! Naar aanleiding van de onjuiste opmerkingen die gemaakt zijn door de heer de Geer met betrekking tot de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken en de door hem gegeven voorstelling, alsof de grote leider van het Russische proletariaat, mijn partijgenoot Stalin, de knoet van de tsaar zou hebben overgenomen, ben ik genoodzaakt een korte karakteristiek van de verhoudingen daar te geven.

Terwijl op dit ogenblik in de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken het volk tijdens de zestiende verjaardag van de proletarische revolutie de zegenrijke gevolgen daarvan met grootse feesten viert — gevolgen die hun uitdrukking vinden in de planmatige productie in industrie en landbouw, waardoor welvaart en zekerheid van bestaan voor de werkende massa’s stijgen en cultuur en kunst een nooit gekende vlucht nemen — gaat op datzelfde moment de kapitalistische wereld in chaos van maatschappelijke ontbinding ten gronde, hebben de kapitalistische klassenstaten aan de tot nu toe geldende vormen van staatsbestuur niet meer genoeg, grijpt de bourgeoisie naar de brutaalste middelen van geweld in de hoop daarmee het proces van maatschappelijke ontbinding te kunnen stuiten, declasseren zogenaamde democratische burgerlijke staten zich in de richting van het fascisme of vormen — daar waar de ontbinding het verst is — de openlijke fascistische dictatuur.

Reeds in de Troonrede werd gesproken van de grondige verwarring over de gehele wereld, waarbij echter werd verzuimd de juiste opmerking te maken, dat hiermee werd bedoeld de kapitalistische wereld.

In de regeringsverklaring van 31 mei sprak de Minister-president ook voor ons land en voor Indonesië van volkomen ontwrichting; de regering had toen nog haar hoop en illusies omtrent de samenwerking van de onderscheidene kapitalistische staten en de economische conferentie te Londen. Maar als aan alle irreële illusies werd ook die hoop de bodem ingeslagen en elke poging om het ondergaande kapitalisme te redden, zal op nieuwe teleurstelling uitlopen, wijl het kapitalisme niet meer te redden is.

Reeds vóór het losbreken van de crisis wezen wij de oorzaken van het economische ontbindingsproces aan en eisten die maatregelen, waardoor althans de ergste gevolgen van de kwaadaardige Verelendung van de werkende massa — arbeiders, kleine boeren en de wegterende middenstand hier en in Indonesië — hadden kunnen worden opgevangen.

De regering, gesteund door alle partijen, ook die van de sociaaldemocratie, wees deze eisen af. Men wilde geen heffing ineens op het kapitaal, op de reserves van de naamloze vennootschappen en grote banken, de schrapping van uitgaven voor bewapening, de extra belasting op de hoge inkomens, beperking van de te hoge salarissen tot een maximum van f6000 per jaar, heffing op de kapitalen in de dode hand, terugroeping van de koloniale troepen, afschaffing van de tot corruptie geworden cumulatie van traktementen en pensioenen, de opheffing van de subsidies aan burgerwachten, schrapping van bijdragen aan de vrijwillige landstorm, schrapping van de f350.000 per jaar voor de Volkenbond en de f40.000 voor de geheime uitgaven van Buitenlandse Zaken.

Ook de reeks van overige eisen, door ons ten nadele van de bourgeoisie gesteld, werd eenparig — dus ook door de sociaaldemocratie — afgestemd en vaak zelfs niet ondersteund.

De heersende klasse wenste de nadelen van de crisis af te wentelen op de schouders van de niet-bezittende massa’s. Men haalde het waar weinig of niets was en men bracht het waar het wel was. Deze politiek zet dit zogenaamde nationale kabinet, ondanks het feit dat er twee vrijzinnig-democratische ministers inzitten, in versneld tempo voort.

Over het karakter en de parlementaire positie van dit kabinet wil ik liever met de Kamer niet debatteren. Dat belet mij echter niet er toch een karakteristiek van te geven, die ik samenvat in de volgende woorden. Het kabinet-Colijn-Oud is reactionair kapitalistisch van karakter en koerst bewust in de richting van het geweldsregime van het fascisme achter het masker van schijndemocratie.

Het ziet in de christelijke volksaspiraties een bron van kracht, naar het zegt en het waarborgt vrijheid van godsdienstige overtuiging en belijdenis. Maar andere overtuigingen, onverschillig of die gedragen worden door gelovigen of ongelovigen, die ingaan tegen de kapitalistische belangen, worden met het zwaard van broodroof en geweld onderdrukt.

Ik wijs op het verbod van organisatie voor ambtenaren, ik wijs nb zelfs op het verbod van kritiek op een regering die het durft wagen de ambtenaren nieuwe loonsverlagingen op te leggen.

Ik wijs op het verbod van actie en demonstratie voor diezelfde ambtenaren, de dreiging met verscherpte bepalingen tegen pers- en spreekvrijheid, de dreiging met verscherpte justitiële straffen, de dreiging met inperking van het vergader- en demonstratierecht, de dreiging om met gewelddadige maatregelen alle openbare actie te onderdrukken, ik wijs op de inperking van parlementaire rechten voor revolutionaire vertegenwoordigers, zo nodig door wijziging ván grond- en kieswet, de inperking van de bestaande volksrechten.

Het Ministerie-Colijn-Oud wil, als ik het zeggen mag, de klok van de historie ongeveer een eeuw terugzetten.

De kapitalistische reactie wordt dan ook door dit Ministerie op haar wenken bediend.

Het gehele program van de reactie, dat men op bladzijde tien van het Voorlopig Verslag kan vinden, wordt met huid en haar geslikt. Ten eerste het sluitend maken van de begroting. Hoe zal dat gaan? Ten koste van de niet-bezittende bevolking. Ten tweede: het leiding geven in streng kapitalistische zin aan het economisch leven, mede door loonroof op de arbeiders in particuliere dienst en het staatsapparaat met behulp van de gelijkgeschakelde sociaaldemocratie en vakverenigingleiders te gebruiken om stakingen te breken. Ten derde: het werklozenprobleem. Ten nadele van de honderdduizenden werklozen plant men drie miljoen korting voor het afknippen van de zogenaamde franje, gevolgd door de circulaire De Wilde. Formeel houdt deze de ontrechting van de gemeenten in en betekent verder de nieuwe organisatie van de verhongering van de werklozen. Door een nieuwe besparing heeft hij reeds 29 miljoen van de steunuitkeringen binnengehaald.

De Voorzitter: Ik verzoek de geachte afgevaardigde zich te matigen in zijn uitdrukkingen.

Louis de Visser: Ten vierde de handhaving van het gezag door wettelijke maatregelen als ik reeds noemde, maar ook door verscherpte geweldmaatregelen bij staking, demonstraties en acties van de arbeiders en arme boeren, zowel hier als in Indonesië. Om dat te bereiken moet alles wijken, daarvoor breekt men zo nodig gegroeide rechten, daarvoor gaat men als het moet een eeuw terug. Van het openlijke fascisme, vervat in de leuze ‘voor de corporatieve staat’ wil het kabinet nog niet weten, maar wel van die van de zogenaamde corporatieve maatschappij. Men wil daarheen door de poort van de bedrijfsraden in uitschakeling van de klassenstrijd, waarbij men hoopt te kunnen rekenen op de hulp van de gelijkgeschakelde sociaaldemocratie en men kan daarop rekenen; men zie slechts naar de vrucht van het werk van de heer Duys, het reorganisatierapport van zijn partij, die thans verworden is tot Hare Majesteit’s loyale oppositie, die er — volgens de heer Albarda — naar hunkert dat het ten onrechte doorgescheurde tafellaken tussen haar en de regering weer aan elkaar zal worden geweven. Dat blijkt ook uit de rede van de heer Albarda, waarbij hij zich zelf met de regering en de burgerlijke partijen gelijkschakelde in de actie zogenaamd tegen het fascisme, maar in feite tegen het communisme. Wat hij zei over de gemeenschap, die wij zouden hebben met het fascisme. Ik moet zeggen, die opmerking raakte kant noch wal. Per interruptie reeds wees ik er op dat de Sovjet-Unie de meest waarachtige democratische staat van de wereld is. Proletarische dictatuur betekent niet de heerschappij van een dictator, maar van de werkende massa’s, zowel in de industrie als op het platteland.

Interruptie Henk Sneevliet (RSAP): De raden van de massa, niet de dictatuur van een enkeling!

Louis de Visser: Meneer de Voorzitter! De heer Duys verwijst mij naar de interruptie van de heer Sneevliet. Ook de heer Sneevliet behoort reeds bij Hare Majesteit’s loyale oppositie.

Sneevliet: Vandaar dat ik in de bajes terechtkwam.

Louis de Visser: Ook hij is op weg zich gelijk te schakelen. De opmerking over de bajes heeft er weinig mee te maken, want hij heeft staan soebatten om er vooral niet in terecht te komen.

Duys: Staat u dan soms te soebatten om er wel in te komen?

Louis de Visser: Ik soebat in het geheel niet, bewijs dat wat ik doe in overeenstemming is met mijn principes, zonder dat ze de kans hebben mij in de bajes te douwen.

Proletarische dictatuur betekent niet de heerschappij van een dictator, maar van de werkende massa. Nooit was er een staatkundig stelsel waarbij de massa van de werkers, de grote meerderheid van het volk, zo bij het staatsbestuur is betrokken als onder het regime van de Sovjets. Slechts dit is de waarheid en elke bewering daartegen is niet minder dan ordinaire demagogie.

De vergelijking met ons en het fascisme gaat dan ook aan elke kant mank.

Zo was het ook met de filippica van de heer Albarda tegen de loonsverlaging, waarbij hij echter niet naliet de regering nog eens extra duidelijk te maken dat hij principieel absoluut niet van loonsverlaging afkerig is. Niet minder erg maakte hij het, toen hij fulmineerde tegen de inflatie, maar tegelijkertijd de weg er naar toe aanwees door devaluatie in overweging te nemen.

Waarom trok deze geachte afgevaardigde zijn interpellatie met betrekking tot de ambtenaren in? Geen enkel voorstel heeft hij gedaan om de ontrechting van deze mensen verder te voorkomen of ongedaan te maken.

Is voor het bereiken van het semi-fascisme grondwetswijziging nodig? Het kabinet zal er te zijner tijd voorstellen toe doen, door wijziging van de kieswet, zogenaamd tegen partijversnippering, in wezen tegen de strijdende arbeiders en boeren gericht. Het kabinet is er toe bereid.

Ook op ander terrein buigt het kabinet voor de reactie. De extremistische stromingen hebben de volle aandacht van de regering, heet het. Tegen misbruik, dat wil zeggen tegen gebruik van de vrijheid tot actie en kritiek, zal — voor zover het proletariaat en de arme boeren betreft — zowel hier als in Indonesië krachtig worden opgetreden. Dat tegen het fascisme niet krachtig wordt opgetreden, ontkent het kabinet, ondanks de gebeurtenissen te Arnhem, Nijmegen, hier ter plaatse en ook in Limburg.

De gebeurtenissen op De Zeven Provinciën worden door de regering met reactionaire bedoelingen uitgebuit. Dat de regering hiertoe aanleiding gaf wordt ontkend, terwijl de slachtoffers — blank en bruin — met bloedig geweld werden onderdrukt en met honderden jaren gevangenisopsluiting worden gestraft. Hierover zal mijn partijgenoot Roestam Effendi nog nader spreken. Mijn taak is het aan te tonen dat de regering hierin gelegenheid zocht tot het ontketenen van de felste reactie, door ook de ambtenaren hier te lande hun recht tot coalitie ten dele te ontroven. Zij doet dat onder de schijn van goedmoedigheid, alsof zij die ambtenaren nog een weldaad bewees. Men leze slechts hetgeen de regering daaromtrent in de Memorie van Antwoord schrijft: “zij verlost hen”, heet het dan, “van hun moeilijke gewetensstrijd tussen ambtsplicht en partijbeginsel. Dit was geen machtsuiting, maar een dienst van recht en gerechtigheid”. Die ambtenaren moeten de regering nog dankbaar zijn! Het coalitieverbod zal zij — wordt er gezegd — met onpartijdigheid toepassen op alle revolutionairen en extremisten. Natuurlijk, de NSB-leden, de Mussert-fascisten, zijn volgens Minister Colijn niet revolutionair. Hoe oordeelt die partij over zich zelf?

“Dit alles zal wel ijselijk revolutionair klinken” — zo zegt die partij in de toelichting tot haar program — “in de burgerlijke oren van de tegenwoordige partijen, uitgezonderd de communisten, maar daar zal men wel aan wennen. Ons gehele program is nu eenmaal revolutionair. Dat is ook de reden, waarom wij, nationaal-socialisten, in partijpolitieke zin geen antirevolutionairen zijn, geen liberalen en geen sociaaldemocraten.”

Meneer de Voorzitter! U verstaat mij goed. Ik wil niet zeggen dat dit revolutionarisme iets te maken heeft met het waarachtige revolutionaire standpunt dat wij innemen, en met dit aan te halen wil ik ook niet, zoals andere partijen, de regering aansporen om nog verdere maatregelen tot vrijheidsbeknotting door te voeren. Ik pleit niet voor meerdere beperking van de vrijheid, maar ik protesteer tegen iedere aanval op het recht van coalitie en vrijheid. Waar de regering durft schrijven dat zij onpartijdig alle extremistische elementen uit de staatsdienst zal weren en terzelfder tijd dat de ambtenaren en arbeiders in staatsdienst — wie nota bene in 1903 het gewichtigste wapen dat de loonslaaf heeft als wapen in de strijd, het stakingsrecht, werd ontnomen — het recht van kritiek en demonstratie door deze regering wordt ontzegd, gaat diezelfde regering er toe over de zoveelste loonsverlaging op hen toe te passen, zodat zij sinds 1923 loonkortingen hebben moeten accepteren die variëren tussen de 34,9 % en 42,4 % terwijl dat wordt goedgepraat met een soort goocheltoer, uitgedrukt in het zogenaamde nominale en reële loon en dan noemt de regering dat een redelijke loonsverlaging. Men zou de tegenwoordige Minister Marchant aan deze kant van die tafel moeten hebben horen te keer gaan tegen dergelijke voorstellen, maar over oude plunje spreekt men hier niet en ik moet zeggen, voor de waarachtigheid in de politiek zie ik Marchant en Oud liever in het galakostuum van Minister dan in dat van de schijndemocratie aan deze kant van de tafel. Maar behalve dat de regering het staatsapparaat gebruikt tot een beperking van de lonen van hen die in Rijksdienst zijn, werd het door wijziging van de ambtenarenwet ook geschikt gemaakt om het personeel in dienst van gemeenten en provincies met loonsverlaging te treffen. Het program van de reactie eist immers: steun en leiding geven aan het economisch leven! Dat heeft men thans zo te verstaan dat het geweldapparaat van de staat ook moet worden aangewend om de lonen in het particulier bedrijf naar beneden te drukken. Het gebeuren met de bouwvakarbeiders in het bijzonder tijdens de staking van de moedige stukadoors in Amsterdam spreekt hieromtrent boekdelen. Misbruik makende van de ellende van de crisiswerklozen, dreigende met inhouding van steun als men weigerde te onderkruipen, de arbeidsbeurzen makend tot leveranciers van onderkruipers, de onderscheidene vakbonden gedegradeerd tot ronselaars van onderkruipers, de vakcentrales makend tot een verlengstuk van de burgerlijke staat, zo werd het staatsapparaat niet gebruikt, maar misbruikt om de loonroof ook in de particuliere bedrijven door te zetten.

Wat had de vakbeweging moeten doen toen deze eisen van het ministerie kwamen? Zij had, meneer de voorzitter, het eenheidsfront moeten smeden tussen de werkenden en de werklozen in een massaal verzet tegen die aanval op het levenspeil van de arbeidersklasse. Als men ziet wat aan salarisverlaging bij het overheidspersoneel en bij de geconcessioneerde bedrijven, alsmede bij de arbeiders in particuliere dienst — mede met steun van de regering, is bereikt — dan loopt dat nu reeds in vele honderden miljoenen per jaar, zonder dat het einde van het roofproces nog is te zien. Het is vooral goed om hier ook de aandacht op die van de noodlijdende middenstand te vestigen, die zal begrijpen dat als de koopkracht van de arbeidersklasse zo wordt verlaagd ook de ondergaande middenstand daar zeer ernstig onder moet lijden. Maar men vleit zich niet met de waan dat hiermee het kapitalisme en de regering reeds verzadigd zijn. De Memorie van Antwoord herinnert er aan dat het beruchte Welterrapport reeds ongeveer is afgewerkt, maar de minister van financiën — ook al is hij vrijzinnig democraat — heeft nog andere bronnen die kunnen worden aangeboord. In overleg met zijn ambtgenoten hakt het mes der bezuiniging steeds dieper. Hij zal die ruim 190 miljoen te kort in de begroting wel in snel tempo wegwerken. Zijn partijgenoot Marchant lapte hem alvast aan 20,5 miljoen aan besparing op onderwijs. De 25 miljoen besparing op de crisisuitgaven heeft minister De Wilde alleen reeds overschreden met 4 miljoen door de bekende circulaire, waarvan ik zo-even sprak, terwijl Zijne Excellentie Slotemaker de Bruïne er zijn plusminus 3 miljoen van de zogenaamde ‘franje’ reeds bij deed. Op de andere diensten die onder hem zijn zal hij ook nog voldoende weten te bezuinigen. Waterstaat zal, behalve de besparing op de spoorweguitgaven van 20 miljoen die in hoofdzaak op de arbeiders zal worden verhaald, nog 3.5 miljoen bezuinigen door temporisering van wegen- en bruggenbouw, enzovoort. Men spreekt van werkverruiming, maar men begint met 3.5 miljoen te bezuinigen door inperking van de werkmogelijkheid. De uitkeringen aan de gemeenten zullen met f8.400.000 ten nadele de arbeiders worden gekort. De salarissen van het rijkspersoneel zullen nu met f15.750.000 worden ingekort, terwijl voor 1935 een nieuwe regeling in het vooruitzicht is gesteld die weer een verlaging zal inhouden. Samen met de hogere heffing — onder andere ook op tabak — tot een gezamenlijk bedrag van 9 miljoen, komt men tot een totale heffing van f102.150.000. Maar nog is men er niet. De Minister kondigt reeds aan dat hij nog andere middelen in petto heeft. De omzetbelasting van 85 miljoen, die zeker 100 miljoen zal opbrengen, heeft hij reeds er door gedrukt. De tijdelijke heffingen van tezamen f76.398.000 zullen worden verlengd.

De indirecte belastingen op de verbruiksartikelen brengen volgens de raming van de verzamelstaat 207 miljoen op. Toch verklaart Zijne Excellentie plechtig dat de lasten van de begroting zoveel mogelijk over alle groepen van de bevolking zullen worden verdeeld — je moet vrijzinnig democraat zijn om het zo te zeggen — terwijl de bezuinigingen, de omzetbelasting, de verlenging van de tijdelijke heffingen en indirecte belastingen — die onevenredig zwaar op de grote massa drukken — f470.558.000 opbrengen, waarnaast de directe belastingen slechts f71.675.000 — waarvan uit de vermogensbelasting het belachelijke bedrag van f11.300.000 — zullen opbrengen, terwijl men mededeelt: van de bezitters is niet meer te halen.

Hierbij moet ik nog een enkel woord zeggen aan het adres van de heer van Houten die nota bene fulmineerde tegen de onredelijkheid van de indirecte belastingen, maar intussen aandrong op verhoging van de heffing van de omzetbelasting van 4 % tot 5 %.

Het grote gezin, dat zo onder de pers van de indirecte belastingen gebukt gaat, zal men enig soulaas geven door verlichting zo mogelijk van de directe belastingen, terwijl ieder weten kan, dat zij die een groot gezin hebben en in de diepste armoede verkeren in de directe belastingen zo weinig bijdragen, dat verlichting daarvan weinig of niets te betekenen heeft. Zelfs bij het in uitzicht gestelde wetje tegen de executies wordt nu reeds aangekondigd dat men in ieder geval met de bezitterbelangen rekening zal houden.

Rekent men daarnaast de niet te berekenen lasten die de massa door de contingenteringsmaatregelen wordt opgelegd — benevens de maatregelen voor de steun aan de landbouw, welke gelden in hoofdzaak de rijke agrariërs en fabrikanten in hun zak steken en die in de honderden miljoenen lopen, welke de consumenten moeten opbrengen — dan ziet men wat er waar is van de bewering dat de lasten gelijkelijk over alle volksgroepen zullen worden verdeeld. Geen verdeling naar draagkracht, maar een ongehoorde bevoorrechting van de bezittende klasse is het werk ook van deze regering en uit dat gezichtspunt laat het zich verstaan dat men de kritiek en actie niet alleen buiten het parlement, maar ook in het parlement wil smoren. Men lastert gaarne over schending van de eed, zonder enig wezenlijk of feitelijk bewijs; men lastert evenzeer over afgevaardigden van een vreemde mogendheid, die de bevelen uit Moskou zouden uitvoeren. Men verwart met opzet de Communistische Internationale met de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken, maar men moet weten — en anders moet men er over zwijgen — dat de Communistische Partij Holland in het vaststellen van de internationale richtlijnen even zoveel te zeggen heeft als elke andere partij van de Communistische Internationale en dat die partij op de grondslag van haar beginselen de politiek en tactiek voor Holland zelf vaststelt. De hetze tegen ons binnen en buiten het parlement door de bourgeoisie, het fascisme en het sociaalfascisme culmineren in één punt, de angst voor de onweerstaanbare kracht en groei van de communistische beweging. Wij zullen vechten, hier bijvoorbeeld voor de handhaving en benutting van alle legale mogelijkheden; wij willen strijden voor het open front in en buiten het parlement, maar men mene niet dat met het drukken van ons in de illegaliteit de communistische partij is te vernietigen! Zie slechts naar de dappere Communistische Partij Duitsland, die ondanks alle terreur vecht voor de zaak van de bevrijding van het proletariaat. Zie slechts naar de door de herleefde justitiële terreur tot wereldheld geworden Dimitrov...

De Voorzitter: Ik verzoek de geachte afgevaardigden zich op andere wijze uit te drukken, wanneer hij over het buitenland spreekt.

Louis de Visser: Zie slechts, meneer de voorzitter, naar de enige proletarische staat in de wereld, de USSR, die tegen terreur en verdrukking in is geworden wat zij is, de organisatie van het nieuwe leven tot bevrijding van de massa. Het is te begrijpen dat in dit tijdperk van snel kapitalistisch verval, nu alle middelen om het ondergaand kapitalisme te redden falen. Nu de Volkenbond zijn definitief bankroet tegemoet gaat, nu men in kapitalistische wanhoop van redeloosheid tot radeloosheid komt, men nu van boven af een soort burgeroorlog in eigen land poogt te provoceren door toepassing van geweldmaatregelen, terwijl de wereldoorlog met de dag nader komt. Het is ook te verstaan dat de regering van het zogenaamde grote Nederland als koloniale macht zijn wingewest Indonesië zo lang mogelijk wil vasthouden. Een, voor de winst, twee, als gevechtsterrein in de oorlog van de Pacific, die zal gepaard gaan met een oorlog tegen de USSR, welke dagelijks meer en meer dreigt. Maar ik herinner aan het grootse woord dat mijn partijgenoot Molotov dezer dagen sprak, dat de Sovjet-Unie de vrede wil, maar als men haar wil onderdrukken de vijand zeker zal worden vernietigd, dat wil zeggen, de klassenstrijd in wereldformaat is komende. Kapitalisme en communisme staan tegenover elkaar, de eindafrekening nadert. Arbeiders en ambtenaren, de kleine boeren, de ondergaande middenstand, zij zullen het moeten verstaan, allen, die gebukt gaan onder de geselslagen van het kapitalisme — hier en in Indonesië — dat slechts door een massale klasse actie de uitweg uit de crisis mogelijk is. In Nederland en in Indonesië onder de leuze: weg met het kapitalisme en de regering Colijn, onder de strijdkreet: Indonesië los van Holland - nu!

Meneer de voorzitter! Ik wens aan het slot van mijn betoog twee voorstellen vervat in moties in te dienen, die ik hierbij op uw bureau deponeer.

Ik dien deze moties in, om de kamer in de gelegenheid te stellen, zich voor de zoveelste maal te compromitteren.

De voorzitter: Ik kan de uitdrukking dat de kamer zich compromitteert niet toelaten.

De Voorzitter: Door de heren De Visser, Wijnkoop en Effendi zijn voorgesteld de navolgende moties van orde:

“De Kamer, van oordeel dat rechten van vereniging, demonstratie en kritiek ook voor ambtenaren onverkort moeten worden gehandhaafd, gaat over tot de orde van de dag.”

Deze motie wordt ondersteund door de heer Sneevliet. Niet voldoende ondersteund, kan zij geen onderwerp van beraadslaging uitmaken.

“De Kamer spreekt haar afkeuring uit over het ingrijpen van de regering tot bevordering van loondruk in particuliere bedrijven; over de maatregelen van de regering ten nadele van de strijdende arbeiders bij stakingen, gaat over tot de orde van de dag.”

Deze motie wordt ondersteund door de heer Sneevliet. Niet voldoende ondersteund kan zij geen onderwerp van beraadslaging uitmaken.


Zoek knop