Alfred Defuisseaux

Volkscatechismus


Geschreven: 1886
Bron: Volkscatechismus naar het Frans van A. Defuisseaux, F. Hage, Gent, 1886
Oorspronkelijke titel: Le Catéchisme du Peuple
Transcriptie: Valeer Vantyghem
Deze versie: zo goed mogelijk de oorspronkelijke spelling behouden
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive

Laatste bewerking: 08 mei 2009


Verwant:
Geschiedenis van de socialistische arbeidersbeweging in België

Hoofdstuk I - Eerste les.
Van den toestands des volks en zijne slavernij.


1. Wie zijt gij?
A. Ik ben een slaaf.

2. Zijt gij dan geen mensch?
A. Ten opzichte van de mensheid ben ik een mensch; maar aangaande samenleving ben ik een slaaf.

3. Wat is een slaaf?
A. Het is een wezen waaraan men maar een enkelen plicht toekent, dien van te werken en te lijden voor de anderen.

4. Heeft een slaaf rechten?
A. Neen.

5. Wat verschil is er onder lichamelijk oogpunt tusschen een slaaf en een vrij man?
A. Er bestaan geen, de slaaf, zowel als een vrij man moeten drinken, eten, slapen, zich kleeden. Hij heeft dezelfde driften, dezelfde noodwendigheden, dezelfde ziekte, dezelfde oorsprong, hetzelfde einde.

6. Wat is een vrij man?
A. Het is hij die leeft onder een wettenstelsel, dat hij zich vrijwillig oplegt.

7. Waaraan herkent men in België een vrij man uit een slaaf?
A. In België is een vrij man rijk, een slaaf arm.

8. Bestaat de slaaf in alle landen?
A. Ja, omdat in alle landen de voortbrenger niet beschikt over het kapitaal, over de grondstoffen en over het gereedschap waarmede hij arbeidt. Daardoor hangt hij met zijn familie af van hen, die zijn brood, dus zijn bestaan en zijne vrijheid in handen hebben.

9. Wat is er dus nodig, om van een slaaf een vrij man te maken?
A. Men moet hem het stemrecht geven, dat is te zeggen, het algemeen kiesrecht invoeren, er hem in volle vrijheid laten van genieten en hem meer en meer ontwikkelen over het gebruik dat hij ervan maken kan en moet.

10. Wat is het algemeen kiesrecht?
A. Het is het recht voor elken mannelijken en meerderjarigen burger, van zijnen vertegenwoordiger te kiezen, en hem de zending op te leggen van wetten te maken voor de werkers.

11. Door wie worden nu de wetten gemaakt in België?
A. Nu worden de wetten gemaakt in België door de rijken, voor de rijken en tegen de armen?

12. Kunt ge uw gedacht anders uitdrukken?
A. Ja, Men mag zeggen dat in België de wetten gemaakt zijn door de nietsdoeners tegen de armen.

13. Waarop rust ons regeringsstelsel?
A. Op geld.

14. Geef voorbeelden?
A. Men kan niet senateur worden zonder ten minste 1.600 franks lasten te betalen aan de Staat.
Men kan niet vertegenwoordiger worden indien men gene feestmalen, rijtuigen en sigaren voor den kiezer kan betalen.
- Men kan niet kiezer zijn of men moet 42 fr 32c. lasten betalen.
- Men moet soldaat worden indien men geen 1.600 fr aan eene plaatsvervanger kan besteden.

15. Tellen eerlijkheid, werk en verstand dan voor niets?
A. Zij tellen voor niets zolang men arm is. Integendeel kan men eerlijkheid, werk en verstand missen wanneer men niet met geld zit.

16. Geef voorbeelden?
A. Ik zou niet kunnen, want ze zijn te talrijk en ik zou niet willen iemand afgunstig maken. Ik zou moeten de opsomming doen van al de oneerlijke financiemannen, van al de opgestoken notarissen, van al de oneerlijke bestuurders, van al de geldzakken, die aan het bewind hebben willen geraken om des te gemakkelijker in troebel water te kunnen visschen.

17. Welke is het middel om dien schuldigen toestand te veranderen?
A. Aan het volk het algemeen kiesrecht toestaan. - Het volk, dat eerlijk is omdat het werkt, zal eerlijke lieden noemen die eerlijke wetten zullen maken.

Hoofdstuk II. - 2e les.
Van de Grondwet.

1. Wat zegt het art. 25 van de Grondwet?
A. Het art. 25 der Grondwet zegt: ‘Dat alle macht voortkomt uit het volk’.

2. Is dat waar?
A. Het is eene leugen.

3. Waarom?
A. Omdat de Natie bestaat uit 5.720.807 inwoners, zeggen wij 6 millioen, en dat op die 6 millioen 117.000 slechts zijn geraadpleegd om de wetten te maken.

4. Hoe komt het dat 6 millioen Belgen bestuurd worden door 117.000?
A. Om kiezer te zijn moeten fr. 42,32 lasten betalen. In België betalen slechts 117.000 burgers die lasten en op die 117.000 nemen er 80.000 deel aan de stemming.

5. Zijn die 80.000 bevoordeelden alleen geleerde lieden?
A. Neen. Ten minste tienduizend kunnen lezen noch schrijven.

6. Waaruit bestaat het overige der kiezers?
A. Er zijn 23.000 huurlingen die aan de eigenaars gehoorzamen; 5.000 bedienden die aan het gouvernement gehoorzamen; 2.000 pastoors die aan de bisschoppen gehoorzamen; 10.000 handelaars die aan hun kalanten gehoorzamen. Op zulke wijze dat, met er 10.000 ongeletterden bij te tellen, die gewoonlijk valsche kiezers zijn, wij vinden dat in België zijn 30.000 kiezers, waaronder 4.117 werkhuisbazen, 5.000 ondernemers en 6.000 advokaten, zaakvoeders, notarissen enz. waaronder 1.300 leraars en onderwijzers.

7. Door hoeveel bevoordeligden is België bestuurd?
A. Door 30.000 bevoordeligden.

8. Wanneer is de Grondwet uitgegeven geworden?
A. Over 55 jaar, 25ste Februari 1831.

9. Is die oude grondwet heden nog goed?
A. Zij is niet meer waard dan een oude hoed van het jaar 31. Indien ik zulk eenen hoed opzette, die in zijnen tijd misschien zeer schoon was, dan zou men denken dat het vastenavond is, zo belachelijk zou ik zijn.

10. Waarom bewaart België dan die vervallen Grondwet?
A. Omdat zij de rekening maakt van de bestuurders. - Indien zij veranderd werd bleef er niet eenen aan het bewind.

11. Wat verstaat gij onder de woorden: een man aan het bewind?
A. Ik versta door een man aan het bewind, degene die het middel gevonden heeft van te leven op de kosten van de Staatskist, hij, de zijnen, zijn bloedverwanten, zijne verbondene, zijn kennissen, en door niets of omtrent niets te doen.

12. Noem enige mannen aan het bewind?
A. Ik zal noemen de Frères die oorsprong hebben gegeven aan de Orban’s, waaruit de Frère-Orban’s zijn voortgekomen: de Malau’s, de Jacob’s, de Barra’s, de Tesch’s, de Primez ...

13. Wat zegt art. 6 der Grondwet?
A. Dat alle Belgen gelijk zijn voor de wet.

14. Is het waar?
A. Het is een schandelijke leugen.

15. Geef voorbeelden?
A. Ze zijn te lang om te melden. Ik stel mij tevreden met te zeggen dat wij elke dag heeren, die van kort of van verre aan het gezag toebehoren, zien millioenen stelen, zonder vervolgd te worden, of, indien zij vervolgd worden, vrijgesproken of vervolgd worden tot nietsbeduidende boeten, terwijl wij arme duivels zien tot dwangarbeid veroordeeld worden om een brood gepakt te hebben, dat hunne kinderen zeer nodig hebben.

16. In zake van lasten zijn de burgers nochtans gelijk?
A. Neen, en ik haal maar een voorbeeld aan, dat van Leopold II die, belast door de gemeente Laeken voor het roerend del van zijn paleis te Laeken, dat besluit door zijnen minister heeft doen verwerpen en niets betaalt.

Hoofdstuk III - 3e les.
Liberaal en katholiek.

1. Wat is een liberaal?
A. Een liberaal is een man die zijn zaken maakt te verzorgen ten nadele van de Staatskist.

2. Wat is een katholiek?
A. Een katholiek is een man die zijn zaken maakt te verzorgen ten nadele van de Staatskist.

3. Wat is een onafhankelijke?
A. Het is een man die, zich niet kunnende doen doorgaan voor liberaal noch katholiek, onder eenen nieuwen naam zijne zaken maakt te verzorgen ten nadele van de Staatskist.

4. Wat zijn ze allen waarlijk?
A. Behouders.

5. Is er nochtans geen godsdienst-kwestie tusschen hen?
A. Allen lachen met den godsdienst als met een ledige noot. - Ik ken liberalen die keersen in de processiën dragen, gelijk ik katholieken ken die nooit misse horen.

6. Waarom heeft men die twee partijen uitgevonden?
A. Opdat zij elkander de verkwistingen van de schatten van den staat kunnen verwijten, zonder dat men de hand op deze plichtigen kunnen leggen.

7. Hoe verdeelen zij het gezag?
A. Gewoonlijk bekleeden zij elk 8 jaar het gezag.

8. Welke is de eerste schreeuw van eenen katholieken minister die aan het bewind geraakt?
A. Zijn eerste schreeuw is: de kas is ledig, de liberalen hebben alles verkwist.

9. Welke is de eerste schreeuw van eenen liberalen minister die aan het bewind geraakt?
A. Zijn eerste schreeuw is: de kas is ledig, de liberalen hebben alles verkwist.

10. Wat doen zij dan?
A. Allen leggen nieuwe belastingen op om de kas te vullen en toe te laten om ze vervolgens te ledigen.

11. Sedert hoe lang duurt dat spel?
A. Sedert 55 jaar.

12. Is het niet bijna gedaan?
A. Het zal eindigen de dag dat wij het algemeen kiesrecht zullen hebben.

13. Wanneer zullen wij het algemeen kiesrecht hebben?
A. Wanneer het volk zal willen.

14. Zal het volk dat welhaast willen?
A. Ja, den 13den Juni, op Sinxendag, zal het volk van alle hoeken des lands, te Brussel komen halen.

15. En indien het gouvernement weigert?
A. Het zal niet durven. Wat kan het gouvernement zonder het volk, vermits het volk tegelijkertijd het leger en het werk is.

4e Les.
Belastingen.

1. Wat is eene belasting?
A. Een belasting is het geld dat de Staat, de provincie en de gemeente slaan op het fortuin en op het werk der Belgische werklieden.

2. Hoe worden de belastingen gesteld?
A. De belastingen door de rijken gestemd, treffen vooral de kleinen en sparen de grooten.

3. Geef mij voorbeelden?
A. De belastingen op de vensters. - Men betaalt tot het 24ste venster; boven het 24ste betaalt men niet meer. Het zou juist moeten het tegenovergestelde zijn; maar vermits het de rijken zijn die meer dan 24 vensters aan hunnen kastelen hebben, zoo hebben zij verkozen de ellendige vensters van de armen te belasten, al kan hij ze niet missen om zijne hut te verlichten en te verluchten.

4. Geef een ander voorbeeld?
A. De vensters die de trappen verlichten zijn ontslagen van lasten. - Het zijn nochtans die welke moeten overlast worden, want de trap geeft een huis te kennen van een zekere welhebbendheid.

5. Geef mij een voorbeeld aangaande de belastingen op de mond behoeften?
A. De champagne die de rijken alleen drinken vermits hij van 4 tot 12 frank de flesch kost, is ontslagen van bijgevoegde lasten, terwijl de jenever, die de volkschampagne is, verplicht is door lasten.
Ik zou ook kunnen de tabak melden. Men belast de pijp des werkmans terwijl men niet gedacht heeft aan de fijne Havana sigaren, die de ministers smoren.

6. Welke zaken zijn met lasten geslagen?
A. Alles is met lasten geslagen, te beginnen met de lucht en de zon die wij betalen omdat zij langs onze vensters binnendringen, tot zelfs het water dat men in de steden verbruikt, vermits men het betaalt. - Er is maar eene zaak die men zich gewacht heeft van te belasten.

7. Welke is die van lasten ontslagen zaak?
A. Het zijn de inkomsten, dit is te zeggen de renten, omdat de rijken alleen er bezitten, dat verstaat zich.

8. Op zulke wijze zijn er lieden die 100.000 franken inkomsten hebben en geen lasten betalen?
A. Natuurlijk.

9. Waartoe gebruikt men al het geld der belastingen?
A. Om menige nietsdoende lieden te betalen.

10. Welke zijn die lieden?
A. Wij hebben vooreerst de leger ambtenaars en aan hun hoofd Leopold II. Deze trekt 3.600.000 frank; met de paleizen die wij hem geven en zijne familie die wij onderhouden, kost hij ons ten minste 5 millioen per jaar. - Het republiekeinsche Frankrijk, een gebuurland geeft aan zijnen voorzitter 600.000 frank en heeft 40 millioen inwoners. Hetgeen maakt, dat alle evenredigheid behouden, den koning zou moeten trekken 75 duizend frank per jaar in plaats van 5 millioen.

11. Van welke nationaliteit is koning Leopold II?
A. Van wege zijne moeder, eene d'Orléans, is hij franschman. - Van wege zijne vader, een Saxe Coburg is hij een duitscher.

12. Welke zijn de andere lieden die wij betalen om niets te doen. Noem ze op in ‘t kort, wij zullen er later op terugkomen.
A. Vooreerst hebben wij het leger dat ons vijftig millioen kost, de kerk die ons twintig millioen kost, de Nationale bank, waar de jaarwedden der kopstukken buitensporig zijn. Eindelijk hebben wij het legioen bureelmannen onder dewelke de afgezanten de onnoodigste zijn, te beginnen met dien van het Vatikaan.

13. Waartoe dient het geld der belastingen?
A. Tot het bouwen van versterkingen te Antwerpen; van een justitiepaleis te Brussel, tot het geven van bruidschatten aan den broeder en aan de dochters van de koning en meer andere zaken, nutteloos voor de 5 millioen Belgen die de provincie bewonen.

14. Wat kan dit schandelijk misbruik doen ophouden?
A. Het algemeen stemrecht, dat eerlijke lieden naar de Kamer zou zenden.

5e Les.
Van de loteling en het leger.

1. Wat heet gij loteling?
A. Het is de tol des bloeds, gelegd bij het volk.

2. Waarin bestaat hij?
A. De Staat doet in elke gemeente door het lot aanwijzen de jongelingen die moeten deel maken van het leger. Die, welke rijk zijn, betalen van 12 tot 16 honderd frank en zijn vrij gemaakt, die, welke arm zijn, worden gedurende 3 jaar in een kazerne opgesloten.

3. Is die maatregel juist?
A. Het is een buitensporig onrecht.

4. Waarom?
A. Omdat in oorlogstijd, de arme zijn bloed moet vergieten ter verdediging van den vaderlandsgrond, waar hij genen duim van bezit, en ter bewaring der instellingen die hem recht weigeren; terwijl de rijke, die grond bezit en van de instellingen gebruik maakt, te huis blijft, van alle gevaren bevrijd.

5. Hoeveel kost het leger en zijn toebehoorten?
A. Vijf millioen ‘s jaars.

6. Waartoe dient het?
A. Tot niets, vermits wij onzijdig zijn en dat eene onzijdigheid geen verdediging vraagt. - België heeft niet meer een leger nodig om oorlog te voeren, dan een onzijdig man een vrouw nodig heeft om kinderen te verwekken.

7. Waarom hebben wij dan een leger?
A. Omdat de koning zulks verlangt.

8. Waarom verlangt de koning een leger te hebben?
A. Voor twee redenen. De eerste omdat hij hoopt dat het leger zijn persoon en zijn inkomsten verdedigen. De tweede omdat de koning een leger nodig heeft om soldaat te spelen, schoone uniformen te dragen, plaatsen toe te staan, en ook om het aan de andere koningen te toonen, wanneer zij hem bezoeken komen, gelijk de kinderen looden soldaten en officierenmutsen vandoen hebben om den lust der kleine makkers, die hun komen bezoeken op te wekken.

9. Is het leger ooit op een slagveld geweest sedert 50 jaar dat het bestaat?
A. Ogelukkiglijk heeft men het op een arbeidersveld gevoerd. Het heeft Gillis te Verviers, en vrouwen en kinderen in de Borinage gedood.

10. Welke schandelijke daad heeft plaats gehad ter gelegenheid van de moord van Gillis?
A. De korporaal Veckmans, die den armen Gillis gedood heeft, is ridder van het Leopoldsorde geworden.

11. Waarom heeft het Belgisch gouvernement een Belg beloond om een broeder gedood te hebben?
A. Omdat het gouvernement, dat zeer wel wist dat het leger op zijn broeders niet wilde schieten, het middel meenden gevonden te hebben met een korporaal te belonen voor op een werkman geschoten te hebben. Het gouvernement hoopte, door het lokaas eener beloning, het leger tegen het volk op te maken.

12. Zal men er toe geraken?
A. Nooit, want het leger is samengesteld uit onze zonen, uit onze broeders, uit onze vrienden, en men zal ze nooit kunnen overhalen tot het dooden hunner vaders, hunner moeders, hunner broeders of hunner zusters.

13. Hoe aan die staat van zaken een einde brengen?
A. Met het algemeen stemrecht uit te roepen, dat naar de Kamer vertegenwoordigers zal zenden, die den algemeenen en verplichtenden dienst zullen instellen of het leger afschaffen, hetgeen nog beter zou zijn.

6e Les.
Van het Dagloon.

1. Is er eene wet op het dagloon in België?
A. Neen. De meester geeft aan zijn werkvolk wat hij wil.

2. Hoe is het werk betaald?
A. Meer men werkt, minder wordt men betaald, minder men werkt, meer men wordt betaald.

3. Geef uitleg door voorbeelden?
A. De eerste ambtenaar des koninkrijks, Leopold II, wint 13.698 frank daags. Hij doet dit door van tijd tot tijd een pennetrek te geven, wandelen gaan en feestmalen geven. Een bediende van den ijzeren weg, bij voorbeeld, die aan het werk is van 6 uur ‘s morgens tot 7 uur ‘s avonds, wint (tegen 1.000 frank per jaar), 2,70 frs per dag.

4. Maar Leopold II heeft misschien een grote verantwoordelijkheid?
A. Geene de minste.

5. En de bediende?
A. Hij heeft eene grote verantwoordelijkheid, een wee hem indien er 10 centiemen in zijne kas te kort schiet. Men zou hem afzetten en in het gevang steken.

6. Geef andere voorbeelden?
A. De gouverneur van de Nationale Bank, die eene onbeduidende verantwoordelijkheid heeft, wint omtrent 100.000 frank per jaar. - De geldrondhaler, die eene waarborg moet stellen, die elk ogenblik verantwoordelijk is en die een zwaar werk afmaakt wint enkel fr. 2,75 per dag.

7. Geef nog een voorbeeld?
A. Dat van alle besturen, te beginnen met het bestuur der ijzerwegen. - Hoe hooger men in rangopvolging klimt, hoe meer wordt men betaald en hoe minder men werkt, hoe meer men werkt hoe minder men wint. - Die welke niets doen, hebben jaarwedden van 15 tot 30 duizend frank, die welke werken hebben van 1.000 tot 3.500 frank.

8. Hoe gaat het in de koolputten?
A. Op dezelfde wijze. - De bestuurder der werken die niets waagt, wint van 15 tot 40 duizend frank per jaar; de werkman, die alle oogenblikken zijn leven waagt wint fr. 1,50 tot 2,20 per dag.

9. Door welk middel kan de werkman dien toestand zegepralend bevechten?
A. Door de vereniging. Alle werklieden moeten zich bij de Werkerspartij aansluiten. De dag dat zij zullen we verenigd zijn, zullen zij de meesters wezen.

10. Hebben zij niet een ander middel om zich van den toestand meester te maken?
A. Ja, door het algemeen stemrecht dat hen de wetgevende macht zal geven. Hunne vertegenwoordigers zullen dan wetten maken die het werk en het dagloon zullen vaststellen.

7e Les.

1. Gij zijt dan een slaaf?
A. Ja, ik ben een slaaf.

2. Door wie zijt gij bestuurd?
A. Door 30.000 bevoordeeligden.

3. Zijn zij eerlijk?
A. Neen, zij drijven handel in alles en leven van ons werk en weigeren ons alles.

4. Wat laten zij u?
A. Niets. De rijken nemen onze dochters om er meisjes van plezier van te maken. Onze zonen om tegen de kanons op te lopen. Ons zelven nemen ze het leven af om er inkomsten van te maken.

5. Wat staat er u te doen?
A. De slavernij afschaffen waarin wij leven.

6. Hoe zult gij daartoe geraken?
A. Met het algemeen stemrecht.

7. Hoe zult gij het bekomen?
A. Met allen, uit alle hoeken van België het te gaan vragen te Brussel.

8. Kan men u beletten van te Brussel te gaan betogen?
A. Neen, ik maak gebruik van mijn recht gelijk de zoogezegde liberalen en katholieken er van gebruik hebben gemaakt in September 1884.

9. Om naar Brussel te gaan is er geld nodig?
A. Ik zal te voet gaan.

10. Zult gij zegepralen?
A. Ja, want mijn herkenningskreet zal zijn: leve het volk! leve het algemeen stemrecht!

11. Laat ons dan gaan?
A. Ja, laat ons gaan! vooruit! en leve het volk! leve het algemeen stemrecht!

12. Voor wanneer de bijeenkomst?
A. Op Sinxendag zullen al de Henegouwse mijnwerkers in Brussel zijn; zij zullen er te voet aankomen en er vinden 25.000 Gentenaars, 20.000 Luikenaars en Vervierstenaars, 20 werklieden van het Center en van Charleroi. Al de werklieden zullen er verenigd zijn, geheel het volk zal er zijn, en het gouvernement zal ons het algemeen stemrecht geven onder het geroep: leve het volk! leve de vrijheid!


Zoek knop